Wie ooit het geluk heeft op een bedoeïnenbruiloft te worden uitgenodigd, maakt kans daar gevulde kameel voorgeschoteld te krijgen. In die kameel zit een geroosterd schaap, in het schaap een gekookte kip en in die kip een vis die weer gevuld is met eieren. Veel meer van dit soort idiote culinaire curiositeiten zijn te vinden in Terra’s Cook’s Companion; een mooi gebonden boekje (met leeslint!) waarin een rijke verzameling moppen, citaten, feiten, lijstjes en anecdotes over eten is samengebracht. Heel geschikt voor in de Sinterklaaszak of onder de boom.
Voor eetlezers valt er dezer dagen nog veel meer moois te vinden in de boekhandel, en dan hebben we het niet over kookboeken, maar over boeken met literaire pretenties die toevallig over eten gaan. Neem 'Heat', het nieuwe boek van New Yorker-redacteur Bill Buford, met de alleszeggende ondertitel 'An Amateur’s Adventures as Kitchen Slave, Line Cook, Pasta-maker and Apprentice to a Butcher in Tuscany'. Buford schrijft over zijn ervaringen in de keuken van Babbo, een driesterrenrestaurant in Manhattan dat wordt gerund door de flamboyante, lang- en roodharige topkok Mario Batali. Zelf is Buford niet meer dan een verdienstelijk hobbykok (‘more confident than competent’). Heat begint gelijk al meesterlijk wanneer de met veel zelfspot gezegende Buford vertelt hoe hij in zijn naïviteit Batali durft uit te nodigen voor een etentje bij hem thuis. Dat blijkt Batali maar zelden te gebeuren en de meester arriveert bepakt met lekkernijen, terwijl de overige genodigden handenwrijvend uitzien naar de vernederingen die de gastheer ongetwijfeld te wachten staan.
John Irvings gehaktballen, tafelschikking bij de Amish, gebulde kameel bij de bedoeïnen, de gal van een geit bij Macbeth - nutteloze kennis en verrukkelijk leesvoer in recente culinaire literatuur.
Er is vaker geschreven over hoe het eraan toe gaat in de keuken van toprestaurants en ook de liefdesverklaring aan de Italiaanse keuken is niet origineel, maar Buford schrijft zo goed en deed zijn research zo grondig, dat dit toch een geweldig boek is.
Van een heel andere orde is 'Smakelijk leven – Een literaire eetkalender voor levensgenieters'. Wat hadden we ons op dit boek van James Salter verheugd. Een boek over eten van deze literaire grootmeester kan alleen maar geweldig goed uitpakken, denk je als liefhebber van zijn andere werk, waarin maaltijden altijd mooi beschreven worden. Salter schreef deze voor zijn doen dikke pil samen met zijn vrouw Kay, wat al enige vrees wekt. De Saltertjes blijken enthousiaste thuiskoks, die geregeld gasten ontvangen in hun gezellige keuken in Aspen, Colorado. En ze houden samen een kookschrift bij, waarin ze noteren wie wat voorgeschoteld kreeg, of het in de smaak viel en hoe de avond verliep. Smakelijk leven, vol kleurenillustraties en voorzien van een keurige index, is vormgegeven als jaarkalender. Op 17 maart lezen we iets over de avocado, op 19 augustus gaat het over wijnvlekken en op 7 oktober is de bietensoep aan de beurt. Soms zijn het historische anecdotes, soms persoonlijke. Er zitten ontegenzeggelijk aardige stukjes tussen. We willen best lezen hoe John Irving gehaktballen maakt voor zijn zoons. En dat verhaal over de man die zijn vrouw een vrachtwagen vol marmelade naliet is ook meesterlijk. Maar waarom toch al die tenenkrommende Libelle-adviezen? Zoals wanneer de Salters ons in alle ernst uitleggen hoe je een etentje geeft: ‘Wanneer u mensen lang van te voren hebt uitgenodigd, kunt u ze op de dag zelf even bellen om ze te herinneren aan het tijdstip waarop u hen verwacht.’ Op 24 januari belichten ze het fenomeen ‘al dente’: ‘Pasta dient bereid te worden in ruim kokend water waaraan al zout is toegevoegd.’ En op 23 februari lezen we dat partjes appel niet bruin worden als ze met citroensap besprenkeld worden. Goh.
De tachtigjarige Salter was al nooit een veelschrijver en het motto van Alexandre Dumas dat hij dit boek meegaf, doet het ergste vrezen: ‘Mijn laatste boek zal een kookboek worden dat is samengesteld uit herinneringen en verlangens.’
Gelukkig valt er in 'The Virago Book of Food – The Joy of Eating' meer literairs te smullen. Bovendien vormt dit boek een goed tegenwicht tegen al die mannen die culinair zo dominant aanwezig lijken, behalve thuis. In deze kloeke bundel zijn honderden citaten over koken en eten bijeengebracht van bekende schrijfsters als Monica Ali, Emily Dickinson, Katherine Mansfield, Isabel Allende, Sylvia Plath, Virginia Woolf en J.K. Rowling, maar veel fragmenten zijn ook afkomstig uit historische kook- en huishoudboeken. Dagboeken en brieven blijken ook rijke bronnen. Anne Frank bericht over leverworst en andijvie en van de 19de eeuwse Lady Harriet St. Clair leren we dat katholieke Pruisen op vrijdag graag bevers en otters consumeerden, die zogenaamd moesten doorgaan voor de op die dag verplichte vis.
In 'Literary Feasts – Inspired Eating from Classic Fiction' vertelt Sean Brand, een dichter met een zelfverklaarde passie voor ‘fictional food’, aan de hand van korte citaten iets over de rol van voedsel in klassiekers als Ulysses, Moby Dick, Oliver Twist en Madame Bovary. Het beroemdste recept uit de literatuur komt volgens de auteur uit Macbeth en daarvoor zijn onder meer de tand van een wolf, de vleugel van een uil en de gal van een geit nodig. Erg diep graaft het allemaal niet, maar het is best vermakelijke toiletlectuur, al is dit misschien meer een koffietafelboekje.
Verrukkelijk leesvoer is ten slotte Schott’s 'Food & Drink Miscellany'. Ben Schott is een maniakale feitjesverzamelaar die ons vertelt hoe de tafelschikking in een traditioneel Amish gezin eruit ziet. Of wat Kennedy op zijn 45ste verjaardag te eten kreeg voordat Marilyn hem toezong. En dat op de verschillende Toblerone-verpakkingen het aantal bergtoppen sterk varieert. Hij geeft ook meer dan honderd equivalenten voor dronkenschap: van het bekende pissed en tipsy tot aan living in Liquorpond Street en sniffed the barmaid’s apron. En ook in dit boek ontbreekt de literaire noot niet: Tolstoj was vegetariër, Oscar Wilde hield niet van ontbijten en de 18de eeuwse Schotse dichter Robert Burns brengt een lange ode aan de haggis. ‘And then, O what a glorious sight, Warm-reekin’, rich!’