Weet je dat er drie dagen nadat het boek uitkwam écht een huis in een gat in de grond verdween in Los Angeles?’ vraagt ze monter. ‘De façade bleef intact, maar het middendeel stortte zomaar recht naar beneden, met de arme eigenaar erin. En toen ik het manuscript had ingeleverd, stuurde mijn redacteur me een krantenknipsel over een
enorm, katachtig beest dat er was gesignaleerd. Het was de loslopende sabeltandtijger waar ik over had geschreven! Dat kon niet anders!’
Het zijn mysterieuze dingen, maar ze overkomen de Amerikaanse schrijfster A.M. Homes (45) voortdurend. In haar vorige roman, 'Music for Torching' (1998), schreef ze over een slachtpartij op een school, en een paar weken later barstte de hel los in Columbine. (‘Iedereen zei meteen: dat heb jíj gedaan!’). Haar nieuwe roman 'Dit boek
redt je leven' wilde ze oorspronkelijk laten eindigen met een tsunami. ‘Ik zocht naar een apocalyptische, largerthan-life gebeurtenis. Na een tijdje liet ik het idee varen, omdat ik dacht: ach, tsunami’s, die komen nooit voor. Dat gelooft niemand. Even later kwamen
de eerste berichten uit Azië binnen...’
Alles in de verhalen van A.M. Homes is nét even intenser dan het echte leven, zoals Kodacolor-foto’s waarvan de afdrukken een beetje raar terugkomen.Haar nieuwe roman is apocalyptisch en tóch opbeurend.
Vinger aan de pols
Tja. ‘Als schrijver probeer je de draden uit de werkelijkheid te selecteren die wijzen op waar we met zijn allen heen gaan. Het goede nieuws, als dat soort dingen uitkomt, is dat je inderdaad je vinger aan de pols van de tijd hebt. Maar het heeft ook wel iets engs. Alsof je met dreigende stem zegt: “Watch what I can do next!”’
Kijken wat ze nu weer gaat doen is bij Homes altijd een opwindende bezigheid geweest. Sinds ze in 1989 debuteerde met het nog tamelijke tamme 'Jack', het verhaal van een puber wiens vader homoseksueel blijkt, schreef ze onder meer korte verhalen waarin een jongen de minnaar werd van de barbiepop van zijn zus en waarin buitenwijkgezinnen crack rookten in hun doorzonwoning. En in 1996 was er haar ijzingwekkende meesterwerk 'The End of Alice', waarin een studente, die aast op een minderjarig jongetje, een correspondentie voert met een bajesklant met de lustgevoelens van Humbert Humbert en de duistere charme van Hannibal Lecter. Het waren vaak briljant geschetste, altijd grimmige werelden. Geen verrassing dus, zou je denken, als ze halfi ronisch over haar nieuwe hoofdpersoon zegt: ‘Wat ik leuk vind aan Richard is dat hij zo lijdt. Hij weet niet hoe hij op het punt in zijn leven is gekomen waar hij is, en hij wil er zeker niet blijven. Hij heeft echt píjn.'
Maar de wending die ze het leven van de krankzinnig rijke veertiger Richard Novak in 'Dit boek redt je leven' geeft, zie je bij haar niet meteen aankomen. Nadat hij met een raadselachtige pijnaanval in het ziekenhuis belandt en zijn huis letterlijk wegzakt in de grond, wordt hij gegrepen door een onbedwingbare neiging om goed te doen. De leegte te lijf met barmhartige-Samaritaan-daden als het padvindersneefje van Patrick Bateman? De American Psycho-connectie wuift Homes glimlachend weg. ‘Misschien lijden ze aan een vergelijkbare aandoening,’ zegt ze. ‘Een Amerikaanse ziekte. Maar ze zijn géén familie, oké?! Patrick Bateman is om te beginnen geen jood.’ En dat streven naar het goede is volgens haar níet nieuw: ‘Zelfs die vent in The End of Alice probeert op zijn manier goed te zijn. Ik ben zo naïef om te denken dat zelfs de afschuwelijkste mensen dat in zich hebben.’
Maar ze moet toegeven: de toon van deze roman is opvallend licht. ‘Ik wilde een boek schrijven dat apocalyptisch en tóch opbeurend was. Schrijven over de bijna bijbelse eigenaardigheid van Los Angeles – een stad waaraan alles, van het bizarre weer tot de oppervlakkigheid van de mensen, me fascineert – en de lezer toch optimistisch stemmen. Dat was een enorme uitdaging. Can contemporary literature bé uplifting?’
Ze is er al streng over toegesproken, lacht ze: ‘“Je hebt over iets geschreven dat helemaal niet cool is: over goedheid. Jij hoort over duistere dingen te schrijven!”’
Zelfhulpgewauwel
De fans hoeven zich ondertussen geen zorgen te maken. Want hoewel de grondtoon menslievend is, vindt Homes plek voor hilarische satires op zelfhulpgewauwel, meditatiegroepjes en muesligoeroes, én laat ze je kennismaken met een paar ijzersterke personages. Van de haar gezin ontvluchte huissloof Cynthia – die Richard huilend in een supermarkt aantreft en wie hij een nieuw leven en een nieuwe auto bezorgt – tot Anhil, de ontwapenende immigrant die een plaatselijke donutzaak runt en die op de proppen komt met taalfouten/vondsten als ‘stereotropisch’ en die Richard met zijn handen-uit-de-mouwen-visie op Amerika nog inspireert ook. Of Nick, de op J.D. Salinger gebaseerde schrijver/kluizenaar die zijn buurman wordt. Maar de sterkste scènes dienen zich aan als in de tweede helft van de roman Ben ten tonele verschijnt. De zoon die Richard ooit achterliet, en die nu als jongvolwassene weer in zijn leven komt.‘Richard is bang om Ben te ontmoeten,’ weet Homes, ‘maar heeft hem ook altijd dingen willen geven en dingen van hem willen hebben. En Ben, die is defensief, boos en wanhopig én hij houdt van zijn vader. Hoe hou je dat allemaal in één hart bij elkaar?
En hoe stap je heen over hoe je als kind over die weggelopen vader hebt gedacht en probeer je een relatie op te bouwen?’
Homes beschrijft de emotionele uitbarstingen, de bittere confrontaties en het onderliggende verlangen, zonder ooit sentimenteel of melodramatisch te worden. Hoe ze dat flikt? ‘Een geweldige lerares, Grace Paley, heeft me ooit geleerd dat je “de waarheid volgens de personages” moet schrijven. Je denkt na over wie die mensen zijn en hoe ze de dingen zouden ervaren. Als je dat doet, klinken hun emoties nooit vals. That’s the trick of being a writer.’
Overbelicht
Inleven, daar gaat het om. Wat iets heel anders is dan vanuit je eigen ervaring schrijven. ‘Mensen vragen me nu: Richard heeft zoveel pijn op de eerste pagina’s. Heb je dat zelf wel eens gehad? Dan kan ik wel brullen: ik ben een schrijver, ik werk vanuit mijn fantasie! Maar je krijgt de neiging om te zeggen; ja, ik heb me een keer aan papier gesneden, en dat deed zó’n pijn...’ Ze zucht. ‘Mensen willen maar dat je autobiografisch schrijft. Alles moet zogenaamd “echt” zijn. Ik wil boeken schrijven als overbelichte Kodacolorfoto’s. Je kent dat wel, dat je je rolletje inlevert en de afdrukken een beetje raar terugkomen. De lucht is net te blauw, de kleuren net even te intens. Dat je je gaat afvragen: was alles echt zo mooi of zo slecht allemaal? Ik wil het leven van alledag niet vastleggen maar net een stukje verder doorvoeren.’ Ze lacht, en slaat een reclamespotjestoon aan: ‘It’s real, with additives!’