Boodschappen doen op zaterdagochtend, wie heeft er geen hekel aan? Glen Baxter kan er zich in elk geval wel een voorstelling van maken, zoals wel meer mensen onder wie u en ik. Maar de manier waarop hij dat doet, maakt hem tot een veel gevraagde cartoonist. Zijn werk staat in Engelse en Amerikaanse bladen en kranten. Hij hangt in Tate Gallery in Londen. De man die in Baxters cartoon zijn hoofd buigt voor de horror op zaterdagmorgen doet dat in een rode motorboot, midden in het oerwoud: 'How he hated Saturday morning shopping'. Baxters tekeningen doen vreemd aan en zijn vorm van humor is absurd en surrealistisch, maar wat hij vertelt, is verbluffend alledaags.
Wie is er niet bang voor jodelbuien? Wie heeft geen last van roos? (Of kent wel iemand die er last van heeft? Dan kent u vast ook wel iemand die voortdurend bang is zijn polshorloge te verliezen.) Het kan allemaal eigenlijk best, ook al spelen de scènes zich af op exotische plekken als Kiffa, Mahdja of Lower Biddlington in Kent. En dat mannen en vrouwen niet met elkaar kunnen opschieten in het universum van Baxter, daar moet je niet te veel achter zoeken, vindt de tekenaar. 'Dat is toch de oerbron van al het drama in de wereld... heb je Ibsen wel eens goed gelezen?' Nee, het is waar dat de mensen in zijn cartoons niet echt met elkaar praten. Als ze communiceren is dat to hiss, boom, bark, croak, murmur, splutter, beam en bovenal: snap.
Maar dat komt, legt de tekenaar uit, omdat hij in zijn jeugd een HEEL GROTE fan was van Biggles-boekjes van Captain W.E. Johns. 'Ik denk dat ik er op mijn twaalfde al vijftig had gelezen en ik was helemaal weg van de manier waarop hij schreef. Niemand in de Bigglesverhalen "zei" zomaar iets. Ze meenden iets, of stotterden of hijgden iets.'
Biggles is niet de enige verwijzing naar vroeger.
Baxter, geboren in 1944 in Leeds, leeft in zijn hoofd, zoals hij zelf zegt. En in zijn hoofd zit nog heel veel vroeger, hoewel hij bijna dagelijks verwoede pogingen doet om zijn hoofd leeg te maken als hij baantjes trekt in het zwembad. 'Dan kom ik ook nog eens het huis uit, anders zit ik maar binnen te tekenen.'
De cowboys die in zijn cartoons opduiken - en over moderne kunst discussiëren - komen uit zijn jeugd. 'Boeken en films waren mijn enige ontsnapping in mijn jeugd. Ik ging drie keer per week naar de film, want het programma werd drie keer per week vernieuwd. Er was altijd een grote film uit Hollywood te zien samen met een nieuwsprogramma, een tekenfilm en een B-film. Die B-films waren altijd cowboyfilms. Gene Autry, Tom Mix en Roy Rogers. Mijn jeugd is gedrenkt in westerns. Ik leefde en ademde het stof van de prairie, mijn schrille kreten en rauwe gehoest weerklonk door de schriele straten van Leeds. Dan is het dus ook niet gek dat mijn werk nog
steeds is doordrongen van die sfeer.'