Ik kende een man die niet kon leven zonder bergen om zich heen. Hij zei dat zijn ogen iets nodig hadden om op te leunen. Van weids uitzicht werd hij onrustig, zijn blik zocht houvast. Mijn ogen leunen op letters en schermen, op kopjes koffie, op het tafelblad, op mijn bord, op de pannen.
Dichtbij
Er gaan dagen voorbij waarop ik mijn leesbril niet eens meer afzet. Veel duidelijker kan ik niet aantonen dat mijn wereld wel erg klein aan het worden is.