Honderdduizenden raceliefhebbers bezoeken vanaf vrijdag 2 september drie dagen lang het circuit in Zandvoort om de Formula 1 Dutch Grand Prix bij te wonen. Nog eens tientallen miljoenen mensen volgen op hun televisie of smartphone de titanenstrijd tussen de twintig beste coureurs van de wereld. Formule 1 (F1), de hoogste klasse in formuleracing, is hot. Niet alleen in Nederland, dankzij het ongekende succes van Max Verstappen, maar bijvoorbeeld ook in de VS, waar de Netflixserie Drive to Survive onder meer bijdroeg aan de populariteit van de koningsklasse.
Wereldwijd blijft het kijkersaantal stijgen. In 2021 werd het Grand Prixseizoen in totaal gevolgd door ruim anderhalf miljard mensen. De wereld is dus klaar voor Formule 1. Maar is de door mannen gedomineerde Formule 1 eigenlijk wel klaar voor de wereld van nu? Achter elk F1-team gaan – afhankelijk van de grootte ervan – tientallen, soms honderden werknemers schuil: monteurs, technici, datastrategen. Het aandeel van vrouwen is echter nog altijd bedroevend laag, zeker als het gaat om topposities binnen de F1-teams of personeel van de kernraceteams, dat tijdens Grand Prixs vanuit de pit wall opereert. Om maar te zwijgen over vrouwelijke coureurs. Sinds de start van Formule 1 in 1950 kwamen slechts zeven vrouwen in actie als F1-coureur. Met haar Maserati 250F was de Italiaanse Maria Teresa de Filippis in 1958 de allereerste. Zij behaalde de tiende plek op het circuit van Spa-Francorchamps. Pas in 1975 deed er opnieuw een vrouw mee: Lella Lombardi finishte als zesde in de Spaanse Grand Prix en scoorde bovendien punten in de Formule 1.