Bies wordt tachtig jaar! Nu doet zich iets merkwaardigs voor. Hoewel het oeuvre van J.M.A. Biesheuvel – met zijn diepgevoelde (mede)menselijkheid, zijn tsjechoviaanse ontroering, zijn kafkaëske krankzinnigheid en talrijke andere kwalificaties die je er moeiteloos aan kunt geven – als een kathedraal door mijn hoofd zweeft, heb ik hem helaas nog nooit de hand geschud.
Ode aan Bies
In mei 2019 schreef romancier Pieter Waterdrinker voor de VPRO Gids een ode aan Maarten Biesheuvel, ter ere van diens tachtigste verjaardag.
Überhaupt is het zo dat ik de mensen aan wie ik in mijn leven het meeste denk – buiten mijn vrienden en directe familie natuurlijk – nog nooit heb ontmoet. In het geval van Flaubert, Maupassant, Goethe, Joseph Roth of Stalin is dat niet zo vreemd: ze waren reeds dood toen ik nog moest worden geboren. Hetzelfde geldt voor Hitler, Tsjechov, Couperus, Willem Elsschot.
Maar W.F. Hermans? Hij is van 1921, stierf in 1995. Ik heb dus alle gelegenheid gehad. Stomkop die ik ben. Een tijdje geleden ontmoette ik in Oekraïne een investeerder, een veertiger van half-Oekraïense, half-Nederlandse afkomst. In zijn feeëriek gelegen landhuis, op een flink uur rijden van Kiev, vertelde hij me hoe hij als piepjonge redacteur van de schoolkrant van het Barlaeus Gymnasium, waarvoor destijds ook Hermans schreef, een paar maal bij ‘oom Wim en tante Emmy’ thuis in Parijs mocht logeren. In het legendarische appartement in het zeventiende arrondissement. Het echtpaar was kennelijk nogal gecharmeerd van de pientere gymnasiast. Hij mocht nog een paar maal terugkomen. 'Schrijf het allemaal eens op!' maande ik hem, want als het om de vaderlandse letteren gaat probeer ik in stilte altijd goed te doen.
Al een kwarteeuw ben ik buitengaats. Ik heb gemerkt dat de vrijwillige balling een dampkring om zich heen weet van mensen aan wie hij zich in momenten van vreugde, wanhoop en verdriet (ook in ballingschap gaat het menselijke bedrijf gewoon door) kan optrekken. Puur omdat die personen hebben bestaan, dan wel nog steeds leven. Jarenlang woonde ik in Zandvoort naast Menno Buch. Ik heb hem als 06-sekskoning geboren zien worden. Dat was overigens mooi om te zien. Maar zijn broer Boudewijn heb ik nooit ontmoet. Toch denk ik, wandelend door Moskou, of langs de granieten oevers van de Neva in Sint-Petersburg, vaak aan hem. Doorgaans slechts in een flits. Theo van Gogh, Ischa Meijer? Mijn pad kruiste dat van hen maar een paar keer. Gerard Reve zag ik slechts vanuit de verte, toen hij in 1985 in de Pieterskerk in Leiden met sacrale ironie vanaf de kansel zijn vier Albert Verwey-lezingen gaf. Maar ook aan Theo, Ischa en Gerard denk ik vaak.
Karel Gerardovitsj
Op mijn zestiende reisde ik met de trein naar Leiden om daar mijn literaire helden van dat moment te zien: Karel van het Reve, Maarten ’t Hart en J.M.A. Biesheuvel. Het was 1978. Ik was er voor het eerst, in Leiden. Ik zocht en ik zocht, liep gejaagd van de Haarlemmerstraat naar de burcht, van de Houtmarkt naar de Hortus, hopend op een wonder, totdat ik uiteindelijk tussen drie Zuid-Amerikaanse hoeren in een kroeg belandde. Maar helaas – geen brokkie auteur te zien. Bestonden ze eigenlijk wel? Twee jaar later was ik terug in de stad, op bezoek bij een oude schoolvriend. En daar, in een overvol Café Barrera op het Rapenburg, dook zomaar tussen de gewone stervelingen professor doctor Karel van het Reve op. Hij stond aan de bar om af te rekenen.
'Wat hebt u gehad?' vroeg het meisje achter de toog.
'Twee thee, geloof ik,' antwoordde Van het Reve.
Dat nuchter-sonore ‘geloof ik’ was Karel Gerardovitsj ten voeten uit. Ik betreurde het opnieuw dat ik voor mijn studie Russisch het Slavisch seminarium te Amsterdam (een hel, bevolkt door halftalenten zonder enig gevoel voor literatuur) en niet dat in Leiden gekozen had.
Toen ik vorig jaar tot mijn verbijstering werd gevraagd voor het programma Zomergasten lichtten een miljoen tv-fragmenten, als sterren aan een hemelgewelf, in mijn hersenpan op. Het grote kiezen zou beginnen. Maar één ding wist ik zeker: met alle geweld zou ik vasthouden aan de scène van Maarten, in de stoel op zijn werkkamer met het tasje van zijn moeder, prachtig gefilmd door cineast Jan Louter, wiens documentaire over het leven van Gerrit Komrij en zijn wederhelft Charles Hofman in Portugal eveneens tot mijn privéklassiekers behoort. Met Jan dronk ik eens koffie in Moskou. Hij is tot mijn geluk bezig met een nieuw tv-eenluik* over Biesheuvel.
Afgelopen november – iedereen weet het – werd literatuurminnend Nederland diep getroffen door het plotse overlijden van Eva Gütlich. In Sint-Petersburg werd ik meteen gebeld door Kees Schafrat, meesterboekhandelaar in het oosten van het land. In de garage van zijn fraaie landhuis in Zeist had ik eens de blauwgrijze Saab cabriolet gezien waarmee hij met Maarten en Eva jaarlijks een bezoek bracht aan Kamperland op Noord-Beveland, waar de Biesheuvels, met hun katten Gijs en Kareltje, begin jaren zeventig verbleven, in het vakantiehuis van Karel van het Reve aan de Jacobadijk; het decor van het beroemde verhaal 'Onrust'. 'Maarten wilde altijd vooraf weten of we met de Saab of met de Toyota gingen,' vertelde Kees me. 'De laatste auto bood meer comfort als het regende, maar bij de minste zonneschijn moest natuurlijk het dak meteen open.'
Poezenkalender
Met Kees sprak ik over het droevige heengaan van Eva. Hij was verbijsterd toen ik zei dat ik ook Eva nooit in persoon had ontmoet, maar wel een aantal malen vanuit Rusland aan de lijn had gehad. Toen Biesheuvel in 2007 de P.C. Hooftprijs werd toegekend, pende ik voor Hollands Maandblad een verhaaltje neer, waarin ik beschrijf hoe ik tot de literatuur ben gekomen. Boeken waren er vrijwel niet bij ons thuis; wel een bakbeest van een radio en de intuïtief goede smaak van mijn ouders. Zo raakten mijn broers en ik als tieners verslaafd aan het legendarische VPRO-programma De suite, waarin Biesheuvel in een gekkenhuis dat mede werd bewoond door Jan Donkers, Wim T. Schippers, Johnny van Doorn, de reeds genoemd Ischa Meijer en andere briljante ongeleide projectielen niet alleen zijn verhalen op meesterlijke wijze voorlas maar ook zong. Veel Schubert. Ik droomde ervan ooit met Biesheuvel een Duits lied te zingen. 'Nach Frankreich zogen zwei Grenadier', die waren in Russland gefangen…'
Wie had kunnen bevroeden dat het leven zou lopen zoals het liep? Toen ik halverwege de jaren negentig naar Moskou ging, benaderde Wim Noordhoek mij of ik eens iets wilde doen voor De avonden, de opvolger van De suite. Met mijn allereerste mobieltje liet ik de VPRO-nachtluisteraars live kennis maken met het winterse gekraak der Moskouse sneeuw. Later mocht ik af en toe wat komen voorlezen in Studio Desmet in Amsterdam, waar mijn leven werd verrijkt door ontmoetingen met Anton de Goede en de innig betreurde Wim Brands. Maar de stille hoop daar eindelijk eens Maarten Biesheuvel tegen het lijf te lopen bleek helaas ijdel.
Twee jaar geleden – ik was onderweg naar Odessa – belde Eva me vanuit Leiden met de vraag of ze het bewuste verhaaltje ('Zingen met Biesheuvel') bibliofiel mocht herdrukken, als geschenk voor de donateurs van de kort ervoor ingestelde Biesheuvelprijs. 'En wanneer gaan we elkaar nu eindelijk ontmoeten? Snel, dat hoop ik echt…' Met kerstmis stuurde ik Eva een doos chocolade en een Russische poezenkalender, op initiatief van mijn vrouw Julia. Naast chocoladeverslaafde is zij, net als Eva, poezofiel. Maar het kwam er maar niet van. Helaas. En nu is het te laat.
Demonisch proza
Wonderlijk dat men mij heeft gevraagd dit stukje te schrijven: een eerbetoon aan Bies ter gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag, door een mens die de schrijver helemaal niet kent! Goddank heb ik kennissen en vrienden die al een leven lang rond J.M.A. heen cirkelen. Zoals Wim Noordhoek, his master's voice. 'In 2008 bezocht ik voor De avonden Maarten en Eva in hun "houten paleis" in Leiden, ter gelegenheid van het kort ervoor bij Van Oorschot verschenen Verzameld werk,' schrijft Wim me vanaf zijn Amsterdamse bovenwoning. Maarten vertelde hem dat hij de hele nacht niet had geslapen. Door de slaapdeprivatie voelde hij zich toch kiplekker. Wat bleek? Bies had de hele nacht in eigen werk zitten lezen. 'Het is demonisch proza van een gigantische outsider,' vatte Maarten voor Wim zijn oeuvre samen. 'Maar 't is ook een grafsteen. Terwijl ik nog leef!' Demonisch proza van een gigantische outsider – inderdaad.
Maar de duivelse literaire genialiteit komt intussen wel van een mens. Alexander Münninghoff vertelde me dikwijls hoe Biesheuvel, samen met die andere schrijvende Maarten, geregeld bij de literatuurcolleges van Karel van het Reve kwam binnenvallen. Zo ook die keer dat Karel in de winter bij het inparkeren op het Rapenburg met auto en al de gracht in viel. 'Hekjes aan de kaderand ontbraken nog. Wij renden naar buiten toen we hiervan hoorden. Ik meen me te herinneren dat Maarten zijn broek vervolgens aan Karel heeft gegeven. Maarten had toen al godsideeën over Karel. En nu hij ook nog eens over water bleek te kunnen lopen – hij stond op het dak van zijn auto – was er natuurlijk een bewijs te meer.' De geschiedenis heeft Biesheuvel prachtig verwoord in zijn bijdrage aan het liber amicorum dat in 1991 als Uren met Karel van het Reve verscheen. Daarin verhaalt hij tevens hoe ze samen in een roeiboot de oceaan naar New York willen oversteken, om daar met een sacrale handeling het paradijs voor de mensheid te laten aanbreken. 'Oh Karel, geen oorlog, geen marteling meer, geen gehuil en knersingen der tanden!' Voordien moet Maarten van de directeur van het gekkenhuis wel van een waandenkbeeld afgeholpen worden. 'Dat moet eerst gebeuren en dan gaan we, ja we gaan... het Koninkrijk Gods breekt eind’lijk aan!'
'Steeds als ik dit lees,' laat Alexander me vanuit Den Haag weten, 'schieten mij de tranen om zo veel zuiverheid van geest in de ogen.'
En zo is het.
Van harte, lieve Maarten…
* Jan Louter maakte in 1992 de tv-documentaire De angstkunstenaar over Maarten Biesheuvel. Voor een nieuwe tv-documentaire maakte hij door de jaren heen veel opnames maar er is vooralsnog geen omroep gevonden die hem in productie wil nemen. Een deel van de opnames is nu gebruikt voor de radiodocumentaire Sunny Home, die Radio doc uitzendt.
Dichter Anton Korteweg schreef eind jaren tachtig het volgende kwatrijn:
‘Biesheuvel lezen. Binnen handbereik / port en sigaren. Naast me het getik / van breinaalden. Zwartje en Borre spinnen. / Wie er ook ongelukkig is – niet ik.’
Blijkens de nieuwe, twintig afleveringen tellende podcast Het beste van Biesheuvel hebben de destijds door hem voor de radio voorgelezen verhalen de tand des tijds prima doorstaan. Naast optredens uit de VPRO-radioprogramma’s Pandemonium, De suite en Meesters der voordrachtskunst is een gesprek te beluisteren tussen biograaf in spe Erik de Bruin en radiomaker Remy van den Brand.
De Bruin: ‘Maarten is huiverig voor een biografie, hij zei: lees mijn verhalen en je weet alles over mijn leven. Misschien moet zijn biografie dan ook Een leven in verhalen gaan heten. Als we er nu in slagen de juiste selectie te maken ís de podcast straks misschien wel Maartens biografie. Voor de podcast selecteerden we de ontroerendste, grappigste en meest fantastische verhalen die Maarten de afgelopen veertig jaar voorlas voor de radio. Het werd een eerbetoon aan de grootste verhalenverteller die onze literatuur rijk is.'
Vooruitlopend op de podcast en Biesheuvels tachtigste verjaardag op 23 mei is zondag in Radio doc een nieuwe documentaire te horen van radio- en filmmaker Jan Louter, die in 1992 over Biesheuvel al de tv-documentaire De angstkunstenaar maakte. Louter is Biesheuvel en diens vorig jaar overleden vrouw Eva altijd blijven volgen. Zijn documentaire Sunny Home bevat niet eerder uitgezonden opnamen van zowel Maarten als Eva.
Sunny Home
De radiodocumentaire Sunny Home uit 2019 is hier terug te beluisteren