Met haar roman Demon Copperhead, over een jongen uit een trailerpark die verslaafd raakt en in pleeggezinnen wordt geplaatst, vestigt Barbara Kingsolver ook de aandacht op wat in de verpauperde oude mijnstreek de Appalachen gaande is.

Jarenlang probeerde Barbara Kingsolver (1955) te bedenken hoe ze een roman kon schrijven over de opiatenepidemie die haar geboortestreek in een verwoestende greep hield. Ze zag hoe steeds meer kinderen opgroeiden zonder ouders die, als ze niet overleden waren na een overdosis, in de gevangenis of een afkickkliniek zaten.

Het was de geest van Charles Dickens die haar de weg wees. Gezeten aan zijn bureau, in het huis dat model stond voor dat van Betsey Trotwood in David Copperfield, voerde ze een gesprek met de oude meester. ‘Laat die jongen het verhaal vertellen’, raadde hij Kingsolver aan. Zo zag Demon Copperhead het licht; een verbluffende en verslavende roman die niet alleen alle Amerikaanse prijzen won, maar ook velen de ogen opende voor wat er gaande is in de Appalachen, een oude mijnstreek die zich uitstrekt over Kentucky en Virginia. Hier wonen de rednecks, de hillbillies, de deplorables van Hillary Clinton. Trailer trash.

Demon wordt in zo’n trailer geboren. Zijn achttienjarige, verslaafde moeder had de vader van haar kind zes maanden eerder zien verdrinken. Ze noemt haar zoon Damon (‘echt iets voor haar om met zo’n suikerzoete klotenaam van de zanger van een boyband te komen’), maar al snel wordt hij Demon genoemd. Demon Copperhead, vanwege zijn vlammend rode haar dat hij van zijn vader heeft geërfd, evenals zijn groene ogen en donkere huid.

Die naam is niet louter een knipoog naar Dickens, die een voorliefde had voor bijnamen, het is ook een regionale traditie. Bijna alle mannen in de Appalachen worden tot in hun overlijdensberichten aan toe aangeduid met luisterrijke bijnamen als Stompy, Hottail Cox, Rat Hole, Cow Pen of Snotty Nose.

Voordat Demon tien jaar oud is, heeft hij al geleerd dat hij op zichzelf aangewezen

Gemangeld

Hoewel Demon in uitzichtloze armoede opgroeit, met een lieve maar kinderlijke moeder die amper in staat is voor hem te zorgen, redt hij zich doorgaans aardig. Mede dankzij de buren, die ondanks hun eigen sores altijd een bed en een bord voor hem klaarzetten als zijn moeder weer eens uit de bocht is gevlogen. De ellende begint pas echt als stiefvader Stoner zijn motor voor de trailer parkeert. Vanaf dat moment volg je met kramp in je maag wat deze negenjarige jongen overkomt. Niet alleen om wat er thuis gebeurt, maar ook vanwege de manier waarop hij gemangeld wordt door de instanties die verantwoordelijk zijn voor zijn welzijn. Wie dacht dat het bij onze jeugdzorg een puinhoop is, zou eens in Virginia moeten gaan kijken. Pleegkinderen worden ondergebracht bij mensen die uitsluitend geïnteresseerd zijn in de cheque van vijfhonderd dollar die ze maandelijks ontvangen voor hun goede zorgen. Demons eerste pleeggezin bestaat uit een oude boer die jongens in huis neemt om de stallen uit te mesten en tabak te oogsten. Op het volgende adres wordt hij ondergebracht in de garage, waar naast de hyperactieve wasmachine een ondermaats luchtbed voor hem klaarligt. Slapen kon hij toch al niet, want de honger knaagt dag en nacht.

Wat Demon overkomt, is met geen pen te beschrijven, behalve als die pen door Barbara Kingsolver wordt gehanteerd. Ze deed uitvoerig research voor haar roman, die je sociaal-realistisch zou kunnen noemen. Jeugdzorgmedewerkers hebben zo veel kinderen onder hun hoede dat ze bij elke afspraak in het dossier moeten opzoeken hoe deze cliënt ook alweer heet. Bovendien worden ze zo beroerd betaald dat ze vertrekken zodra ze de kans krijgen. Voordat Demon tien jaar oud is, heeft hij al geleerd dat hij van de volwassenen in zijn leven weinig hoeft te verwachten. Hij is op zichzelf aangewezen.

David Copperfield vormde de blauwdruk voor Demon Copperhead, maar dat is geen beletsel voor wie Dickens’ roman niet kent. Voor de liefhebber is het een feest om alle verwijzingen en grapjes te ontdekken die Kingsolver als paaseitjes in haar boek verstopte, maar het heeft ook voordelen om het klassieke verhaal niet te kennen. Het maakt de levensloop van Demon net wat verrassender en spannender.

De farmaceutische industrie koos doelbewust de Appalachen uit om zijn smerige pijnstillers aan de versleten man en vrouw te brengen

Pijnstillers

In dat leven gebeurt genoeg om je aan de pagina’s gelijmd te houden. De intussen 68-jarige Kingsolver weet volmaakt overtuigend een stem te geven aan een jongen die niet alleen stijf staat van de testosteron, maar ook van de drugs. De eerste keer dat Demon high wordt, is hij tien jaar. Hij weet dan nog niet wat een oxy is, maar dat zal niet lang meer duren. ‘Oxycodon, een godsgeschenk voor de werkloze putjesschepper met rug- en nekwervels die knarsen als zakken grind. Voor de kromme vrouw die met haar versleten knieën en de aan haar zorg toevertrouwde kleinkinderen met ADHD dubbele diensten draait bij Dollar General. Voor iedere footballspeler met een gescheurde zus of zo wiens hele toekomst afhangt van zijn terugkeer in het veld. Dit was onze redding. De boom werd geschud en ja, we aten van de appel.’

Die royaal voorgeschreven oxy-appels bleken net zo verslavend als heroïne, met als gevolg dat miljoenen Amerikanen niet meer zonder kunnen. Dat de farmaceutische industrie doelbewust de Appalachen uitkoos om zijn smerige pijnstillers aan de versleten man en vrouw te brengen, is de afgelopen jaren duidelijk geworden. Patrick Radden Keefe spijkerde in 2021 in zijn onthutsende boek Het pijnstillerimperium de familie Sackler aan de schandpaal, die miljarden verdiende met de verkoop van oxycodon maar dankzij een leger aan advocaten tot dusver elke aansprakelijkheid wist te ontlopen. Kingsolver legt in haar roman bij monde van een geëngageerde leraar uit hoe deze streek decennialang is uitgebuit als een soort inheemse kolonie: de kolen die nodig waren voor de industriële revolutie die Amerika welvaart bracht, werden hier gedolven. De mijnbouwbedrijven kochten niet alleen het land op, maar ook de ziekenhuizen, scholen en gerechtsgebouwen. Ze zorgden ervoor dat er geen ander werk te vinden was dan in de mijnen en lieten het onderwijs doelbewust verkommeren. Hoe minder scholing, hoe beter. Toen de mijnen sloten, bleven de bewoners berooid en werkloos achter.

Saamhorigheid

Kingsolvers woede over dit onrecht is tastbaar. Zelf werd ze al jong geconfronteerd met de vooroordelen die er in de rest van het land heersen over haar geboortegrond. Dit achtergebleven, volgens velen ronduit achterlijke gebied, vormt voor Amerikanen die er niet wonen een mikpunt van spot en dedain. In Demon Copperhead toont ze hoe groot de saamhorigheid is onder die zogenaamde hillbillies, hoe elk verloren kind wel ergens een buurvrouw, tante, sportcoach of leraar treft die het beste met hem voorheeft. Ze maakt duidelijk dat verslaving geen misdaad is die je oplost met gevangenisstraf, maar een ziekte die behandeld moet worden.

Haar roman moest zowel een raam als een spiegel zijn. Een raam voor iedereen die dacht dat in de Appalachen alleen sneue steuntrekkers wonen die te beroerd zijn om te werken, en een spiegel voor die zogenaamde deplorables die zich nooit gezien en gehoord voelen. Maar bovenal voor al die kinderen die hun familie moeten missen, en die zich, zoals Kingsolver in haar korte nawoord schrijft, ‘onzichtbaar voelen of dat juist zouden willen zijn’.

Hoe deprimerend Demons jonge leven ook is, Kingsolver laat hem niet verzuipen. Met humor, doorzettingsvermogen en een beetje hulp op het juiste moment, krabbelt hij telkens weer op. Zodat je, wanneer je na 542 wurgende pagina’s het boek dichtslaat, toch opgelucht ademhaalt. Die dappere Demon redt het wel.

Vanaf zaterdag 30 maart wordt dramaserie Dopesick, over de pijnstiller-epidemie in de VS, uitgezonden op NPO 3. Lees meer over de serie op VPRO Cinema.

Barbara Kingsolver
Demon Copperhead 

(vertaling Monique ter Berg en Jetty Huisman, uitgeverij Meulenhoff)

de boekengids in je mailbox?