We staan te wachten op het station van Deventer, ze neemt de trein die regelrecht naar haar woonplaats Amsterdam rijdt, ze hoeft niet over te stappen. Het wachten heeft een betekenis die los van alles is en zonder meer doet denken aan een warm bed. Daarom schrik ik des te meer als ik aangesproken word door een veel jongere vrouw met een kleine bos bloemen in haar hand. Ze is heel vriendelijk, ze ziet mijn verwarring, ze stelt me gerust, ze noemt haar naam en zegt dat ze les van me heeft gehad op het Alexander Hegius. Ze vertelt dat ik de keuze van de boekenlijst voor het examen volstrekt vrij liet: 'Ook het telefoonboek van Rotterdam was toegestaan, als je er maar wat zinnigs over wist te vertellen.'
Kleine hamers
Mijn vriendin kent me niet, want het is acht dagen geleden dat we elkaar voor het eerst ontmoetten.