Achter de voordeur klinkt geblaf. Zodra Stef Biemans opendoet, springt een yorkshireterriër naar buiten. Hij is niet veel groter dan een stevige cavia en draagt een zwarte fluwelen halsband met glittersteentjes, wat erop duidt dat hij een zij is. Dat blijkt te kloppen. ‘Ze heet Puchita, een Nicaraguaanse protestnaam,’ verklaart Stef vanuit de deuropening van zijn nieuwe huis. Waarna hij in een moeite door uitlegt hoe de Nicaraguaanse vicepresident de opstandelingen schamper ‘puchitas’ noemde, oproerkraaiers die de orde in het land probeerden te ondermijnen.
'Een brief heeft iets ontwapenends'
Vanwege de politieke onrust in Nicaragua verhuisde Stef Biemans met zijn gezin naar Spanje. In de serie Brieven aan Andalusië maakt hij kennis met zijn nieuwe landgenoten. 'Je denkt goed na over wat je zegt in een brief.'
Een jaar geleden woonde Stef met zijn vrouw Audrey en hun twee kinderen nog in Nicaragua. Vanuit zijn woonplaats Masaya trok hij door Latijns-Amerika om series als Amor met een snor, Americanos en Over de rug van de Andes te maken. Nu is er een nieuwe serie, Brieven aan Andalusië, en woont hij in wat je de Spaanse variant op een Vinex-wijk zou kunnen noemen, aan de rand van Utrera, een Andalusisch dorp op twintig treinminuten van Sevilla.
Het plan om een reisserie over Andalusië te maken lag er al, vanwege de historische banden tussen Zuid-Spanje en Latijns-Amerika. Maar toen brak in Nicaragua een opstand uit tegen dictator Daniel Ortega. Het was april 2018 en de strijd tussen het leger en de opstandelingen werd zo ongeveer op de stoep van de familie Biemans uitgevochten. Toen een tante midden in de nacht opbelde met de mededeling dat er een bom in hun tuin zou worden gedropt, vertrokken ze halsoverkop naar het vliegveld.
‘In het hotel op de luchthaven moesten we beslissen wat we zouden doen. We dachten toen nog dat we naar Nederland zouden gaan, dus ik heb daar de IND gebeld. Die reageerde heel zakelijk. Audrey moest vanuit haar eigen land een inburgeringsexamen doen. Dat was de enige mogelijkheid. Toen dachten we: laten we dan maar naar Spanje gaan.’
Kanariegeel
En zo komt het dat we nu, op een warme junimiddag, door Utrera wandelen. Precies een jaar woont Stef nu hier. Aanvankelijk zaten ook zijn schoonouders, die eveneens moesten vluchten, bij hen in huis, maar die zijn intussen terug naar Nicaragua. Na een roerige periode, waarin de situatie in het vaderland het leven volledig beheerste, is er nu betrekkelijke rust in huize Biemans.
De kinderen gaan naar school, Audrey zet zich in voor Nicaraguaanse vluchtelingen en Stef maakt een serie over inburgeren in Andalusië. Daarvoor bedacht hij een bijzondere vorm: hij schreef brieven aan willekeurige Andalusiërs en vroeg hen hem een brief terug te sturen. Op die manier hoopte hij ze te leren kennen.
Het idee van die brieven is een beetje lastig uit te leggen, vindt hij zelf ook. ‘De eerste keer dat we gingen filmen was het ook totaal onduidelijk wat we nou eigenlijk wilden filmen. Ik vond het vooral leuk omdat een brief zo ouderwets is. Een brief heeft iets ontwapenends. Je kijkt anders naar mensen als ze voorlezen, je let meer op hun gezicht. En je denkt goed na over wat je zegt in een brief. Ik moest echt de juiste toon vinden: simpel, niet te lang, wel beleefd. In het begin ging ik moeilijke vragen stellen over Franco en zo, maar dan kreeg ik geen antwoord. Die vragen moest ik bewaren voor het interview.’
Tijdens ons wandelingetje door de straten van Utrera komen we ze overal tegen: de kanariegele brievenbussen en de al even kanariegele karretjes waarmee de postbodes hun rondes lopen. Filmisch een goeie kleur. Stef groet ze vriendelijk. Met zijn natuurlijke charme kostte het weinig moeite zijn nieuwe landgenoten voor zich in te nemen. Van bonkige vissers tot theatrale zigeuners, allemaal waren ze bereid op zijn brief te antwoorden.
Nu ze hier een jaar zijn, kunnen ze vaststellen dat Spanje een goeie keus is gebleken. ‘De perfecte middenweg tussen Nederland en Nicaragua; de veiligheid en orde van Europa, maar het straatleven en het klimaat van Latijns-Amerika. Hoewel Audrey het afgelopen winter wel koud had.’
Zondagsmis
We passeren een kerk, waarvan de deuren uitnodigend open staan. ‘Dit is de kerk waar Audrey altijd heen gaat. De priester is erg blij met zo’n jong, actief lid. De kinderen zeggen dat hier vooral veel oude mensen in de kerk komen. In Nicaragua zijn de diensten vrolijker. Daar wordt meer gezongen. Spanjaarden zijn sowieso wat zwaarmoediger dan Nicaraguanen. Die kunnen overal om lachen, ook om zichzelf. Zelfs die protesten zaten vol humor.’
Zelf gaat hij zelden mee naar de zondagsmis. ‘In Nicaragua hadden we daar wel strijd over. Die is hier een beetje gaan liggen. Het is hier wat gematigder. In Nicaragua was de sociale druk groter, waardoor ik de hakken in het zand zette, en Audrey daardoor ook. Hier gaat het soepeler, gezonder zou ik bijna zeggen.’
In het steegje van El Niño Perdido staan we stil bij het tegeltableau van het verloren kind waarnaar dit steegje vernoemd is. Stef heeft aan allerlei mensen gevraagd wie dat verloren kind was, maar niemand die het weet. Net als we informeren of die lange Hollander met zijn camera inmiddels al een lokale beroemdheid is, passeert er een mevrouw. Stef begroet haar, maar zij herkent hem niet. ‘We hebben haar gefilmd, maar ik geloof dat ze niet meer weet wie ik ben.’
Het idee was om een serie te maken waarin de relatie tussen Andalusië en Zuid-Amerika centraal zou staan. De schepen van Columbus vertrokken ooit vanuit Sevilla en Cadiz.
‘De wortels van Audrey liggen hier. Dat merk je aan de manier van praten en de manier van doen. De Andalusiërs worden de latino’s van Spanje genoemd, omdat ze zo hartelijk zijn en zo open en vrolijk. Het is een heel andere cultuur dan de Catalaanse. De familiebanden zijn hecht, het katholieke geloof is sterk aanwezig. Veel tradities herkennen we uit het dorp waar we woonden.’
Veiligheid
Filmen bleek geen probleem, al duurde het soms even voordat de camera ook bij mensen thuis welkom was. Het leven speelt zich op straat af. Geen wonder, met zo’n klimaat en zo veel terrasjes. Op het centrale plein wordt Stef staande gehouden door een leuke jongen met een gitaarkoffer in de hand. Ze kennen elkaar en voeren een enthousiast gesprek, terwijl de verslaggever vaststelt dat dit een dorpsplein is zoals een dorpsplein hoort te zijn: bomen, bankjes en cafeetjes, en nergens kraampjes met koelkastmagneten, voetbalshirts en stierenstickers.
‘Op de dag dat we aankwamen, gingen we hier wat drinken. Dat de kinderen hier los konden lopen, was heel erg wennen. Ineens zat mijn zoontje op een bankje, omringd door een kring van jongetjes van zijn leeftijd, te vertellen over Nicaragua en de opstand daar.
In Masaya hadden we een heel fijn leven, maar pas toen we hier waren viel ons op hoezeer we bezig waren met veiligheid: je raam dicht bij het stoplicht, oppassen wie er achter je loopt. Stress als je naar een overheidsinstelling moet, je afvragen of die vent op de hoek van de straat jou met zijn telefoon staat te filmen. Die dingen neem je voor lief omdat Nicaragua zo’n mooi land is, en omdat het ook fijn is dat je obstakels weet te omzeilen of te overwinnen. Is er geen goeie school? Dan beginnen we wel een school. Is er geen gymnastiekclub? Dan richten we die op. Het geeft veel voldoening als dat lukt. Een soort trots ook, dat het lukt om te overleven. Maar het kost ook veel energie. Hier is het gewoon geregeld.’
Hij wijst op een eettentje aan het plein waar je churros en tapas kunt krijgen. Niks bijzonders, behalve dat deze zaak door Chinezen wordt uitgebaat. ‘Wel dapper dat hij de Spaanse keuken aandurft. Hij onderscheidt zich door altijd open te zijn. Chinezen zijn altijd open.’
Ooievaars
Op het dak van de kerk aan de overkant zitten ooievaars gezellig te klepperen op hun rommelige nest. Stef heeft een andere associatie bij dit tafereel. ‘We hebben daar een goed shot van kunnen maken voor de aflevering over Franco, waarin het onder meer over gestolen baby’s gaat.’
Net als in zijn eerdere series wisselt hij in Brieven aan Andalusië zware en lichte onderwerpen af. Hij praat met een Afrikaanse migrant over racisme, kijkt wat middelbarescholieren nog over Franco weten, maar gaat ook een flamencojurk voor zijn dochter kopen. Zo vormt hij zich gaandeweg een beeld van de Andalusiërs.
‘Het zijn een beetje de Limburgers van Spanje. Bourgondisch, vol levensvreugde. Het zuiden is doorgaans armer dan het noorden, dat geldt voor Spanje ook. De eerste kolonisten van Latijns-Amerika kwamen uit deze regio. In Sevilla is een archief waar ze de passagierslijsten bewaard hebben van de schepen die vijf eeuwen geleden in het kielzog van Columbus naar Amerika voeren. Daar zijn we gaan kijken. Ik was heel benieuwd wie er nou op die boten stapten. Het waren avonturiers die niets te verliezen hadden. Ongeletterd, geen werk en katholiek. Joden en Moren mochten niet mee.
De Spanjaarden en Portugezen zijn echt grondig geweest in het uitroeien van de Inca’s en in het verspreiden van hun eigen cultuur. Vijfhonderd miljoen latino’s spreken allemaal Spaans of Portugees en zijn overwegend katholiek. Audrey is daar een mengeling van. Niet indiaans, maar ook niet Spaans. Echt een mestiza.’
Machocultuur
Intussen zijn we neergestreken op het terras van een tapasbar aan een rustig pleintje. Er passeert een groep schoolkinderen in uniform. ‘Die zitten op een semiprivéschool. Mijn kinderen gaan naar een publieke school. In Nicaragua hadden ze een hele leuke school. Ik zat in het bestuur. Een derde van de leerlingen had een beurs, met het idee zo de kloof tussen arm en rijk te verkleinen. Die kinderen leerden zo veel van elkaar. Nu zitten ze op een school met veel migranten.
Zelf zat ik in Nijmegen ook in een klas vol kinderen van gastarbeiders. Ik had veel Turkse en Marokkaanse vriendjes en heb het idee dat ik daarom zo geïnteresseerd ben in andere culturen. Voor mijn kinderen was de cultuurschok al groot genoeg dit jaar, dus achteraf was dit misschien niet de beste school voor ze. Maar het gaat wel goed hoor. Mijn kinderen pikken het Andalusische dialect heel snel op. Mijn dochter verzet zich, maar mijn zoon gaat er helemaal voor. Ik heb ze uitgelegd dat het goed is om je aan te passen. Dat is de sleutel tot geluk.’
Een aspect van Nicaragua dat hij beslist niet mist, is de harde machocultuur. ‘Een kus geven bij school werd daar al raar gevonden. Ik maakte me zorgen over de invloed daarvan op mijn zoon. Zelf kom ik uit een heel feministisch nest en ik wil niet dat hij zo’n macho wordt. Ik merk dat hij hier rustiger is geworden.’
Het is hier veilig en rustig, en je kunt je zoon een afscheidskus geven bij het schoolhek. Betekent dit dat de toekomst van de familie Biemans in Spanje ligt?
‘Als er in Nicaragua niks was gebeurd, hadden we daar gewoon nog gezeten en had ik alle dingen opgesomd die fijn waren aan dat land. En dan had ik gezegd dat Nicaragua geen democratie was en dat het er onveilig was, maar dat wij nou eenmaal besloten hadden om er oud te worden. De opstand in april heeft alles veranderd. Ik heb het beest in de ogen gekeken en ben nog nooit zo bang geweest. Ik kijk anders naar het land omdat ik inzie dat de problemen niet alleen door de dictator komen, maar door een systeem waar we allemaal, gewild of ongewild, onderdeel van waren. We hebben met z’n allen toegestaan dat hij de grondwet veranderde en zijn familie verrijkte. Hij houdt het land in zijn greep en heeft het volk gegijzeld. Zodra Nicaragua vrij zal zijn, gaan wij terug om te helpen aan de wederopbouw. Maar voorlopig durf ik er nog niet te wonen.’