Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →
Gedeelde smart
Lezerscolumns
‘Wat bracht u troost, het afgelopen jaar of in uw leven?’ vroegen wij. Lezers stuurden hun bijdragen in. Soms grappig, soms ontroerend, soms schrijnend. Soms allemaal tegelijk. Op deze pagina’s enkele hoogtepunten.
Kroost
Ik verbaas me er ieder jaar weer over hoe ik me laat overvallen door de herfst. Ergens op een dag in augustus gaat het anders ruiken, dan gaat het een keer regenen. Dan kun je opeens niet meer buiten zwemmen. En dan moet opeens het licht aan als je gaat eten. Ik heb dit toch al 45 keer meegemaakt, en toch verraste het me dit jaar opnieuw.
De maandag nadat de klok een uur was verzet, ging ik de kinderen ophalen van de bso. Het was al aardig aan het schemeren toen ik bij het speeltuintje aankwam. Dat krijg je natuurlijk als je de klok een uur vooruitzet.
Er waren geen lantaarnpalen in de speeltuin. Gelukkig had ik twee zaklampen bij me. De kinderen renden uitzinnig van geluk naar me toe. ‘Kijk! Het is donker!’ zeiden ze. ‘We spelen tikkertje, maar we botsen overal tegenaan!’ De zaklampen gaven hun speelzucht een nieuwe impuls. Ze wilden ermee in de donkere speeltuin spelen. Met de opmerking dat ik vlakbij een vleermuis had gezien, kreeg ik ze uiteindelijk mee.
De weg naar huis was een ontdekkingstocht. Ze zagen geen vleermuis, maar wel sterren, de maan en een raam vol gekleurde lampjes. ‘Deze tijd vind ik de leukste van het jaar,’ zei mijn dochter met een gelukzalige zucht. Ik realiseerde me dat mijn kinderen ongeveer een halfjaar niet meer in het donker buiten waren geweest. Rond die tijd waren ze aan het eten of slapen. In zijn beleving was mijn zoon van vier voor het eerst buiten in het donker.
Ik dacht aan toen ik een kind was en van ieder seizoen hield. Misschien juist omdat ieder seizoen me overviel. Ik ga kijken of ik het weer kan leren, houden van het donker.
Nathalie Dekker
Een fliebertje klokhuis
Ik mocht niet mee vanwege de coronamaatregelen, dus keek ik via FaceTime naar het dode kind in de buik van mijn vriendin. ‘Het is beter zo,’ zei de echomevrouw. Ik vroeg wat ze daarmee bedoelde. Als het embryo defect is, dan zal het lichaam het afstoten zonder toestemming te vragen. Het lichaam stopt met voeden en zal het daarna uitspugen als een ongewenst fliebertje klokhuis dat verdwaald is in een stuk appeltaart. Het was geruststellend bedoeld, want wie wil er nou een defect kind?
Pas toen ik in de motregen schuilde onder de luifel van het Badhuis op een uitgestorven Javaplein moest ik huilen. Ik belde mijn moeder. Ze zei: ‘Och jongen. Het komt als God het wil.’
Daarna baarden we elke maand een nieuwe reden waarom het niet gelukt was. Misschien is de baarmoeder niet goed (de baarmoeder blijkt een superzacht springkussen), misschien heb ik trage zwemmers (ik heb een leger aan Nyls Korstanjes aldus de spermalaborant). En daarna volgden steeds praktischere redenen: misschien moeten we het om de dag doen, misschien moeten we het elke dag doen. Misschien moet je geen tien minuten blijven liggen na de seks, maar een uur. Misschien moeten we veel paksoi eten. Misschien moet ik wijdere boxershorts dragen. Misschien moeten we de loden leidingen vervangen. Handelingen die direct hoop geven, opkomend verdriet voorkomen en troost overbodig maken.
Eén keer sloeg ik heel hard met mijn platte hand tegen het Badhuis. Met een nagloeiende hand luisterde ik verder. Moeder vervolgde rustig: ‘Blijf niet hangen bij de dood van iets wat nooit heeft bestaan.’ Ik realiseerde me: ik ga dit niet onthouden. Ik vergeet pijn. Als verdriet voorbijgaat, gaat troost ook voorbij.
In de vruchtbaarheidskliniek willen ze ons niet helpen, want we hebben tenslotte een miskraam gehad. Dat betekent dat alles werkt. Soms is troost als striemende regen tegen schrale rode wangen.
Abel Willems
Troostrijk
door Moniek Spaans
Bingo
Als het virus me te bar werd, ging ik bingo spelen met mijn zoon. Hij programmeerde iets waardoor ik alleen maar op de spatiebalk hoefde te drukken en de ballen kwamen in beeld. We speelden om een chocoladereep of een plantje van de Wibra. Mijn zoon koos steeds de reep.
Ondertussen belde mijn zus. We moesten de spullen gaan verdelen. ‘Wil je de kop van Nabokov, het schaamhaar van Reve of de sofa van Freud?’ vroeg ze.
‘Is dat die lelijke bank in een lijstje?’
‘Ja, die heb jij een keer van de muur geramd met een stoel.’
Ik koos voor Freud, want ik had een plekje op de muur en schaamhaar zou dat niet bedekken.
Een vriendin kwam op bezoek. ‘Is dat een Marokkaans bidkleed?’ vroeg ze. Ik schudde mijn hoofd, terwijl ik taartjes aan het verdelen was. ‘Nee, het is de bank van Freud,’ zei ik. ‘Die heb ik geërfd.’
‘Oh ja,’ zei de vriendin. ‘Hij was psycholoog toch?’
‘Psychiater. Mijn moeder was psycholoog. Nou ja, was… ze leeft nog gewoon. Wil je meer taart?’
‘Nee,’ ze de vriendin. ‘Mijn weegschaal staat echt aan de verkeerde kant van de zeventig.’
‘Zullen we een spelletje bingo doen?’ vroeg ik. ‘Ik heb digitale ballen. En je kunt een plantje winnen.’
‘Leuk!’ zei de vriendin. ‘Ik ben gek op bingo.’
Hedda Treffers
Onze hartelijke dank voor al uw troostrijke berichten. De geplaatste inzenders ontvangen een set VPRO-mondkapjes.
Cadeautje!
Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →