zaterdagetalage
Zo gezinzegd, zo gedaan
In zijn opera ‘Der Schatzgräber’ laat Schreker voortdurend horen dat hij wijsjes kan componeren, maar echte liedjes worden het niet.
De componist Franz Schreker had er als kind plezier in om aan de piano te zitten, een complex akkoord te spelen en dan te luisteren hoe de klank verstierf. Het wekte prachtige visioenen, sprookjesbeelden en een overweldigend verlangen in hem op. Later schreef hij dat je de sfeer van een compositie bij uitstek kon bepalen met zulke pure klanken, of zo u wilt, met subtiele orkestakkoorden die geen bijbehorend liedje nodig hebben omdat ze al mooi genoeg van zichzelf zijn. Dat had hij beter niet kunnen doen, want sommige tijdgenoten draaiden zijn liefde voor mooie klanken moeiteloos om in een verwijt. Zij vonden hem een soort Klangfantast, een componist die bijzondere kleuren en effecten uit een orkest wist te puren, maar ondertussen vergat dat muziekliefhebbers graag naar een wijsje luisterden. Schreker begreep die kritiek niet, want hij componeerde juist vanuit de melodie. Hij bedacht drie verklaringen voor het verwijt: ze willen het niet horen, ze luisteren niet, of ze hebben gelijk en ik ben gek.