Klein is ze, tenger, met een strenge bril en rossig krullend haar. En ontzettend aardig, openhartig en een onderhoudende verteller. In een vorig leven was Ayelet Waldman (1964) advocaat, met Harvard op haar cv. Nu heeft ze vier kinderen, en een hele beroemde echtgenoot: schrijver Michael Chabon. Geruchtmakend was het essay dat in The New York Times werd afgedrukt, waarin Waldman uitlegde dat ze meer van haar man houdt dan van haar kinderen. Natuurlijk, ze is dol op haar kinderen, maar verliefd is ze op haar man. En passant hekelde ze moeders die hun man verwaarlozen ten gunste van de kinderen. En dat zette bij veel toegewijde moeders kwaad bloed. Waldman mocht het op de bank bij Oprah allemaal nog eens komen uitleggen, ten overstaan van een publiek vol liefhebbende moeders die haar rauw lustten. Ook in haar columns op de drukbezochte Amerikaanse entertainmentwebsite Salon.com wist Waldman woedende reacties los te maken met haar tegendraadse opvattingen over modern ouderschap. Zo betoogde ze tot afgrijzen van veel lezers dat ze graag een homozoon zou willen hebben.
En nu is er haar eerste serieuze, volwassen roman 'Love and Other Impossible Pursuits', hier vertaald als 'De weg door het park'. Het is een filmisch boek dat je zo uitleest, vol van het type neurotische, grootsteedse Amerikanen waarvan wij hier altijd denken dat ze alleen in films bestaan. De verteller is Emilia, die op kantoor de ware ontmoet in de persoon van Jack. Hij verlaat vrouw Caroline en zoontje William voor haar. We maken kennis met dit gezelschap als Emilia net haar baby heeft verloren aan wiegendood. Ze is kapot van verdriet en de vroegwijze kleuter William met wie ze geregeld zit opgescheept, werkt danig op haar zenuwen. Emilia is een prachtig ambivalent personage: soms geniepig en onbetrouwbaar, dan weer eerlijk en vol zelfspot; soms vilein, soms zwelgend in zelfmedelijden. Waldman: ‘Dat vind ik nou zo heerlijk van Europa, hier zeurt niemand dat Emilia niet alleen maar aardig is. Mijn Amerikaanse uitgever was doodsbang dat niemand het boek zou lezen omdat Emilia niet aardig genoeg is. Ik wilde schrijven over iemand die een baby verliest. Over de twee facetten van rouw. Er is verdriet, wat iedereen verwacht en waar iedereen begrip voor heeft, maar er is ook woede, en daar praten mensen niet over. Als iemand rouwt en die woede toont, voelen mensen zich heel ongemakkelijk. Ik had een goeie vriendin die een heel romantische affaire beleefde met een man die zijn vrouw en kind voor haar verliet en ik heb gezien hoe zij worstelde met de relatie met haar stiefzoon. Pas toen ik ging schrijven, merkte ik hoe goed ik had opgelet. Ik heb veel details kunnen gebruiken. Verder was mijn moeder een stiefmoeder, want mijn vader heeft vier kinderen uit zijn eerste huwelijk. Ik ben mijn hele leven getuige geweest van die moeizame verhouding. Mijn moeder heeft altijd voor ze gezorgd, want hun eigen moeder heeft ze verlaten. Mijn moeder heeft heel veel opgeofferd en toch is de relatie altijd slecht geweest, tot op de dag van vandaag. Pas toen ik het boek schreef, begreep ik echt hoe dat voor haar geweest moet zijn. Gek genoeg is er weinig geschreven over dit thema. Ik lees zoveel, lezen is mijn enige hobby, en ik heb geloof ik nooit een roman gelezen over het stiefouderschap.’