Een zomer aan gesprekken met tbs’ers en hun behandelaars over hun jeugd en het kliniekleven voerde Tsead Bruinja afgelopen jaar. De neerslag daarvan, ‘documentairepoëzie’ in de traditie van Sleutelaar en Armando, verzamelde hij in de kleine bundel springtij (Querido). Ontroerende flitsportretten, waarin de onderwerpen steevast ‘x’ heten en ongespecificeerde delicten pleegden, maar evengoed een eigen stem en gezicht krijgen. Van een Eftelingfan met een aversie tegen attracties zonder sprookjesthema tot de x die van ‘bob ross’ wil leren schilderen, maar niet met ‘thinner’ (verdunner) mag werken. En van die psychotische Somaliër die als kind zijn honger stilde ‘door onder het raam van een restaurant te gaan staan’ tot de rastafari die nooit doodgaat: ‘de dood is voor negatieve mensen’.
DIRK-JAN ARENSMAN