Er verschijnt heel langzaam een forse, open boot. Vier jongemannen, twee staan op het achterdek, ze vissen met een hengel. Even later een kleinere boot, twee oudere mensen met een Weimaraner als een standbeeld op de boeg. Ze hoeven niet in te houden voor de vissers, ze nemen de afslag, het huisje staat op een splitsing. Ik heb veertien honden in mijn leven gehad, waaronder een Weimaraner, die een bijzondere plaats innam. Het overvalt me, ik word niet graag verrast door mijn herinneringen.
Oud-leerling
Het schrijvershuisje staat op palen in het water. Ik zit in het huisje, derde dag, einde van de middag.