Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →
Official in Tokio
Geen Olympische Spelen zonder officials. De VPRO Gids sprak met twee toppers uit de hockey- en softbalwereld die naar de Spelen in Tokio gaan.
‘Zelf ga ik niet scoren’
Linda Steijger, officemanager bij FrieslandCampina, is de scoring director van het softbaltoernooi.
Linda Steijger (1966): ‘Nee hoor. Ik ben met de sport in aanraking gekomen toen ik 37 jaar geleden verkering kreeg met een jongen, nu mijn man, die bij De Knuppelaars in Rosmalen speelde. Ik wist niets van honkbal, maar omdat ik elke week kwam kijken werd mij gevraagd of ik het leuk zou vinden om te scoren. Dit houdt in dat je alles wat in de wedstrijd gebeurt met tekens bijhoudt op papier: hoe komt men op het honk, op het volgende honk, hoe gaat men uit of hoe scoort men een punt. Dus ik begon als teamscorer. Nadat mijn man was gestopt met spelen, werd hij scheidsrechter en groeide door naar de hoofdklasse honkbal. Ik heb mij opgegeven om bij zijn wedstrijden te gaan scoren. Inmiddels had ik ook al de nodige cursussen gevolgd en die hobby is flink uit de hand gelopen, aangezien ik nu zowel op nationaal, Europees en wereldniveau mag scoren. In de hoofdklasse zijn er altijd twee bondsscorers. De een scoort op papier en de ander voert het met tablet in op het play-by-play-systeem. Zo ging ik van de hoofdklasse naar Europese toernooien, tot ik door de wereldbond gevraagd werd om te scoren bij WK’s. Daar kwam de uitnodiging voor de Olympische Spelen uit rollen.’
‘Klopt, maar dat betekent niet dat ik geen fouten maak.’
‘Toch wel, want er zijn honderden scorers actief op wereldniveau en er gaan er maar vijf naar honkbal en vijf naar softbal in Tokio. Dat tiental wordt aangevuld met Japanse scorers. Het is echt dus een hele eer.’
‘Geen enkele. Ik ben daar de scoring director, dus ik ben verantwoordelijk voor alle wedstrijden, maar zelf ga ik niet scoren. Ik stel de scorers aan voor de wedstrijden, beantwoord hun vragen, help als er uitdagingen zijn bij het invoeren in het computerprogramma en controleer na afloop van de wedstrijd of alles goed is gegaan. Ik doe alleen softbal. In Peking 2008 stonden softbal en honkbal voor het laatst op het olympisch programma en daar was ik scorer bij het honkbaltoernooi. Net als toen ben ik nu ook vrijwilliger. Vliegtickets en hotel worden natuurlijk wel betaald, maar ik heb vrije dagen opgespaard voor Tokio. Als official krijg je ook speciale kleding. Ik heb alle maten doorgegeven en hoop dat het allemaal past. Daar heb ik niet altijd goede ervaringen mee.’
‘Het is een hobby. Je bent er goed in en je vindt het leuk. Wat dat betreft is het ontspanning. Anderzijds kan er heel veel tegelijk gebeuren, dat zou je stress kunnen opleveren. Je mag niets missen en moet alles goed opschrijven. Een honkbalwedstrijd kan zomaar drie uur duren en al die tijd moet je geconcentreerd blijven. Softbal duurt meestal korter.’
‘Haha. Het gebeurt niet zo vaak, maar als ik naar een wedstrijd op televisie kijk, denk ik toch steeds: hoe zou ik dit gescoord hebben? Dat is na al die jaren een automatisme geworden.’
‘Mijn collega’s zijn er ook wel trots op dat ik naar de Spelen mag.’
‘In Tokio ben ik geen bobo’
Philip Schellekens, accountmanager goede doelen bij PostNL, is umpires manager bij het hockeytoernooi.
Philip Schellekens (1962): ‘Toen ik tien was. Twee oudere broers speelden bij VHMC Cartouche in Voorburg, dus ik ging ook hockeyen. Ik ben altijd keeper geweest en tijdens een familietoernooi met Pasen zei iemand: ga jij maar eens fluiten. Twaalf was ik toen en iedereen moest wel lachen om dat kleine irritante mannetje dat niet op alle slakken een beetje zout legde, maar dit met bergen tegelijk deed. Toch was het van: hij ziet het wel, het is echt een scheidsrechtertje. Ik begon bij de D’tjes en de C’tjes, op m’n achttiende ben ik definitief voor de bond gaan fluiten en stopte ik met keepen. Met fluiten kon ik verder komen. Vervolgens tweede en eerste klassen, landelijk en internationaal. Dan ga je eens een keer mee naar het buitenland met Oranje onder de zestien en onder de achttien en daarna volgen echte interlands.’
‘Tegen het einde van mijn loopbaan werd tegen mij gezegd: als je stopt, willen we je als umpires manager houden. Eerst zien dan geloven, dacht ik, want er wordt in de sport zo veel beloofd. Dat was ook altijd een klein, gesloten clubje, maar op een gegeven moment mocht ik als derde man mee naar het WK in India. Daar vroegen de twee umpires managers mij, eigenlijk meer voor de vorm, hoe ik dacht over hun aanwijzingen voor de halve finales en de finale. Ik gaf mijn mening en de volgende dag bleek dat mijn aanwijzingen volledig waren overgenomen. Toen wist ik dat dit echt leuk zou kunnen worden.’
‘Als umpires manager ben je verantwoordelijk voor alle scheidsrechters op een toernooi. Je wijst ze aan, beoordeelt en coacht ze en uiteindelijk bepaal je wie de finale fluit. En je creëert een omgeving waarin scheidsrechters fouten mogen maken. Belangrijker dan een fout is de vraag: hoe herstelt hij zich na een fout? Blijft hij staan of valt hij om? Wij zorgen voor een veilige omgeving en geven feedback. En dat is eerder benoemen wat goed ging en analyseren waarom iets goed ging dan op fouten wijzen. Dat is niet zo interessant. Gebeurde in mijn tijd als scheidsrechter wel, nu is de rol van de umpires manager veel meer coachend.’
‘In Tokio ben ik geen bobo. Daar moet ik gewoon keihard werken. Ik heb hier bij een WK weleens met een vrijkaart op het terras naar een wedstrijd staan kijken. Ja, dan zie ik er misschien uit als bobo, ook omdat veel mensen mij dan kennen. Dat is op de Olympische Spelen niet aan de hand.’
‘Dit zijn mijn tweede Spelen. Bij de vorige in Rio was ik niet aanwezig, wel in Londen in 2012. Er zijn vier umpires managers en er is elke dag hockey. Van de eerste tot en met de laatste dag, dus ik ben er tweeënhalve week. Vanwege corona zal het minder feestelijk zijn en als umpires manager ben je eigenlijk alleen maar op de venue. De eerste wedstrijden beginnen al om halftien ’s morgens en het wordt heet en vochtig. Dertig graden en hoger. Scheidsrechters verliezen wel drie liter vocht per wedstrijd, overal staan ijsbaden en er zijn ijsvesten. Ook voor officials. Eten is tijdens toernooien ook vaak een ding. Moet je echt plannen, anders schiet het erbij in. Het wordt vooral hotel, busje, venue.’
‘Mijn vrouw krijgt al buikpijn als ze hier een vliegtuig over ziet komen, dus dat was niet gebeurd. Dit is míjn grote vakantie. Ik heb twee puberdochters en als ik in Tokio ben, gaan die met hun moeder op vakantie naar Frankrijk.’
‘Dat is de enige manier waarop je dit werk kunt doen.’