Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →
Opgegraven en afgestoft
In 2007 verschijnt een roman met de prikkelende titel Probeer het mortuarium. De auteur noemt zich Eva Maria Staal. Niemand kent haar. Ze heeft een licht Rotterdamse tongval, meet amper 1.60m, is 47 jaar en handelde in wapens.
Voor ze een baby kreeg, werkte Eva Maria Staal voor een bedrijf dat defensiematerieel verhandelde. Een wereld waarin mortiergranaten, Stingers en Chinese kalasjnikovs worden verkocht aan Tsjetsjeense oliehandelaren en Pakistaanse krijgsheren. Over dat verleden schreef ze een strak boek, zonder franje. Het werd een kleine sensatie: interviews in talkshows, literaire prijzen, vertalingen, Clint Eastwood nam een optie op de filmrechten, scholieren maakten de ene na de andere boekbespreking.
Dertien jaar later zitten we bij Eva Maria Staal op de bank in Utrecht. De halve woonkamer is gevuld met een jaloersmakend geordende boekenkast. Een hangoorkonijn en twee katten luisteren mee hoe ze vertelt over de totstandkoming van De vondeling, haar tweede roman die er toch kwam, terwijl ze nog zo had gezegd: ik doe het nooit meer.
Wat is hier gebeurd? Wat hier is gebeurd, is uitgever Mai Spijkers, door Staal liefdevol getypeerd als ‘een rinoceros in een meisjesinternaat’.
‘Ik lag onder de grond. Mai heeft me opgegraven en afgestoft. Ik kom uit een eenvoudig Rotterdams milieu. Mijn moeder knipte het feuilleton uit de krant en plakte de afleveringen achter elkaar in een plakboek. Dat waren onze boeken. Ik heb nooit gedacht dat ik kon schrijven. Toen mijn boek een literaire prijs won, dacht ik: de mensen vergissen zich. Toen begonnen ze over het onderwerp. Ik dacht: o, ik heb alleen gewonnen omdat het over wapens ging.
Nooit ging het over de stijl, altijd over het onderwerp. Ik werd bevestigd in het idee dat mijn boek wel spannend was, maar dat ik geen goeie schrijver was. Intussen werd het verkocht aan Amerika en kwam het in Hollywood terecht, maar ik had nog steeds een enorm minderwaardigheidscomplex.’
Nekhernia
Ze schreef nog wel eens wat, verhalen voor Hard Gras en Hollands Maandblad, en werkte daarnaast jarenlang als redacteur voor Echt Gebeurd, een podium waar mensen waargebeurde verhalen vertellen voor publiek, die vervolgens in de gelijknamige podcast te horen zijn. Door zich bezig te houden met andermans verhalen had ze een geldig excuus om zelf niet te schrijven.
‘Het schrijven van een boek vind ik heel prettig, maar het hebben van een boek in de winkel vind ik naar. Ik heb iets opgeschreven, een zin waar ik heel lang over heb nagedacht. Beter kan ik niet uitdrukken wat ik bedoel. Dan lezen honderd mensen die zin en je krijgt honderd interpretaties van die ene zin. Maar ik wil dat je leest wat ík bedoel. Dat vind ik lastig aan het hebben van een boek. Zolang ik het maak is het van mij. Ik hou ook niet van interviews, ook al ben ik een makkelijke prater.’
Dat is een understatement. Staal is een heerlijke verteller. Ze doet een dialoogje:
‘Mai belde op: “Hé, schrijf jij nog wel eens?”
“Nee.”
“O, zonde. Ik zou nog wel eens wat van je willen lezen. Kom dan maar een keer koffiedrinken.”
Zat ie daar. Met z’n bretels.
“Ik wil een boek. Wat moet dat kosten?”
Ik noem een bedrag waarvan ik dacht: dat doet ie niet. Maar hij deed het wel. Toen zat ik eraan vast.’
Twee jaar schreef ze, tot een nekhernia aan toe, en nu is De vondeling af; een autobiografische roman waarin ze onderzoekt waar het misging tussen haar en haar vader. Telkens als je denkt: aha, zo zit het dus, volgt een nieuwe onthulling die weer een heel ander licht op de zaak werpt.
‘Het eerste hoofdstuk gaat over het sterfbed van mijn vader. Ik was verpletterd dat hij mij niet herkende. Hij was ver heen, maar mijn broer en mijn moeder herkende hij wel. Ik was zijn liefste kleine meisje en mij herkende hij niet. Wat is daar gebeurd? Dat is het verhaal.’
Oorlogsverleden
Tot zover had het ons allemaal kunnen overkomen. Maar Eva Maria Staal is niet als wij allemaal.
‘Ik was heel lastig, niet te handhaven. Je kon mij niet binnenhouden. Mijn broer was veel rustiger maar ik had altijd ruzie met mijn vader, ik leek gewoon heel veel op hem.’
Op haar vijftiende loopt ze na de zoveelste ruzie weg van huis. Ze steelt eten en kleren, verdient wat met komkommers plukken en poseren als schildersmodel, laat zich insluiten in de bibliotheek en slaapt tussen de junks in de Pauluskerk. Een andere dakloze voorkomt dat ze doodvriest door haar mee te nemen naar zijn warme hol in het Kralingse Bos waar ze samen naar platen van Frank Sinatra luisteren.
Uiteindelijk dwingt een gruwelijke gebeurtenis haar de bus naar huis te nemen, waar haar vader in de voortuin de rozen staat te snoeien als ze aan komt lopen.
Dat lezen we in De vondeling, en zo is het ook gegaan. Net zoals de perikelen rondom de adoptie van haar Chinese dochter, die nu 24 is en ‘veel rustiger en volwassener is dan ik’. Het sterfbed van haar vader, haar woelige puberteit, de slopende adoptieprocedure, haar huwelijk dat na de komst van die uitgemergelde Chinese baby stukliep, het ontrafelen van het oorlogsverleden van haar vader. Hij was zeventien toen hij op 10 november 1944 werd opgepakt tijdens de razzia van Rotterdam. De helletocht die daarop volgde, zou hem een levenslang trauma bezorgen en leiden tot een verstoorde relatie met zijn dochter.
Ze raakt herhaaldelijk geëmotioneerd als ze vertelt over al deze gebeurtenissen, die in De vondeling samenkomen in een ijzingwekkende apotheose waarover we hier niks kunnen prijsgeven.
Connectie
‘Het is bijna volledig een op een zo gebeurd. Anders had ik er geen traan om hoeven laten.
Dat adoptieverhaal is cruciaal. Toen we na jaren wachten een telefoontje kregen dat er een baby voor ons was, wilde ik niet meer. Het was alsof ik op mijn zesde een pop in de etalage van de speelgoedwinkel had zien staan die iemand me op mijn zestiende cadeau wilde doen. Dan hoef je hem niet meer. Maar mijn vader zei: natuurlijk kan jij voor een kind zorgen, je kunt nog niet eens een dood plantje weggooien.
Mijn dochter bleek de connectie tussen mijn vader en mij. Ik heb geleerd dat je liefde niet mag verwachten, die moet je genereren. Mijn dochter is mijn bloed niet, maar een kind uit mijn eigen buik had me niet nader kunnen zijn.’
Haar dochter las mee, net als haar man en haar broer, die ook in De vondeling voorkomen. ‘Mijn broer appte: “Hm”. Dan appte ik terug: “We noemen het fictie.” Hahaha!’
Serieus: ‘Ik vind dat je als schrijver niks en niemand buiten schot moet laten. Je kind misschien, maar verder weet iedereen die met mij omgaat dat dat niet zonder risico is. Hoe hadden we anders ooit van De avonden kunnen genieten?
Bij mijn vorige boek was ik heel bang voor kritiek. Als je dertig of veertig bent, zijn de meningen van anderen nog belangrijk. Nu ben ik bijna zestig en kan het me niets meer schelen. Als het straks kapot wordt gemaakt in de pers, heb ik nog steeds genoten van het schrijven. Het was nodig, dit lag er nog. Zo’n creatief proces is zo raar. Er was iets niet goed tussen mijn vader en mij, maar ik wist niet wat. Ik ging niet op zoek, maar heb gewoon gewacht of zich iets aandiende. Ik hoefde alleen maar te gaan zitten, het kwam vanzelf. Kennelijk ligt het in je onderbewuste allemaal te wachten.’
Eva Maria Staal
De vondeling
uitgeverij Prometheus