Volgend jaar wordt hij veertig, maar al haalt hij de honderd, hij zal altijd een enfant terrible blijven. Frédéric Beigbeder: geboren met, naar eigen zeggen, ‘een kont boordevol zilveren lepels’. Tevens uitgever, hoerenloper, tv-presentator, drugsgebruiker, leider van de Franse anti-globalisten, stijlicoon, feestbeest, vriend van Michel Houellebecq, kaviaarsocialist en schrijver van snelle, confronterende, pijnlijke boeken die vooral over hemzelf gaan.

Zo schreef hij een roman over de ondergang van zijn huwelijk, een een geheel onder invloed van xtc tot stand gekomen verhalenbundel en een boek over zijn jarenlange nachtclubbezoek. Maar pas met '99F', een meedogenloze afrekening met de reclamewereld waarin de schrijver zelf tien jaar lang tonnen verdiende, werd hij definitief een Hele Bekende Fransman. Het boek, vol seks, drugs en design, werd een internationale bestseller en Beigbeder was ineens alom aanwezig als een onhandelbaar wonderkind dat toch iets te melden had.
Nu is er een nieuw boek: 'Windows on the world', dat wederom zeer controversieel is. Want Beigbeder waagde zich aan wat geen enkele andere schrijver voor hem durfde: hij schreef een roman over de aanslagen van 11 september. Sterker nog, hij verbeeldde zich hoe een groepje mensen dat in een van de Twin Towers gevangen zit, langzaam maar onvermijdelijk aan zijn eind komt. Tergend precies, want van minuut tot minuut, beschrijft Beigbeder hoe de Texaan Carthew Yorston, een gescheiden vader die met zijn twee zoontjes gaat ontbijten in Windows on the world op de 107de verdieping, de laatste anderhalf uur van zijn leven doorbrengt.
Het is een gewaagde onderneming, om niet te zeggen een onmogelijke. Want naast dit bij vlagen misselijkmakende verhaal, reflecteert de schrijver zelf op de gebeurtenissen in New York en de gevolgen ervan voor zijn eigen mislukte leven. Dat hij balanceert op een uiterst dun koord, daarvan is de auteur zich maar al te zeer bewust: ‘Het is onmogelijk over dit onderwerp te schrijven, maar het is ook onmogelijk over iets anders te schrijven. Niets doet ons nog wat.’ En: ‘Dit is geen thriller, alleen een poging – die misschien tot mislukken gedoemd is- om het onbeschrijfbare te beschrijven.’ En zo beschrijft Beigbeder meedogenloos gedetailleerd hoe de kapers de stewardessen de keel doorsneden, hoe moeders telefonisch afscheid nemen van hun kinderen in de torens en hoe sommige slachtoffers een sprong prefereerden boven het eindeloze wachten op een wisse dood. En hij citeert daarbij net zo makkelijk Walt Whitman en Baudelaire als Kurt Cobain en Marilyn Manson.

Beigbeder is in Nederland ter promotie van 'Windows on the world'. Hij heeft nog geprobeerd bij de coffeeshop een bonnetje te krijgen, zodat hij zijn aankopen bij zijn uitgever kon declareren, maar zo gek zijn ze zelfs in Amsterdam niet.

Wat een verschrikkelijk boek heeft u geschreven.
‘Dat spijt me, ik weet dat het ziek is om hierover te schrijven, maar ik kon niet anders. Ik ben schrijver, ik vertel verhalen en dit verhaal is geweldig, afschuwelijk en symbolisch tegelijk. Ik kon de verleiding gewoon niet weerstaan erover te schrijven. Het is het belangrijkste verhaal van onze tijd; technologie die een bedreiging wordt, de grootste stad ter wereld die wordt aangevallen. Deze aanslagen zijn net zo’n symbool voor het begin van deze eeuw als de ondergang van de Titanic was voor de vorige.
Sommige mensen vinden het obsceen om over 9/11 te schrijven. De New York Times noemde het gedurfd en controversieel. Ik weet niet of dat als compliment of belediging is bedoeld. Maar zoals mijn favoriete dichter Eminem het zegt: “we need a little controversy”. Voor ieder boek worden een paar bomen omgezaagd, dus kun je maar beter zorgen dat het ergens over gaat. Ik wil met mijn boeken mensen wakker schudden, ze moeten iets voelen. Lachen, huilen, zolang ze maar iets voelen. En ik hoop dat ze zich na het lezen van dit boek voelen zoals ik: bedroefd.
Toen ik de aanslagen in Amerika voor het eerst op televisie zag, voelde ik niets. Het was zo clean. Je zag een beroemd gebouw instorten en natuurlijk roep je dan voortdurend: “wauw, ongelofelijk.” Maar eigenlijk voelde ik niets, want je zag geen mensen. Ik wilde deze ramp een menselijk gezicht geven.’

Was u niet bang voor de reacties van direct betrokkenen?
‘Ik vind niet dat deze ramp eigendom is van de slachtoffers. Het is een ramp die ons allemaal heeft getroffen, hij is van ons allen. Iedereen heeft recht op de geschiedenis. De grote vraag is waarom een roman over deze ramp zoveel meer losmaakt dan een film of een liedje of een gedicht. Want die dingen zijn allemaal allang gedaan. Het is vleiend voor de roman als kunstvorm dat dat zo gevoelig ligt. Overigens ben ik niet de eerste: Art Spiegelman, die ook een stripboek over Auschwitz heeft gemaakt, heeft een stripboek over 9/11 gemaakt. Hij probeert de ramp in tekeningen te vangen. In een interview zei hij: “Rampspoed is mijn muze.” Bloed en terreur gebruiken om kunst van te maken. Zo voel ik me ook een beetje. Als een hyena die wordt aangetrokken door lijken en geweld. Alle details wilde ik weten: de geuren, de geluiden, de kleuren. Het voor je zien, het voelen. Dat probeer ik over te brengen in dit boek.
Een goeie vriend van mij in New York weigerde pertinent het boek te lezen. Hij zei: “je begrijpt niet hoe gevoelig het ligt. Als je hier woont, is het anders.” Uiteindelijk heeft hij het toch gelezen en hij vond het goed. Dat is het probleem met dit boek: je moet het lezen om te weten dat het niet is wat je denkt dat het is. Het is moeilijk om van het idee te houden.’

Hebt u veel research gedaan of heeft u vooral uw verbeelding gebruikt?
‘Het is verbazingwekkend hoe weinig er bekend is over wat zich precies heeft afgespeeld. Hoewel de aanslagen onderdeel zijn geworden van vrijwel alles wat er in de wereld gebeurt, zijn er heel weinig details. Een paar sms-jes, een handvol e-mailtjes, nauwelijks getuigen. We weten bijna niks. Dus de rest is verbeelding. Maar ik kende het restaurant. Ik zie het meubilair voor me, de serveersters, het uitzicht. Ik wilde terug naar die plek. En omdat er niemand is die kan beschrijven wat zich heeft afgespeeld in Windows on the world, heb ik een vader bedacht die daar op die bewuste ochtend met zijn twee zoontjes gaat ontbijten. Ik heb me voorgesteld wat ik in zijn plaats zou doen en ik heb gehuild terwijl ik zat te schrijven. Terwijl ik niet heb gehuild toen ik de beelden van de aanslagen zag. Daar schaam ik me voor, ik werd er niet echt door geraakt. Ik voelde walging en fascinatie, maar geen echt verdriet. Dus heb ik geprobeerd mijn hoofdpersonen tot echte mensen te maken die je gaandeweg aardig gaat vinden. En dan gaan ze dood.’

U schrijft: ‘Komt zelden voor, een schrijver die bang is voor het boek dat hij aan het schrijven is.’
‘Natuurlijk was ik bang om dit boek te schrijven. Ik ging van mijn personages houden. Op een gegeven moment moest ik David, het jongste zoontje, laten sterven. Ik heb nog zitten piekeren of ik ze niet op miraculeuze wijze kon laten ontsnappen, maar natuurlijk kon dat niet. Alle 127 aanwezigen in dat restaurant zijn omgekomen. Ik zou ook liever sprookjes schrijven, maar ik wil schrijven over wat belangrijk is. Als je het niet doet, is dat een overwinning voor de terroristen.’

Zijn er nog meer taboes waar u over wilt schrijven?
‘Hmm, misschien over een oudere man die seks heeft met kinderen? Nee, dat heeft Nabokov al briljant gedaan in Lolita. Nee, ik weet het zo niet. Ik hou ervan te flirten met de grenzen van de vrijheid, maar het is geen doel op zich om een taboe te doorbreken. Je kunt je afvragen waarom mensen dit zo’n pijnlijk onderwerp vinden voor een roman. We leven in een democratie maar we zijn steeds minder vrij. Charlie Chaplin maakte zijn komedie over Adolf Hitler in 1940. Dat zou vandaag niet meer kunnen. De wereld is minder vrij geworden, hoe tegenstrijdig dat ook klinkt.’

U spuugt uw gedachten soms op papier. Schrijft u bewust zo kort en heftig om het shockeffect te vergroten?
‘Die energie, die spanning, die gekte, dat is mijn stijl. Ik hou van korte zinnen, van paradoxen, van ironie, van formules. Van krachtige verhalen en krachtige zinnen. Mijn stijl is tegelijkertijd mijn beperking. Er zijn grote schrijvers die prachtig kunnen schrijven over een boom. Ik behoor tot de generatie van zappende hedonisten, ik kan dat niet. Bovendien moet de hedendaagse literatuur het opnemen tegen machtige concurrenten als televisie, computers en videogames. Daartegen moet de roman zich verdedigen. Het mooie is dat ik nu tegen mensen kan zeggen: als je dit boek leest, voegt dat iets wezenlijks toe, omdat je wat erin staat nooit op televisie zult zien, omdat er nooit een computerspelletje van gemaakt zal worden.’

Is het net zo’n bestseller als uw vorige boek?
‘Nee, zeker niet. Van 99 francs zijn er 400.000 verkocht, van dit boek tot dusver 150.000. Mensen vinden het onderwerp te shockerend, te gewelddadig. Terwijl het geen cynisch boek is, zoals mijn vorige boeken. Het is in essentie een romantisch boek over een nihilist die uiteindelijk toch niet dood wil omdat er mensen blijken te zijn van wie hij echt houdt.
In Frankrijk heeft het overwegend positieve kritieken gekregen. Grote besprekingen in Le Monde, de cover van Lire. Maar Le Figaro betichtte me van lijkenpikkerij. Misschien zit daar iets in, maar is wat ik heb gedaan wezenlijk anders dan wat Stendhal of Tolstoi of Hemingway in hun tijd deden: de oorlogen waarvan ze getuige waren beschrijven in een roman. Dat lijkt mij juist een belangrijke taak voor een schrijver. Waarom lezen we nog? Waarom schrijven we nog? Die vragen moet je jezelf blijven stellen. Er zijn mensen met veel meer talent dan ik die prachtig kunnen schrijven over bloemen en vogels. Maar ik wil dat mijn boek iets met mensen doet. Iedere emotie is goed.’

Is het ook goed dat je je als lezer kapot ergert aan de manier waarop u over vrouwen schrijft? Het enige wat er in uw universum toe lijkt te doen, is of ze wel of niet neukbaar zijn.
‘Het hangt ervan af op welke passages je doelt. Mijn hoofdpersoon Carthew is een macho die meningen verkondigt over vrouwen die ik niet per definitie deel.’

Maar u schrijft toch überhaupt alleen maar over vrouwen in directe betrekking tot seks? De enige vrouwen in uw boeken zijn hitsige fotomodellen, paaldanseressen en prostituees.
‘Ik ben heel feministisch. In Frankrijk sta ik daar om bekend. Ik ben alleen niet feministisch op een puriteinse manier, maar juist heel liberaal.’

Maar wat is de relevantie van uw betrekkingen met deze vrouwen voor dit boek?
‘Die is er heel duidelijk. Onze seksuele vrijheid wordt aangevallen door terroristen. Zij haten vrouwen, ze willen dat vrouwen zelfs hun gezicht bedekken. De beloning van zelfmoordterroristen is een orgie met duizend hoerige maagden in het paradijs. Als je mij vraagt of porno en prostitutie feministisch is, zeg ik ja. Ze zijn een verworvenheid van de jaren zestig en zeventig. Ze betekenen vrijheid. Ook daar gaat mijn boek over.’

Zijn meisjes van 16 die in Manila in pornofilms figureren vrij?
‘Dat is natuurlijk verschrikkelijk, maar het is een uitvloeisel van die vrijheid. Ik ben schrijver, geen presidentskandidaat. Ik heb niet overal een oplossing voor. Ik vraag je niet om op mij te stemmen.’

Maar wat is het concrete verband tussen porno en de aanslagen in Amerika?
‘Alles houdt verband met elkaar in mijn boek. Die extremisten zijn bang voor de nieuwe macht die moderne vrouwen hebben. De vraag is: willen wij vechten om zo te kunnen blijven leven? Salman Rushdie heeft een week na de aanslagen in de New York Times een schitterend essay geschreven over die vraag. Hij maakte een lijst met onderwerpen: broodjes ham, minirokjes, seksshops. Ben je bereid daarvoor te vechten, te sterven zelfs? Ik ben er niet klaar voor om voor een seksshop te sterven, maar ik wil wel sterven voor het recht om op een mooie zomerdag de blote benen van meisjes in minirokjes te kunnen zien.’

Vanwaar die masochistische neiging om zo eerlijk over uzelf te zijn? Niets blijft de lezer bespaard.
‘Ik noem het liever lucide dan masochistisch. Als je twee jaar lang bezig bent met zo’n vreselijk onderwerp, ga je jezelf moeilijke vragen stellen. Je wilt de kern raken. Veel mensen in New York zijn veranderd na de aanslag. Ze zijn gaan scheiden of juist niet. Jay McInerney vertelde me dat een vriend van hem na de aanslag besloot een meisje te worden. Ook ik had de behoefte mezelf te veranderen. Ik zeg met Robbie Williams: “I try to be a better man”.
Bovendien ben je als schrijver exhibitionist. Zo origineel is het niet wat ik doe. Montaigne was een van de eersten die zo nadrukkelijk over zichzelf schreef. Rousseau deed het, Chateaubriand, Proust. Is het niet heerlijk om naar die stemmen te kunnen luisteren terwijl ze allang gestorven zijn?’