VPRO Gids 2

14 januari t/m 20 januari
Pagina 58 - ‘Geoloog W.F. Hermans’

Geoloog W.F. Hermans

Hans van Wetering ,

Geoloog-schrijver Salomon Kroonenberg schreef een boek over collega W.F. Hermans. 

Schrijver W. F. Hermans, 1985

Vuistdikke biografieën verschenen er over de in 1995 overleden schrijver W.F. Hermans en talloze artikelen en dissertaties, maar zelden ging het daarin over Hermans als (aard)wetenschapper. Die lacune wordt nu opgevuld door geoloog-schrijver Salomon Kroonenberg. In diens fraaie De aarde volgens W.F. Hermans: de schrijver als geoloog wordt duidelijk hoe concepten uit de geologie doordrongen in Hermans’ wereldbeeld zoals dat zich in zijn oeuvre ontvouwt. ‘Hermans noemt zichzelf “door en door nihilist”, maar zijn visie op de aarde is die van een geoloog,’ schrijft Kroonenberg en citeert: ‘Hier wordt het duidelijk wat onze planeet in werkelijkheid is: een grote steen, inwendig rein, hard, en helder, van buiten wat vuil, slijmerig en versleten. Uit dat vuil, dat slijtagemateriaal (…)  is alles voortgekomen: de microben, de planten, de dieren en de mens. (…) Soms veegt de natuur deze steen ergens een beetje schoon (…) De kranten spreken dan over natuurrampen (…) maar eigenlijk is er niets gebeurd: de steen zelf blijft onaangetast.’

Het menselijk gewemel, veel drukte om niets. Hermans’ wetenschappelijke werk verrijkte zijn romans, soms heel direct, zoals in Nooit meer slapen, waarin hij zijn ervaringen tijdens expedities in Zweden en Noorwegen verwerkte. Dat Hermans tevens een begenadigd wetenschapper was is daarmee niet gezegd. Hij publiceerde weinig. Zijn proefschrift heette ‘interessant’, maar bevatte tal van slordigheden. Iets wat ook gold voor het enige (leer)boek dat hij schreef: Erosie, dat door Kroonenberg wordt gekwalificeerd als ‘ver onder de maat.’

Als docent was Hermans evenmin een succes. Studenten klaagden dat colleges er in onnavolgbaar tempo doorheen werden gejast opdat hij snel naar huis kon. Hij zou zelden op de universiteit verschijnen. Collegeteksten dreunde hij op uit bestaande boeken, schrijft Kroonenberg, voor een enkel vak gebruikte hij collegedictaten die hij tijdens zijn eigen studie maakte. Hermans gold als onbenaderbaar. Als een docent met buitenissige trekjes ook. Anekdote van een student: nagekeken tentamens gooide hij van boven aan de trap van het faculteitsgebouw naar beneden: belandde je tentamen op de eerste trede dan had je een 1, op de tweede trede een 2, en zo verder.

In 1971 werden zelfs Kamervragen gesteld over Hermans’ ‘plichtsverzuim’. Een onderzoek pleitte hem vrij; hij moest werken onder onmogelijke omstandigheden. Maar Hermans had genoeg gezien. In 1973 liet hij zich afkeuren. Zijn bemoeienis met de wetenschap beperkte zich sindsdien tot een afrekening met zijn collega’s in Groningen, in Onder professoren. ‘Hermans was geen onderzoeker in de traditionele zin, geen archivaris van de aarde, geen kwartjesvinder, maar vooral een conceptueel denker,’ schrijft Kroonenberg, ‘een wetenschapsfilosoof.’

Een welwillende conclusie. Want daar komt het toch ook op neer: had W.F. Hermans niet die prachtige romans geschreven, dan was wetenschapper Wim Hermans anoniem gebleven.