Schrijnend perfecte timing, dat kort nadat een verzameling dwaallichtfakkelaars in het middeleeuwse Twentse stadje Diepenheim Sigrid Kaag ervoor uitmaakte Jente Posthuma’s bundel Heks! Heks! Heks! (Pluim) verschijnt. Drie verhalen uit Overijselsche Sagen (1904) van Josef Cohen herschreef ze als smakelijke feministische sprookjes. Moderne (volks)verhalen waarin de Heks van Lettele, Wilgenvrouw en Old Minneke, ‘de machtigste van alle witte wieven op de Sallandse hei’, geen sinistere monsters zijn, maar wijze, onafhankelijke, seksuele wezens in een wereld vol mannen als Pier de Rover, die zijn zwaard alleen gebruikt ‘als het echt moet’; ‘als een melkmeisje hem het verkrachten moeilijk maakte’, bijvoorbeeld. In slotessay ‘Trut’ verbindt Posthuma onder meer wetenschappelijk inzichten in heksenjacht en misogynie met haar persoonlijke worstelingen met stereotypen.
DIRK-JAN ARENSMAN