Het is een wonderlijke midlifecrisisqueeste waaraan weduwnaar en muildierenfokker Cy Bellman begint in Carys Davies’ wonderschone debuutroman West (Meulenhoff). Maar hij las nu eenmaal dat krantenbericht over reusachtige beenderen, anno 1815 teruggevonden, ‘verzonken in de zilte modder van Kentucky’. Beenderen van beesten die in de onontgonnen wildernis ten westen van de Mississippi misschien nog rondlopen, als sleutels ‘naar het mysterie van het bestaan’. En dus verlaat Bellman in Pennsylvania huis, haard en tienjarig dochtertje Bess voor een jarenlange dooltocht. Een frontier-Don Quichot, met als zijn Sancho Panza een Shawnee-jongen ‘met de weinig veelbelovende naam Oude Vrouw In de Verte’. Davies vat Cy’s nobel-krankzinnige strijd in grimmig-lyrisch prachtproza, net als die van eenzame, door mannen belaagde Bess.
DIRK-JAN ARENSMAN