Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →
Wie denken wij dat we waren?
Niod-onderzoeker en bijzonder hoogleraar Kees Ribbens analyseert hoe herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog telkens opnieuw worden vormgegeven. ‘Soms is het goed om het bestaande beeld van het verleden op te schudden.’
Van videodagboek tot televisieserie en van fotomanipulatie tot stripboek: de herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog worden tegenwoordig op allerlei manieren vormgegeven, maar welke perspectieven vinden we erin terug? Met wie identificeren we ons? En wat betekent dit voor ons zelfbeeld? De VPRO Gids spreekt hierover met Niod-onderzoeker Kees Ribbens, sinds 2013 tevens bijzonder hoogleraar Populaire Historische Cultuur en Oorlog aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. In die hoedanigheid bestudeert hij de manieren waarop oorlogsverbeeldingen en -herinneringen steeds opnieuw betekenis krijgen, onder meer dankzij nieuwe media
Ribbens: ‘World on Fire van de BBC. In de serie zie je niet alleen de Britse aanloop naar de Tweede Wereldoorlog, maar ook dat Duitsland Polen binnenvalt en hoe Poolse burgers de oorlog beleven. Ook zit er in World on Fire een Amerikaanse journalist die in Berlijn is gestationeerd en daar Hitlers opmars van dichtbij meemaakt. De manier waarop verschillende perspectieven terugkomen in World on Fire is illustratief voor hoe we in de 21ste eeuw tegen de oorlog aan kijken. Nationale kaders spelen nog steeds een rol, maar minder dan voorheen.’
‘Diep onder de indruk van de De Slag om de Schelde ben ik niet. De daadwerkelijke slag raakt in de film behoorlijk ondergesneeuwd. Daarnaast zitten er ook een aantal persoonlijke verhalen in van burgers en militairen, maar echt grensverleggend is het niet. “Bevrijders en bezetters” is veel innovatiever. Ten eerste omdat in de aflevering fijntjes uiteen wordt gezet dat we ons niet automatisch mogen identificeren met de mensen die tijdens de oorlog Joden hebben geholpen. Sterker nog, in de aflevering zie je dat een van de hoofdpersonages ervoor kiest om een aantal Joden in nood niet toe te laten op zijn terrein. Daarmee krijgt ons zelfbeeld een heel andere invulling dan we gewend zijn. Ook is het interessant dat Het verhaal van Nederland de Tweede Wereldoorlog koppelt aan de dekolonisatie van Nederlands-Indië en de oorlog die we daar tot in 1949 hebben gevoerd tegen de Indonesiërs, in de geest van wat collega-historicus Peter Romijn “de lange Tweede Wereldoorlog” noemt. Als je zo naar onze geschiedenis kijkt dan zijn we geen gemeenschap meer die zich kan wentelen in het idee dat we in de jaren veertig van de vorige eeuw alleen maar slachtoffers waren.’
‘Ik denk dat er vruchtbare aanzetten zijn gemaakt, maar als historicus moet je voorzichtig zijn met voorspellingen over de toekomst. Er is in Nederland bereidheid om kritisch te kijken naar het dekolonisatieproces en ons eigen daderschap in de tweede helft van de jaren veertig is eindelijk bespreekbaar. Dat gaat ook gepaard met moeilijkheden, met name bij veteranen en hun nazaten. Maar al zouden we in de toekomst nog meer bereid zijn ons daderschap toe te laten tot ons collectieve zelfbeeld, dan nog is het de vraag of we de prominente positie van de Tweede Wereldoorlog in onze herinneringscultuur ook willen aanpassen. De focus op deze oorlog is zo groot dat de interesse voor de dekolonisatie daar schril tegen afsteekt. Historici vinden het interessant om te kijken naar lange lijnen, maar voor het publiek zijn de Tweede Wereldoorlog en de dekolonisatie van Nederlands-Indië twee verschillende hoofdstukken.’
‘Het verhaal van Nederland plaatst de oorlog in een breder kader en dat is zeer welkom. Maar als je de dominante zienswijze echt wil bijstellen dan is één aflevering van een weliswaar erg goed bekeken televisieprogramma niet voldoende. Van een gebrek aan belangstelling voor de Tweede Wereldoorlog is geen sprake, maar voor de periodes daarvoor en daarna is veel minder interesse. Zoiets kan wel veranderen, dat zien we ook nu Rusland Oekraïne is binnengevallen. De Koude Oorlog was lang geen issue meer in Nederland, maar door de oorlog in Oekraïne zie je de belangstelling toenemen.’
‘Dit heeft ermee te maken dat de graphic novel – een boek in stripvorm, zeg maar – een respectabel medium is geworden. Maus van Art Spiegelman speelde daarbij een belangrijke rol. De personen die het nu voor het zeggen hebben in musea en herinneringscentra zijn opgegroeid met strips, waardoor ze vertrouwd zijn met het medium en er graag iets mee willen doen. Met stripboeken, zoals De ontdekking en De zoektocht van de Anne Frank Stichting, kun je een boodschap vrij evenwichtig overbrengen. Daar komt bij dat stripboeken een behoorlijk grote aantrekkingskracht hebben omdat ze zo visueel zijn.’
‘Om eerlijk te zijn denk ik dat de comeback van strips ook te maken heeft met koudwatervrees voor nieuwere media, zoals games. Het grote publiek loopt warm voor games en ook herinneringscentra hebben er interesse voor, maar zij kennen vooral militaire games als Call of Duty, die nauwelijks aandacht besteden aan de vervolging van burgers, waar musea en herinneringscentra zich veelal op richten. Games zijn duur om te maken en vereisen samenwerking met commerciële ontwikkelaars. Dat er ook serious games zijn, zoals het Poolse My Memory of Us, wordt helaas nog te weinig beseft. Het stripverhaal is wat dat betreft een betaalbare en veilige optie om toch iets visueel aantrekkelijks te kunnen bieden.’
‘Zeker. Het videodagboek laat vooral zien dat we de hedendaagse kijker of herinneringsconsument zo dicht mogelijk bij Anne Frank willen brengen. Dat is ook het geval bij de zwart-witfoto’s van Anne Frank die met kunstmatige intelligentie tot leven worden gewekt. Die bewegende beelden en het videodagboek bevatten allebei authentieke elementen, maar zijn tegelijkertijd hedendaagse presentaties. Om nabij Anne Frank te komen, zijn we blijkbaar bereid om eigentijdse manieren te gebruiken die niet helemaal brongetrouw zijn.’
‘Het videodagboek blijft vrij dicht bij de strekking van het echte dagboek van Anne Frank, maar lang niet alles wat wordt gezegd is er rechtstreeks uit afkomstig. Als het videodagboek mensen bekend kan maken met de ervaringen van Anne Frank en de historische situatie verheldert, dan maak ik niet meteen bezwaar. Het is alleen wel zaak te benadrukken dat het niet gaat om authentieke beelden. Dat kan bijvoorbeeld met een disclaimer. Bij de zwart-witfoto’s die tot leven zijn gebracht is het alleen minder duidelijk dat het gaat om een eigentijdse productie. Het lastige is dat die bewegende foto’s door iedereen gemaakt kunnen zijn, waardoor het moeilijk is om hier toezicht op te houden. Als historicus kun je geen schoolmeester spelen, je kunt alleen maar hopen dat mensen in staat zijn om dit soort verbeeldingen van de geschiedenis kritisch te bekijken.’
‘Het is mijn schrikbeeld dat Anne Frank een soort lege huls wordt, een icoon waarvan mensen weten dat ze het in het verleden erg moeilijk heeft gehad, maar dat men geen idee meer heeft wanneer dit precies was of wat het nationaalsocialisme en de Holocaust precies behelzen. Dagelijks komen allerlei verbeeldingen van het verleden voorbij waarvan we kennisnemen zonder er nadrukkelijk bij stil te staan of er vragen bij te stellen. Juist daarom is het soms goed om het bestaande beeld van het verleden een beetje op te schudden, bijvoorbeeld door de Tweede Wereldoorlog te koppelen aan de (de)kolonisatie. Dat leidt tot reuring, tot vragen. Een historische cultuur die geen vragen stelt is een cultuur waarin uiteindelijk alleen maar herinneringsconsumenten bestaan. En dat is natuurlijk de dood in de pot.’