Een nieuw tijdperk, ik ga met de trein. Ik heb een klein flesje wodka gekocht, ik ga onderweg drinken en uit het raam kijken. In de trein vraagt een brutale medereiziger wat ik drink. Ik hoef hem geen antwoord te geven, maar ik zeg toch: wodka. Hij beweert dat ik de regels in acht moet nemen. Ik zeg dat ik zenuwachtig ben omdat ik voor het eerst in vijfenvijftig jaar weer in een trein zit.
Wodka
Ik heb mijn auto in de ondergrondse garage geparkeerd.