Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →
De troost van kunst
Michael Ignatieff verdiepte zich in schrijvers, beeldend kunstenaars en componisten die in duistere tijden verlichting vonden in kunst, filosofie en religie. In het fraaie ‘Troost’ vertelt hij hun verhalen, als casestudies in consolatie.
Het begon allemaal in 2017, schrijft historicus, essayist en oud-politicus Michael Ignatieff (1949) in het voorwoord, tijdens een korenfestival in Utrecht. (Het tweedaagse festival 150 Psalms – 150 psalmen in TivoliVredenburg, om precies te zijn, al laat Ignatieff dat ongenoemd.)
De Canadees was daar door Yoeri Albrecht uitgenodigd om als entr’acte een lezing te geven over rechtvaardigheid en politiek in het Bijbelboek Psalmen. Tot zijn eigen verbazing, aangezien hij als seculiere intellectueel eigenlijk vrijwel níets van die liederen afwist.
Maar nog verbaasder was hij, nadat hij zich eenmaal intensief in het onderwerp had verdiept en de lezing achter de rug was, toen hij met zijn vrouw Zsuzsanna tussen het publiek in de zaal zat. Verdeeld over twaalf concerten zongen vier koren alle 150 psalmen, elk getoonzet door een andere componist. En het resultaat was onvermoed overweldigend. ‘De muziek was prachtig, de woorden raakten me diep en de ervaring had een louterend effect dat ik tot op de dag van vandaag probeer te verklaren. Ik was gekomen om een lezing te geven, maar wat ik vond was troost: in de woorden, de muziek en de tranen van herkenning bij de toehoorders.’
Dat gevoel bleef hem bij.
Analyserende portretten
En toen, in maart 2020, sloeg Covid-19 toe en ontketenden dodental en terugkerende lockdowns vooral online een ware explosie aan pogingen ‘om elkaar te troosten en betekenis te geven aan ons gedeelde gevoel van desoriëntatie, angst, eenzaamheid en rauw verdriet’. Van de musici van een Rotterdams orkest die via Zoom, ieder vanuit de eigen huiskamer, Beethovens ‘An die Freude’ speelden en dichters die bemoedigende gedichten voordroegen tot mensen die passages uit Albert Camus’ De pest (1947) lazen. ‘Rappers rapten, zangers zongen en intellectuelen oreerden.’
De intellectueel Ignatieff – die eerder onder veel meer de biografie Isaiah Berlin: A Life (1998) en, recenter, de reisessays over universele kernwaarden van de mens Gewone deugden (2017) publiceerde – besloot zich op zijn beurt te verdiepen in leven en werk van schrijvers, beeldend kunstenaars en componisten die vaak in nog veel duisterder tijden verlichting vonden in kunst, filosofie en religie. Met als resultaat het fraaie Troost, waarin hij in chronologische volgorde hun verhalen vertelt, als casestudies in consolatie. Analyserende portretten waarin het, net als in die Utrechtse concertzaal, vaak draait om teruggrijpen op het Woord of op woorden van grote geesten uit het verleden, en waarin muziek ons diepste verdriet soms dragelijk kan maken.
Engelenkoren
Beide is het geval in het prachtige twaalfde hoofdstuk, dat opent met een aan componist Felix Mendelssohn toegeschreven anekdote. 1804 was het toen de jonge Weense pianist Dorothea von Ertmann vrij plotseling haar driejarige zoontje verloor, en in een verlammende depressie terechtkwam. Totdat Ludwig von Beethoven, die haar kende uit het recitalcircuit, haar thuis opzocht, achter de piano plaatsnam en zei dat ze ‘nu met elkaar konden spreken in de taal van de muziek’.
‘Hij improviseerde een vol uur lang, en Dorothea kon voor het eerst huilen,’ gaat het ontroerende verhaal. Waarna Ignatieff uit een brief van Von Ertmann citeert: ‘Wie zou deze muziek kunnen beschrijven? Ik dacht engelenkoren te horen die vierden dat mijn kind de wereld van het licht betrad.’
Klinkt dat laatste nog enigszins naar de beloften van een hemels paradijs, het vervolg beschrijft vooral hoe ‘aardse’ muziek en ongewijde teksten gaandeweg voor velen de rol van religieuze gezangen en rituelen overnamen, aan de hand van Gustav Mahlers Kindertotenlieder.
Griezelig realisme
Mahler, wiens kijk op het christelijk hiernamaals ‘ironisch en spottend’ was, meende dat muziek ‘na de dood van de goden’ antwoord moest geven op grote levensvragen. (‘Waar leef je voor? Waarom lijd je? Is het allemaal één grote, angstaanjagende grap.’) Een verlangen naar ‘metafysische vertroosting’, dat hij volgens Ignatieff mede wist in te lossen doordat hij in zijn composities ‘met een bijna griezelig realisme’ momenten verwerkte uit zijn eigen ongelukkige jeugd als kind van een opvliegende tiran van een herbergier in Iglau, een stad in het huidige Tsjechië.
Want, natuurlijk, voor een deel beroeren die vijf liederen voor mannenstem en orkest die hij tussen 1901 en 1904 schiep je hart vanwege de teksten. Gedichten die de jonge Duitse hoogleraar Friedrich Rückert zeventig jaar eerder schreef nadat twee van zijn kinderen aan roodvonk waren gestorven, en die door Mahler zó gerangschikt werden ‘dat ze het verloop van de emoties van de vader overbrengen van ongeloof naar hevig verdriet, schuldgevoel en uiteindelijk aanvaarding’. Van ‘Oft denk’ ich, sie sinds nur ausgegangen/Bald werden sie wier nach Hause gelangen’, tot die sussende slotstrofen, waarin de kinderen veilig rusten, ‘Von keinem Sturm erschrecket,/Von Gottes Hand bedecket’.
Maar dat troostende visioen overtuigt volgens Ignatieff alleen omdat Mahler weet waarover hij het heeft wanneer zijn noten spreken van rouw.
In zijn Eerste symfonie liet hij de klanken van het lieve kinderliedje ‘Vader Jacob’ overstemmen door ‘de blèrende hoorns van een dorpsfanfare’, omdat hij zich herinnerde hoe, toen de doodskist van een van zijn broertjes langs de open deur van zijn vaders herberg werd gedragen, ‘de schelle muziek binnen harteloos naar buiten woei’. In de Kindertotenlieder klinkt de pijn door die hij voelde bij maar liefst acht broers en zussen die op jonge leeftijd overleden, en dit maakte ze tot ‘iets heel persoonlijks, dat veel mensen aansprak’.
Holocaustverzen
De abstracte dingen die Ignatieff in Troost over zijn onderwerp te zeggen heeft (dat troost niet bestaat zonder hoop, te definiëren is als het vasthouden aan of herwinnen van de liefde voor het leven) zijn elegant geformuleerd, maar nauwelijks wereldschokkend. De kracht van het boek schuilt in de veelheid en variëteit aan voorbeelden.
Zo voert hij je in zeventien ook goed los van elkaar te lezen essays van de plagen en verzoening van Job langs, pakweg, ‘vertroostingsfilosoof’ Cicero, die, nadat in 45 v.Chr. Julius Caesar de macht van zijn geliefde Senaat had ontmanteld én zijn nog geliefdere dochter was overleden, niettemin bittere, ‘vrouwelijke tranen’ huilde, om zichzelf vervolgens te troosten met het schrijven van een boek over de stoïcijnse codes, Consolatio. Er zijn stukken over Michel de Montagne en David Hume, of over de troost die hun getuigenissen van de gruwelen van stalinisme en nazisme bracht aan Anna Achmatova, Primo Levi en de Hongaarse dichter Miklós Radnóti, wiens als dwangarbeider in Servische kopermijnen geschreven Holocaustverzen eerder dit jaar in vertaling verschenen als Het schriftje van Bor. En elders lees je thematische portretten van onder anderen Karl Marx, Václav Havel en het interessante buitenbeentje Cicely Saunders, de bedenker en oprichter van de eerste moderne hospices.
Keten van zingeving
Genoeg casussen om uit te kiezen, kortom. En daarmee ook ruim voldoende gespreksstof voor ‘Troost in traditie: Een middag met Michael Ignatieff’, een bijeenkomst op 21 november a.s. in het Amsterdamse cultuurcentrum De Balie . Een middag die Ignatieff het gevoel zal geven dat hij terugkeert naar de bron van dit project.
Hij wordt namelijk geïnterviewd door Yoeri Albrecht, die hem ooit die kiemcelervaring in Utrecht bezorgde. Terwijl Mónica Monteiro, sopraan van het Nederlands Kamerkoor, begeleid door teorbist Mike Fentross, verscheidene psalmen ten gehore zal brengen.
De troostende magie van die Bijbelse verzameling lof- en klaagzangen wist Ignatieff uiteindelijk overigens aardig te doorgronden, blijkt in het openingsessay van zijn boek, ‘De stem uit de storm: Job en het boek Psalmen’. Die schuilt, betoogt hij overtuigend, in het vermogen van de psalmisten, anoniem geworden stemmen uit een ver verleden, om ook onze emoties en gevoelens te verwoorden. Onze verlammende angst (‘Als water ben ik uitgegoten, mijn gebeente valt uiteen’), onze eenzaamheid (‘Slaap ken ik niet, ik ben eenzaam als een vogel op het dak’), onze twijfels en zucht naar bevestiging en betekenis. En ook in het feit dat ze ze zoveel eeuwen geleden schreven, waardoor hun teksten je als lezer verbinden met ‘een keten van zingeving die teruggaat tot de allereerste opgetekende uitingen van de mens’.
Het bestaan van die keten illustreert hij met elk essay opnieuw. En de conclusie die hij eraan verbindt is misschien wel de troostrijkste aller gedachten: ‘Iets heel eenvoudigs. We zijn niet alleen, en dat zijn we nooit geweest.’
‘Troost in traditie: Een middag met Michael Ignatieff’ vindt zondag 21 november plaats in het Amsterdamse cultuurcentrum De Balie. Zie ook debalie.nl.
Michael Ignatieff
Troost. Als licht in de donkere tijden
Oorspronkelijke titel On Consolation: Finding Solace in Dark Times
Vertaling Nannie de Nijs Bik-Plasman en Pon Ruiter