Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →
Michael Jordans laatste dans
Documentaireserie The Last Dance gaat over profbasketballer Michael Jordan en diens laatste kampioensstrijd met de Chicago Bulls in 1997/’98. Basketbalcommentator Mart Smeets legt uit hoe dicht regisseur Hehir bij het fenomeen Jordan is gekomen.
Omdat we, min of meer weldenkende mensen, in de barre tijden van ophokking enige vorm van vertier nodig hebben, besluiten anderen voor ons wat we kunnen en nu ook moeten zien. In de laatste week van maart liet het Amerikaanse sporttelevisiestation ESPN met grote graagte het bericht over de wereld los dat vanaf 20 april de tiendelige serie The Last Dance via het eigen kanaal in de VS en via Netflix in de rest van de wereld zal worden vertoond. Voor de goede verstaander: The Last Dance is het allerlaatste kampioenschap dat profbasketballer Michael Jordan met zijn Chicago Bulls in het seizoen 1997/’98 aan de wereld toonde. Het was de letterlijke last hurrah van waarschijnlijk ’s wereld beroemdste sporticoon ooit: Michael Jordan. Ooit vroeg ik als NOS-journalist aan Jordan of hij wellicht kon vliegen. Jordan speelde keurig mee, keek schalks in de camera en zei: ‘For a little while, but don’t tell anybody.’
Tweeëntwintig jaar na dit historische kampioenschap kan de in sport (en heldendom) geïnteresseerde kijker zich vergapen aan beelden die sinds 1998 niet vertoond zijn en die, op het laatst haastig maar zeer knap, in elkaar zijn gezet om, voor even, onze penibele leefsituatie te vergeten. We kunnen kijken naar grootheid, vriendschap, excellente coaching, kameraadschap, overleg, sociaal gevoel, samenspelen en ten slotte naar iets dat ultieme victorie mag worden genoemd voor deze mensen: winnen van iedereen. Overleven dus.
Als je niet echt onder een steen hebt geleefd, heb je de laatste 36 jaar wel eens de naam Michael Jordan horen vallen. Amerikaan, profbasketballer van 1984 tot 2003, 1.98 meter groot, lenig, intelligent, speels, succesvol in bijna alles wat hij aanpakte, thans behorend bij de allerrijkste sporters ter wereld met zijn vermogen van ruim twee miljard dollar, beroemd en bekend van Reykjavik tot Auckland en van Kaapstad tot Shanghai. Schoenen van zijn eigen merk (Jordan brand) worden door miljoenen jongeren nog steeds gedragen, hij is de beroemdste sportster die ooit met nummer 23 op borst en rug speelde, hij is ‘Space Jam’, hij is de man die het werkwoord ‘dunken’ in ons vocabulaire bracht, die moeiteloos twee ton op een avond vergokte en lachend het casino verliet, en de man die duidelijk maakte dat ‘white men can’t jump.’
Maniakale inzet
Jordan (17 februari 1963) won twee olympische titels, zes NBA-kampioenschappen in acht jaar en zóveel persoonlijke trofeeën dat alleen het opnoemen van al die ereprijzen een gehele VPRO Gids zou beslaan. Met zijn Chicago Bulls won Jordan op zondag 14 juni 1998 zijn zesde titel (tegen de Utah Jazz) in een jaar dat hijzelf redelijk op zijn een-na-laatste benen liep, in een seizoen dat zijn vaste eerste-luitenant, Scottie Pippin, 35 wedstrijden moest missen vanwege een blessure en in een jaar dat de Bulls met een verzameling tamelijk vreemde karakters en no-names begonnen te spelen.
In zes werkelijk slopende wedstrijden wonnen de Bulls de serie met 4-2 en werd het tijdperk Jordan en de Bulls voorgoed afgesloten. In de zomer na de winst stopte Jordan bij de Bulls en werden acht van zijn collega-spelers naar andere ploegen verhandeld of geruild. De zes wedstrijden durende Finals was dus een waardige ‘Last Dance’ geweest. Of hoe de tomeloze, vaak bijna maniakale inzet van een 35-jarige man die bepaald niet van verliezen hield, opgepikt werd door vastberaden, niet meer dan gemiddelde Amerikaanse basketballers. En hoe een zen-achtige coach, een Kroaat, een Aussie en een Canadees zich aanpasten aan de ongeschreven wetten die de waarschijnlijk beste basketballer ter wereld ooit voor hen neergelegd had.
Sportdocumentaires neigen vaak in overtreffende trap de schijnbare schoonheid van het onderwerp of de held of heldin te tonen en de eventueel aanwezige negatieve rafelrandjes eraf te knippen. Deze serie, in elkaar gezet door de Amerikaan Jason Hehir, een filmmaker die niet aan scorebordjournalistiek doet, maar die, koel, bijna klinisch precies, laat zien hoe een wedstrijd vorm krijgt en hoe, vaak, Michael Jordan die wedstrijd beslist.
Buitenaards begaafd
Hehir maakte naam met onder andere sportdocumentaires over de Chicago Bears (NFL) van 1985 en de basketbalploeg van de universiteit van Michigan: The Fab Five. De semi-romanticus Hehir kreeg, tijden terug, een telefoontje. Hij nam op en een donkere stem zei: ‘This is Michael Jordan, I like to talk to you.’
Hehir later: ‘Als Jordan jou belt, dan luister je,’ en dat was de aanzet tot deze opmerkelijke tiendelige serie.
Opmerkelijk?
Ja, want alles uit 1998 was immers bekend en stond vast in cijfers, uitslagen, gemiddelden, zelfs beelden en dus ook feiten. Sport echter, zo wist Jordan en snapte Hehir, is meer dan facts. Topsport is voornamelijk ‘what’s bubbling inside’ en vandaar deze serie. Terwijl de complete sportwereld qua livewedstrijden nu geheel stilstaat, laat Hehir ons de ware inner circle van de Bulls zien.
Voor diegenen die daar nooit of zelden over gehoord hebben: Jordan was een megalomane sporter die, zo leek het, buitenaards begaafd was. Hij was atletisch gebouwd, maar ergens in zijn bovenkamer gebeurden dingen die bij anderen zelden voorkwamen. Eenmaal in de lucht kon hij van richting en snelheid veranderen. Op de grond speelde hij met de geestelijke inhoud van zijn tegenstanders; hij vernederde ze, hij talked trash en maakte ze gek en hij won heel vaak.
Daarbij snapte hij ook en vooral dat je nooit alleen een wedstrijd kon winnen en omringde hij zich met een groep mannen waar een tamelijk hoog IQ uit te persen was als het ging om beslissende acties in wedstrijden.
Het knappe aspect van deze opmerkelijke serie is dat we, 22 jaar na datum, de werkelijkheid en waarheid samengevoegd krijgen; de werkelijkheid lag in het feit dat, met hangen en wurgen, ‘but what the fucking hell’, de Bulls en Jordan de titel wonnen, maar de waarheid was al die tijd nooit zichtbaar gemaakt.
Broederschap
Hoe het kan dat dit wondermooie materiaal al die jaren in dozen op een schap in een tv-studio heeft gelegen, is wonderlijk te noemen, maar geeft ook aan dat we, blijkbaar, in 1998 aan de werkelijkheid genoeg hadden en dat de waarheid ergens verstopt werd en wij, de consument, er niet om maalden.
Een parallel met Lance Armstrongs zeven Tourzeges en de waarheid doet zich direct gevoelen. Helaas heb ik het materiaal niet, maar wel het script. In mijn hoofd dus.
Michael Jordan was (en waarschijnlijk: is) een fenomeen. Hij kon scoren waar hij wou en tegenstanders op een genadeloze manier te grazen nemen, maar het belangrijkste is dat hij dat deed met vier man rond hem in het veld. Vier kerels die hij, bijna eigenhandig, geselecteerd had. Dat maakt The Last Dance tot een briljante documentaireserie, die ook begrepen kan worden door zwemmers, turnsters, volleybalsters, ja zelfs voetballers en ook door het grote publiek.
Jordan speelde samen met Scottie Pippen, een man uit de zuidelijke staat Arkansas. Een dienende speler die beter kon zijn dan Jordan dacht en wist. Pippen (let op zijn stem) kon scoren als Jordan overspeeld werd door tegenstanders. Tussen de twee hing een plechtig gevoel van broederschap: Pippen kon nooit een ongekroonde superster zijn, hij was de vervolmaking van de dienende speler.
Jordan had helemaal niets persoonlijks met Dennis Rodman, een doorgedraaide idioot die een tik van de molen had gekregen, die later in vrouwenkleren liep en die Noord-Korea een heilstaat noemde. Jordan wist dat allemaal, maar hij wist ook dat Rodman de allerbeste rebounder in de NBA was. Om te kunnen scoren moet je als ploeg de bal hebben en Rodman zorgde daarvoor. Al zijn ontsporingen en werkelijk krankzinnige uitingen van genoegen of ongenoegen nam Jordan op de koop toe. Compleet gekken kunnen namelijk best hun waarde hebben in een ploeg.
Collectief idee
Jordan speelde graag met Steve Kerr in de laatste, beslissende delen van een wedstrijd. Kerr was blank en maakte nooit denkfouten en was goed opgevoed. Kerrs vader, de directeur van de American University in Beiroet, werd in 1984 door leden van Islamic Jihad in Beiroet doodgeschoten. Jordan verloor zijn vader door een koele moordpartij van twee Amerikaanse straatschoffies in 1993. Simpel gesteld, de twee hadden een tragedie meegemaakt die hen voor altijd verbond.
In wedstrijd vijf van de Finals schoot Kerr een open kans mis, ging zijn eigen bal achterna, pakte wonderwel, klein als hij was, de moeilijke rebound en passte de bal uit naar de vrijstaande Jordan die met zijn precieze schot de zege binnentrok. De blik van verstandhouding tussen de twee woog tonnen; alleen zij tweeën begrepen toen wat er gebeurde en hoe het gebeurde.
Jordan wist wel iets van de Balkanoorlog en hij wist dat de trotse Kroatische basketballer Toni Kukoc niet alleen een behoorlijk vaardige, linkshandige, speler was, maar tevens iemand die zich voor volk en vaderland constant bewijzen wilde, veel meer dan alle Amerikaanse spelers van de Bulls. Jordan liet Kukoc zijn ding doen in iedere wedstrijd, hij mocht zelfs missen of de boel verpesten, op het moment suprême schoot Kukoc toch raak. Jordan kende zijn medespelers, hun vaak zwakke kanten en onderkende hun geloof in hem.
En tot slot: Jordan geloofde in de bijna superieure manier van coachen van domineeszoon en zen master Phil Jackson. Topbasketbal ging niet om het feit wie de bal erin gooide, maar waarom iedere speler in een ploeg een rol had in dat patroon. Jackson was groot fan van de muziek van de Greatful Dead: improvisatie met een collectief idee, samen beginnen en samen eindigen en tussen die twee punten iets fraais zien te maken.
Jordan zelf was de bedenker, uitvoerder, hulpverlener, scorer en verdediger, het brein en de motivator van een ploeg die, hoe dan ook, met welk spelersmateriaal dan ook, die laatste titel won. Na 28 jaar begrijpen we pas hoe dat werkelijk gebeurde. Topsport is immers boven alles: goed nadenken. Omdat het geestelijk overwicht op elke tegenstander groot was, wonnen Jordan en de Bulls.
The Last Dance dus. Een sportdocumentaire waar een mens voor thuis mag, of beter, moet blijven.