Dat de Dutch Design Week (DDW), anders dan de designbeurs in Milaan, meer gaat over het vormgeven van maatschappelijke verandering dan over mooie spullen weten de liefhebbers wel. Maar dat de ambassadeur van dit jaar, Christien Meindertsma, ontwerpers eigenlijk helemaal niet interessant vindt, is even wennen. Hoe producten tot stand komen en wat er na gebruik mee gebeurt, is wat haar fascineert. ‘Ik kan niet wachten tot de sterontwerper uitsterft,’ lacht ze.
Dirigent van onze elementen
Kunstenaar en DDW-ambassadeur Christien Meindertsma laat in een nieuw werk zien dat ons lichaam een tijdelijke opslagplaats van elementen is. Alles wat we doen, heeft zijn weerslag op de aarde. ‘Met onze keuzes als consument besturen we systemen en elementen.’
Meindertsma verwierf bekendheid met haar boek Pig 05049. Drie jaar lang onderzocht ze welke producten er van één Zuid-Limburgs varken worden gemaakt. Vlees, huid, beenderen, organen, bloed – alles. Bijna 200 producten documenteerde ze in het boek. Zo zit as van varkensbotten in de remmechanismen van Duitse treinen en maakt proteïne uit varkenshaar brood zachter. Ook kocht Meindertsma de opbrengst van een vlasakker in de Flevopolder en daarvan maakte ze grondstoffen voor verschillende producten. Het oogsten, 'roten', 'zwingelen' en andere vergeten verwerkingen van vlas liet ze in een film vastleggen. Het is haar handelsmerk: systemen ontleden en onder de motorkap kijken hoe producten tot stand komen.
Valsspelen
Wanneer we haar spreken, is ze druk met de opbouw van de tentoonstelling Long Live Fashion in het TextielMuseum in Tilburg – nog te bezoeken tot maart 2022. In haar deel van de expositie volgen we 2000 tweedehandskledingstukken vanaf het moment van inlevering. De helft is herdraagbaar en gaat naar het buitenland, de andere helft gaat door de shredder. Van het restmateriaal worden garens gesponnen. ‘Wat opviel is dat veel kleding, zo’n vijftien procent, dusdanig ranzig uit de zakken komt dat het niet eens door de shredder kan, maar verbrand moet worden,’ vertelt ze. ‘Omdat mensen huisvuil tussen de kleding in de zak stoppen. Ik vind het schokkend dat we zo lomp met materialen omgaan, gewoon omdat het kan. Eigenlijk worden we aangemoedigd om ons te misdragen. Wanneer je bij H&M of Primark koopt, weet je dat deze spullen niet zijn gemaakt om lang mee te gaan. Recyclingbedrijven hebben moeite om van deze reststromen nieuwe dingen te maken, want de kwaliteit is bij aanvang al slecht. Hoe leg je dat uit aan iemand die honderd jaar geleden leefde? Dat wij een overhemd maken om dat maar één keer, of zelfs nooit te dragen.’