Midden in de Karoo, in de dorre uitgestrektheid van deze halfwoestijn midden in Zuid-Afrika, ligt Beaufort-Wes, een groene oase met 37 duizend inwoners aan de drukke route tussen Kaapstad en Johannesburg. Hier werd in 1963 Gert Vlok Nel geboren, een buitenbeentje in de Zuid-Afrikaanse kleinkunst. Met slechts één poëziebundel, verschenen in 1993, en één cd met eigen liedjes, uitgebracht in 1998, werd hij in Zuid-Afrika razend populair. De Karoo speelt een belangrijke rol in de Zuid-Afrikaanse letterkunde.
Een van de oudste romans uit Zuid-Afrika, The story of an African farm van Olive Schreiner (1855-1920) speelt zich er af tegen de achtergrond van bekrompenheid, racisme en armoede. Het werk van Etienne van Heerden, die in 1954 in de Karoo is geboren, staat in het teken van de plaas (boerderij), de uitgestrekte schapenhouderijen en de verhoudingen tussen blank en bruin. En J.M. Coetzee schreef in zijn autobiografische roman Boyhood dat bezoeken aan de familie-plaas Voëlfontein in de Karoo hem een totaal gevoel van geborgenheid gaven.
Dat gevoel van geborgenheid is niet te vinden in de jeugd van Gert Vlok Nel, die opgroeide in een arbeidersmilieu. Zijn vader werkte, evenals duizenden arme blanke kostwinners, bij de Zuid-Afrikaanse spoorwegen. Arme Afrikaners waren overgeleverd aan de Nasionale Party, die na WOII uit was op rassenscheiding in Zuid-Afrika. De apartheid, zoals dit beleid werd genoemd, werd in 1948 een feit. De lange periode van blanke baasskap, het 'vrijheidsideaal' van een stelletje gereformeerde mannenbroeders onder leiding van het Afrikaner establishment en met economische steun van de Engelstalige Zuid-Afrikanen, zou tot 1990 duren.
Nelson Mandela en tal van andere zwarte (en blanke) verzetsmensen kwamen in 1963 met levenslange gevangenisstraffen op Robbeneiland voor de kust bij Kaapstad terecht. Veel (zwarte) schrijvers verlieten met een exit-visum het land. Afrikaner schrijvers als André Brink, Breyten Breytenbach, Jan Rabie en Ingrid Jonker kwamen in datzelfde jaar tevergeefs in het geweer bij de invoering van strenge censuurwetten. Ingrid Jonker pleegde in 1965 zelfmoord. In een van haar laatste gedichten had ze in apocalyptische beelden over haar volk geschreven: 'Mijn volk is van mij weggerot / wat moet er worden van het rotte volk / een hand kan niet alleen bidden / de zon zal ons bedekken / de zon in onze ogen voor altijd bedekken / met zwarte kraaien'. In 1966 stak Dimitri Tsafendas in het parlementsgebouw in Kaapstad de (in 1901 in Amsterdam geboren) Zuid-Afrikaanse premier Hendrik Verwoerd dood, de grondlegger en ideoloog van de apartheid.