VPRO Gids 21

23 mei t/m 29 mei
Pagina 5 - ‘Zwarte moeder, alleen’
papier
5

Cadeautje!

Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →

Zwarte moeder, alleen

Dirk-Jan Arensman

The Street (1946) was het eerste boek van een Afro-Amerikaanse schrijfster waarvan meer dan een miljoen exemplaren werden verkocht. Ann Petry schrok enorm van het succes van haar debuut, een protestroman annex thriller vol dreiging, moord en wraaklust.

Ann Petry

Het verhaal van de publicatie van The Street (1946), de debuutroman van Ann Petry (1908-1997), klinkt als een onwaarschijnlijke schrijversdroom. Een sprookje waarvoor de meeste beginnende auteurs hun rechterarm zouden geven en dat destijds, in het Amerika van de jaren veertig, in de hoofden van zwarte (aspirant-)schrijvers niet eens ópkwam.
Dertig was Petry, als apothekersdochter Ann Lane opgegroeid in het spierwitte plaatsje Old Saybrook, Connecticut, toen ze in 1938, pas getrouwd met restaurantmanager George Petry, naar Harlem verhuisde. Hoewel ze was opgeleid aan de College of Pharmacy van de universiteit in haar geboortestaat, begon ze in New York algauw professioneel te schrijven. Alles van krantenartikelen en kopij voor een pruikencatalogus tot, uiteindelijk, haar eerste korte verhaal, ‘On Saturday, the Siren Sounds at Noon’, afgedrukt in The Crisis, een tijdschrift van de National Association for the Advancement of Colored People.
Het verhaal over een man die zijn overspelige vrouw betrapt viel in de smaak bij een redacteur bij uitgeverij Houghton Mifflin, die haar opbelde met de klassieke vraag of ze toevallig ook met een roman bezig was. En zo ja, of ze haar werk niet wilde insturen voor de Houghton Mifflin Literary Fellowship Award.
Petry werkte inderdaad aan een roman, gebaseerd op wat ze had gezien als vrijwilligster bij P.S. 10, een naschoolse opvang voor sleutelkinderen op de hoek van St. Nicholas en 116th Street. De gettoarmoede en -criminaliteit in Harlem in het algemeen, namelijk, en het effect daarvan op kwetsbare buurtjongeren in het bijzonder. ‘De mannen lummelden en de vrouwen werkten,’ zou ze de situatie in haar boek samenvatten. ‘De man­nen verlieten de vrouwen en de vrouwen bleven werken en de kinderen werden alleen gelaten. De kinderen lie­ten ’s nacht het licht aan omdat ze alleen achterbleven in kleine, donkere kamers en ze bang waren. Alleen. Altijd alleen. Ze wilden na schooltijd niet thuisblijven omdat ze bang waren in de lege, stille, donkere kamers. Ze hoorden te spelen in uitgestrekte, groene parken en in plaats daar­van liepen ze op straat. En de straat verwelkomde hen en slokte hen op.’

Verbijsterd

Dankzij het prijzengeld van de Fellowship Award kon Petry zich tijdelijk fulltime wijden aan het voltooien van The Street, en het resultaat werd niet alleen gepubliceerd, maar nog een daverende bestseller ook. Het eerste boek van een Afro-Amerikaanse schrijfster waarvan meer dan een miljoen exemplaren werden verkocht.
En Ann Petry? Die vond het afschuwelijk, blijkt uit interviews in The New York Times en The Washington Post uit 1992. ‘Ik was volkomen verbijsterd,’ zei de ‘prachtige, vurige vrouw van vierentachtig’, die de plotselinge roem blijkbaar als een soort spirituele diefstal beschouwde. ‘Ik was geschokt dat mijn ziel plotseling niet meer van mij was. Ik was een zwarte vrouw in een tijdsgewricht waarin schrijfster zijn voor zwarte vrouwen ongebruikelijk was, en ik werd belégerd. Iedereen wilde wat van me.’
Het is maar goed, ben je bijna geneigd te denken, dat Petry niet heeft hoeven meemaken dat haar collega Tayari Jones (1970), bekend van haar bestseller An American Marriage (2018), twee jaar geleden in de VS een succesvolle campagne begon om haar wat in de vergetelheid geraakte lievelingsboek weer onder de aandacht te brengen. Dat bij de Library of America een jaar later een Petry-uitgave verscheen, waarin naast haar debuut de roman The Narrows (1953) en een selectie essays over Harlem en het schrijverschap waren opgenomen. En dat er deze week eindelijk ook een Nederlandse vertaling verschijnt.
Maar als lezer begrijp je meteen waarom de worstelingen van de alleenstaande moeder Lutie Johnson om zelfs maar een glimp van de Amerikaanse Droom op te vangen én haar achtjarige zoontje Bub te beschermen tegen de gevaren van De straat destijds insloegen als een bom.

Schoonheid

Als Lutie op de eerste pagina’s de koude novemberwind trotseert om in Harlem een appartementje te vinden, heeft ze al een half leven aan ellende in het plaatsje Lyme, Connecticut achter zich. Op haar zeventiende trouwde ze daar al met jeugdliefde Jim. ‘Alleen was het huwelijk geklapt, in tweeën gebroken als een goedkope elpee.’
Redenen? Jim kon vanwege zijn huidskleur met geen mogelijkheid een baan vinden. Lutie moest noodgedwongen als kindermeisje inwonen bij de steenrijke familie Chandler, waardoor ze man en kind vijf jaar lang nauwelijks zag. Totdat Jim, deels uit frustratie en deels uit irrationele jaloezie op wat zijn bloedmooie vrouw buitenshuis allemaal zou kunnen uitspoken, vreemdging, waarop Lutie vertrok.
Luties schoonheid was daarvoor ook al voer voor insinuerende opmerkingen tegen haar werkgeefster, trouwens. ‘Tuurlijk, ze kan geweldig koken,’ zegt een vriendin tegen mevrouw Chandler, ‘maar ik zou nooit een knappe zwarte meid in huis nemen. Je weet toch dat ze altijd flirten met mannen. Blanke mannen bij uitstek.’ Een combinatie van racisme en seksisme die in de rest van de plot een centrale rol zal spelen.
Want ze mag er mede door de bralpraatjes in huize Chandler dan van overtuigd zijn geraakt ‘dat iedereen rijk kon zijn die dat wilde en hard genoeg werkte en goed genoeg vooruitdacht’, in haar nieuwe omgeving blijkt dat een naïeve illusie. Vanwege de beroerde sociaaleconomische vooruitzichten van de zwarte bevolking, maar ook omdat de begerige blikken (en handen) van mannen haar danig in de weg zitten.    
Zo is er de huismeester van haar appartementengebouw, meneer Jones, die geobsedeerd door haar (lichaam) raakt, stiekem haar flatje binnensluipt om haar kleren te bepotelen en haar uiteindelijk bijna verkracht. De schijnbaar goedhartige matrone die daar een stokje voor steekt, mevrouw Hedges, blijkt een doortrapte hoerenmadam die Lutie graag op een presenteerblaadje zou aanbieden aan de plaatselijke nachtclubeigenaar-met-maffiaconnecties, de blanke Junto. En wanneer ze denkt dat haar zangtalent dan misschien een uitweg uit de armoede kan bieden, krijgt ze ook nog te maken met Boots Smith, een hitsige bandleider die Tayari Jones in haar voorwoord zo glibberig noemt ‘dat je desinfecterende handgel nodig hebt tijdens het lezen’.

Gevormd

Dat Petry bij dat alles een geëngageerde boodschap heeft, lijdt nooit twijfel. ‘Het komt me voor dat alle grote kunst propaganda is, of het nu gaat om de Sixtijnse Kapel of de Mona Lisa, Madame Bovary of Oorlog en vrede,’ schreef ze in het essay ‘The Novel As Social Criticism’. ‘Zodra de romancier begint te laten zien welke invloed de maatschappij heeft gehad op het bestaan van zijn personages, hoe ze zijn gevormd door de wereld waarin ze leven, dan schrijft hij een maatschappijkritische roman, of hij het nu zo noemt of niet.’
Maar dat weerhield haar er niet van van de vurige ‘protestroman’ De straat ook een heerlijke thriller te maken, vol dreiging, moord en (wraak)lust. Een roman die barst van de soepele dialogen en swingende zinnen. En bovenal een die je laat meeleven met de complexe en felrealistische mensen waardoor hij bevolkt wordt.
Je griezelt van die gladjakker van een Boots, maar begrijpt zijn weerzin als hij een voormalig bestaan als treinwagonbediende beschrijft als “’ja meneer” zeggen tegen iedere blanke hufter die de prijs van een kaartje kon betalen’. Je krijgt zélfs een beetje medelijden met die kansloos kwijlende meneer Jones (én diens vrouw Min). En je hoopt natuurlijk tot het eind dat Lutie en Bub toch nog aan hun noodlot kunnen ontsnappen, op de een of andere manier vlak voor de afgrond op hun hielen kunnen omdraaien.
Tegen beter weten in, misschien. Maar zoals het verhaal van Ann Petry bewijst: soms komen onwaarschijnlijke dromen for better or worse wel degelijk uit.

Ann Petry
De straat
Uitgeverij Atlas Contact

 (oorspr. The Street, vert. Lisette Graswinkel)