Oplevende talen
De helft van alle talen zou het einde van de 21ste eeuw niet halen, klonk het tien jaar geleden. Het door een handjevol talen gedomineerde internet zou de doodsteek zijn, maar dit blijkt juist een blessing in disguise. ‘Soms gaat een dode taal weer gesproken worden.’
Een derde van de talen die de wereld rijk is, kent minder dan duizend sprekers en elke paar weken sterft een taal uit, luidde de voorspelling toen in 2010 de (laatste) Unesco Atlas of the World’s Languages in Danger in verscheen. En dat was een kwalijke zaak – met elke taal verdween immers een enorme culturele rijkdom, er verdween inheemse kennis van de natuur en een manier van naar de wereld kijken.
Maar lange tijd werd helemaal niet op die manier naar talen gekeken, zegt Willem Adelaar, emeritus hoogleraar taalkunde en betrokken bij de Unesco Atlas. ‘Het argument was: talen verdwijnen, dat is een natuurlijk proces, daar moeten we niets aan doen. De taalkunde was naar binnen gericht, aandacht voor vreemde talen kwam er pas in de loop van de jaren negentig. Maar dat verdwijnen van talen was helemaal geen natuurlijk proces. Het was gedwongen, ging via discriminatie en onderdrukking. In Frankrijk kregen kinderen bijvoorbeeld straf als ze op school hun eigen streektaal spraken.’
Talensterfte had te maken met processen van natievorming, met kolonisatie en het uitroeien van (de cultuur van) inheemse volken, had (en heeft) te maken met de massale migratie naar steden, waar de eigen taal wordt opgegeven voor een nationale taal die meer prestige heeft en betere bestaansmogelijkheden geeft.
En toen, begin deze eeuw, was er plotseling ook nog eens dat vermaledijde internet. Wie mee wilde in de digitale wereld moest het Engels of een van de andere op het internet dominante talen omarmen, heette het, ten koste van de eigen taal. Maar in plaats van de grote gelijkmaker is internet vooral ook een platform gebleken waarop kleine taalgemeenschappen floreren.
Assimilatie
‘Ik geloof helemaal niet dat het internet een bedreiging is voor kleine talen,’ zegt Daniel Bögr Udell, medeoprichter van Wikitongues, een in 2016 opgericht YouTubeplatform waar mensen video’s kunnen uploaden waarin ze hun eigen taal of dialect spreken. Meer dan 400 talen en dialecten zijn er inmiddels op Wikitongues vastgelegd. Bögr Udell kwam twee jaar geleden naar Nederland en legde meerdere (streek)talen vast, waaronder het Bildts, Limburgs en de Nederlandse gebarentaal.
‘Natuurlijk zullen Engels, Mandarijn en Spaans oprukken,’ stelt Bögr Udell, ‘maar internet is tegelijkertijd ook een geweldig instrument als het gaat om taalactivisme. De laatste decennia is over de hele wereld een beweging op gang gekomen van in de verdrukking geraakte, kleine gemeenschappen die zich bewust worden van de waarde van hun eigen cultuur en taal, die zich teweerstellen tegen assimilatie.
Internet maakt het mogelijk films te publiceren in de eigen taal en deel te nemen aan onlineforums erover. Het is daarmee een plek waar mensen zich gevrijwaard weten van de druk van dominante taal waar ze in het dagelijks leven vaak mee te maken hebben. Internet zorgt voor vrijplaatsen waar ze hun taal dagelijks kunnen gebruiken, waar ze media kunnen delen en de taal kunnen leren en onderwijzen. Individuen uit gemeenschappen die geografisch uit elkaar zijn gerukt, kunnen online weer met elkaar in contact komen in de eigen taal, die ze anders helemaal niet meer spreken.’
Digitale technologie speelt sowieso een grote rol. Het aantal apps gewijd aan (het leren van) een door Unesco als bedreigd aangemerkte taal beloopt vele tientallen. Daarnaast is ook het aantal websites met een van deze talen als onderwerp groot. Machine-learning-technologie wordt ingezet – in Australië bijvoorbeeld, door Google – voor de analyse van geluidsopnames van inheemse talen. Een app, First Voices Keyboard geheten, maakt het mogelijk om in de eigen taal en in het eigen alfabet te typen.
Manx
‘Het ging bij taalkundigen aanvankelijk voornamelijk om het tijdig vastleggen en preserveren van een bedreigde taal teneinde die te kunnen bestuderen,’ zegt Adelaar. ‘Maar wat je nu ziet is dat er gemeenschappen zijn die door die waardering van buitenaf enthousiast worden over het culturele verleden dat ze zelf onder druk hebben laten verdwijnen, en dat zo’n taal weer opbloeit. Uiteindelijk kan het er, met dank aan digitale technologie en het internet, zelfs toe leiden dat een dode taal opnieuw gesproken gaat worden. Dat gebeurde bijvoorbeeld met het Mochica in Peru. Die taal stierf begin vorige eeuw uit. Nu is een jonge generatie bezig om op de ruïnes van die vroegere taal een nieuwe taal te maken. Ze zijn een taal aan het bedenken op basis van wat er over is van de uitgestorven taal van hun grootouders.’
Een soortgelijke geschiedenis speelt op het eiland Man, dat in de Ierse Zee ligt en bij Groot-Brittannië hoort. ‘Ik zie het als een plicht om de cultuur en de taal door te geven,’ zegt Julie Matthews, terwijl ze een namenlijst van schoolkinderen doorneemt. Met die taal bedoelt ze het Manx, de oorspronkelijke taal die op het eiland werd gesproken. ‘Kijk, sommigen hebben echte Manxe namen: Iliam, Karan, Auren ook, en Ori, dat komt van de Vikingkoning.’
Matthews is hoofd van Bunscoill Ghaelgagh, de lagere school op het eiland, de enige school waar kinderen vrijwel uitsluitend les krijgen in het Manx. De school werd in 2001 opgericht. Inmiddels krijgen jaarlijks tussen de zestig en zeventig leerlingen les in een taal die in de tweede helft van de twintigste eeuw nog als morsdood gold. Sprak in 1874 dertig procent van de eilandbewoners, zo’n 17.000 man, nog Manx, in 1960 waren dat er nog maar minder dan honderd. Als in 1971 de laatste native speaker, ene Ned Maddrell, overlijdt, lijkt het Manx voorgoed verleden tijd.
Maar anno 2020 spreken een kleine 2000 eilandbewoners die verdwenen taal weer. Mooier nog: een nieuwe generatie native speakers is opgestaan.