Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →
De test
Speciaal voor de VPRO Gids schreven zes auteurs een fictief verhaal bij de thema’s die aangesneden worden in De toekomst is fantastisch. Deze week het zesde en laatste verhaal: Peter Terrin over de dood.
Het onderzoeksteam had voor de eerste test gekozen voor Juliette, en niet voor Femke, zijn jonge weduwe. Dat flatteerde Juliette, het was een erkenning van haar werk. Een paar dagen lang verwachtte ze schriftelijk protest, een juridische reactie, net zoals Femke de rechtsgeldigheid van Willems testament had aangevochten toen bleek dat zij, zijn secretaresse, zijn bibliotheek zou erven, inclusief de befaamde kast met dubbel slot waarin hij in de loop van zijn schrijfcarrière de vierhonderd eerste drukken uit de wereldliteratuur had verzameld, verzekerd voor een aanzienlijk bedrag.
Ze was met de bus gekomen. De halte lag een eindje van het onderzoekscentrum, ze vond het aangenaam om nog even in de frisse lucht te zijn, zonder journalisten en camera’s, tussen de mooie witte huizen die te midden van de overweldigende herfstkleuren schitterden in de zon. Hoe vreselijk was het voor Willem geweest toen hij niet meer kon genieten van de glooiende Engelse tuin bij zijn werkkamer? Hoe vreselijk dat hij omwille van het pijnlijke licht in zijn zieke ogen plaats moest nemen aan de andere kant van zijn bureau-ministre? Geen woord erover kwam over zijn lippen, nooit, niet tegen haar. Er was werk aan de winkel. ‘Noteer!’ Haar hart maakte een sprongetje in haar borst bij de herinnering aan dat bevel, alsof ze weer bij hem was, luisterend naar zijn silhouet in het tegenlicht, naar de kronkelende gang van zijn gedachten, de hele dag.
Zonder zijn oogziekte had ze hem nooit ontmoet. Hij had haar tijdens die acht jaar dat ze zijn secretaresse was nooit werkelijk gezien. Aanvankelijk, een paar maanden, was ze nog een schim en als hij sprak draaide hij zijn hoofd in haar richting. Ze wist dat hij hield van haar korte haar. Hij zei het niet, maar ze hoorde het in zijn verhalen, de vrouwelijke personages kregen een opgeknipt jongenskapsel met ontblote oren, of een hoge Franse carré, zoals de sterren in de stomme film. Zijn grootste successen kwamen in de jaren voor zijn dood. Hij schreef ze toe aan zijn blindheid, waardoor de afleiding verdween en hij beter kon kijken. De schande van het uitblijven van de Nobelprijs maakte hem beroemder dan de winnaars.
Juliette had lang nagedacht over haar kleren, het was een rare dag. Het zwarte mantelpakje dat ze in het voorjaar op zijn begrafenis droeg was natuurlijk niet geschikt. Maar al had de wetenschap zijn geest gecapteerd, Willem was nog steeds dood en begraven, en voor veel mensen leek dat pas gisteren gebeurd. Ze stapte zonder te vertragen op de deur van het complex toe. Op de vragen van de journalisten gaf ze geen antwoord. Fotografen riepen haar bij haar voornaam, ze vond het stuitend. Ze wendde haar blik af, zag hun lelijke schoenen. Eenmaal binnen drukte de directeur van het instituut haar de hand en lachte om de ophef. 'Een man,' zo zou Willem gedicteerd hebben, 'die het goed met zichzelf kon vinden.'
In een vergaderzaaltje werd ze ontvangen door het team van onderzoekers die aan dit project hadden gewerkt. Ze stonden naast hun stoel, hadden witte, ernstige gezichten, en gingen als tijdens een misviering tegelijk met haar zitten. De leider vertelde dat er naast dit Europese project vermoedelijk nog drie teams in de wereld onderzoek deden. Eén in Silicon Valley en twee in het Verre Oosten. Die laatste namen het niet zo nauw met de ethische kant van de zaak en werden zwaar gefinancierd door Chinese hightechbedrijven. Ze wilden Apple voor zijn, die volgens The Washington Post een product had laten patenteren dat mogelijk de iHead was.
‘Wij,’ vertelde de leider, ‘hebben vanaf het begin een andere route gevolgd. Bij het uploaden naar biodock 1 hebben we andere gebieden van de hersenen gestimuleerd, wat later voor het tot stand brengen van de anorganische communicatie van groot belang bleek te zijn. We geloven dat we een kleine voorsprong hebben. Wij hebben ons niet blindgestaard op binaire transponders.’
Eerst zou Juliette zich privé tot Willem kunnen richten. Indien er contact ontstond, wat een primeur zou zijn, volgde wat later een officieel gedeelte met een paar standaardvragen dat live door vijf gelieerde universiteiten gevolgd zou worden. ‘Het zal vreemd zijn,’ zei de leider nog. ‘Neem uw tijd. Probeer, ik herhaal, probeer in de mate van het mogelijke te klinken zoals gewoonlijk. We weten dat jullie relatie geen visuele basis had, en dat is een grote troef. Vanuit ons standpunt natuurlijk, u begrijpt wat ik bedoel.’
In het belendende kamertje was het warmer. Op de tafel een glas en een fles bronwater, tissues en een plastic plantje. De stoel stond naar het scherm gericht. Toen het licht dimde verscheen Willem, geleidelijk, als vanuit de mist, wellicht om haar niet te choqueren. Hij was een stuk jonger dan toen hij stierf. Door zijn overhemd en zijn haar wist ze welke fotoshoot ze hadden gebruikt om de animatie van zijn hoofd te maken. Af en toe knipperden zijn oogleden, snel, vrouwelijk. Zijn wimpers waren te lang.
‘Ik ben het,’ zei ze. ‘Juliette.’ Ze wachtte even. ‘Je zou dit erg grappig hebben gevonden. Je hebt lange, donkere wimpers gekregen.’ Het bleef stil. Zijn blik was indringend. Ze kreeg de indruk dat hij naar haar keek, voor het eerst, dat hij daarom stil was. ‘Ga maar door,’ klonk de stem van de projectleider uit een luidspreker. ‘Je doet het prima, we zien duidelijk activiteit.’
Cadeautje!
Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →
‘Wie zijn die mensen?’, vroeg Willem. Gedempt door de muren hoorde ze een uitbarsting van gejuich. Willems stem was brokkelig maar verrassend levensecht. Het klonk als een slechte telefoonverbinding van vroeger, en in deze ongewone omstandigheden was het of Willem zich ergens in de ruimte bevond, lichtjaren van haar verwijderd.
‘Wie zijn die mensen, Juliette?’ ‘Dat zijn de onderzoekers,’ zei ze. ‘Wie?’ ‘De onderzoekers.’ ‘Wat komen ze in mijn werkkamer doen?’ ‘We zijn niet in jouw werkkamer.’ Het gezicht op het scherm behield zijn onbewogen uitdrukking. ‘We zijn niet in mijn werkkamer?’ ‘Nee.’
Dit was met niets te vergelijken. Het was geen telefoongesprek en ook was het geen weerzien. Hij was dood. Ze vroeg zich af of zijn geest wist dat het lichaam inmiddels gestorven was, en dat hij nu alleen verder moest. Toen ze stap voor stap uitlegde wat er gebeurd was – de tumor, zijn upload net voor zijn overlijden, de wetenschap – proestte hij het uit. Zijn smakelijke lach vulde de kamer.
‘Ik heb het loodje gelegd en mijn geest is gespaard,’ zei hij aan het einde van zijn lachbui. Hij zei het meer tegen zichzelf dan tegen haar. ‘Je praat met mij vanuit een onderzoekscentrum, zeven maanden later. Je bent werkelijk…,’ zei hij, zonder zijn gedachte af te maken. ‘Juliette, Juliette. Maar goed, niet getalmd. Ik wil je die kans wel geven. Het is niet mijn genre, dat weet je, maar het heeft wel iets. Even kijken,’ zei hij traag, ‘hoe pakken we dit aan? Trouwens, is er koffie?’