De Colombiaanse schrijver Juan Gabriel Vásquez schreef jarenlang niet over zijn geboorteland. Tot hij stuitte op het taboeonderwerp van de internering van ‘staatsgevaarlijke’ Joodse Duitsers tijdens WO II, en de onderzoeksroman: "De informanten" ontstond. Juan Gabriel Vásquez: ‘Als je goed materiaal tegenkomt, zet je al je scrupules opzij. Je laat je niet weerhouden door het idee dat je misschien iemand kwetst.’

‘Wat grappig dat je dat vraagt,’ zegt Juan Gabriel Vásquez (1973) tegen het eind van ons gesprek in het stijlvolle restaurant Rubi Roig verbaasd. ‘Tot een paar weken geleden had ik waarschijnlijk nog gezegd: “Weer in Colombia gaan wonen?!
Nooit! Mijn leven is nu hier, in Barcelona.” Maar sinds kort denk ik dat het voor mijn twee jonge dochters wel goed zou zijn om voor een jaar – hóóguit een jaar! – terug te gaan. Om ze de kans te geven hun achtergrond te leren kennen en misschien een beetje begrijpen.’
Wat toepasselijk is, want met het schrijven van zijn eerste roman "De informanten" maakte hij daar zelf eigenlijk ook pas een begin mee. In 1996 vertrok Vásquez uit zijn geboorteland om, na een studie aan de Parijse Sorbonne en een jaar in de Belgische Ardennen, in de hoofdstad van Catalonië neer te strijken. ‘Ik ging deels weg om praktische redenen. Je kon in Colombia destijds onmogelijk met schrijven je brood verdienen, en hoewel ik rechten heb gestudeerd, is dat het enige wat me echt interesseerde. En bovendien woonden de grote namen uit de Latijns-Amerikaanse literatuur – Gabriel García Márquez, Mario Vargas Llosa, Carlos Fuentes, Julio Cortázar – ooit allemaal in Parijs. Ze werden gevormd door hun ervaringen overzee en hun contact met andere tradities. Dat idee heb ik denk ik bewust of onbewust gevolgd: Latijns-Amerikaanse schrijvers worden gemaakt in het buitenland.’
Jarenlang schreef hij geen woord over Colombia. ‘Omdat ik heel terecht het gevoel had dat ik níets van dat land begreep: niet van de geschiedenis, niet van de ongelooflijk complexe heden daagse politiek. En ik was nu eenmaal opgegroeid met het bekende motto: schrijf over wat je kent.’
Maar toen, in 1999, tijdens een korte vakantie in Bogotá, kwam hij die ene vrouw tegen: ‘Een Joodse van Duitse afkomst die in 1938 op haar twaalfde naar mijn land was geëmigreerd. In de loop van de avond begon ze te vertellen over haar ervaringen tijdens de Tweede Wereldoorlog, en binnen de kortste keren raakte ik volkomen gefascineerd door haar verhaal. Zeker nadat ze op een bepaald moment zei dat haar vader destijds bijna in een gevangeniskamp in Colombia was gestopt voor burgers die zogenaamd gevaarlijk waren voor de veiligheid van het land. Ik weet nog dat ik het wel drie keer dezelfde vraag stelde: hoe kan iemand die gevlucht is voor Hitleromdat hij Joods is, nou vervolgd worden omdat hij een Duitser is?!’

Stilzwijgen
‘Ik raakte zo geobsedeerd door het onderwerp dat ik er telkens als ik in Colombia was met mensen over probeerde te praten. Over de excessen van de zwarte lijsten en de verklikkers die mensen daarop lieten zetten, over de nationale nazipartij en over het hotel waar de “staatsgevaarlijke” Duitsers met steun van de vs vast werden gezet. Dat bleek moeilijk want er zijn nog maar weinig mensen die het hebben meegemaakt, en de meesten leidenteruggetrokken levens. Ze willen het zich ook niet herinneren, hebben het tot taboeonderwerp verklaard. ’
Dat collectieve stilzwijgen en zijn eigen onwetendheid werden uiteindelijk, in 2002, de ideale redenen om aan "De informanten" te beginnen. ‘Toen realiseerde ik me ineens dat alle romans waar ik van hou, waar ik op terug blijf grijpen, romans zijn die je een daad van onderzoek kunt noemen. Waarvan je als lezer het gevoel krijgt dat de schrijver niet alles van te voren wist, maar net als de verteller gaandeweg dingen ontdekt.’
Zo bedacht hij de journalist Gabriel Santoro jr., die in een non-fi ctieboek het verhaal boekstaafde van Sara Guterman, een Duits-Joodse vriendin van de familie, en zich daarmee tot zijn eigen verbijstering de woede van zijn vader, een gerespecteerde professor in de retorica op de hals haalt. Resultaat: een prachtig gecomponeerd verhaal, waarin de zoon stukje bij beetje de zonden van zijn vader en zijn land boven tafel probeert te krijgen. Spannend, intelligent en in een vlekkeloze, vloeiende stijl geschreven. Dat het leest als een Noord-Amerikaanse roman, is geen toeval. Philip Roth, met wie hij in eigen land en in Spanje al meermaals werd vergeleken, was ‘een privé-god’ voor Vásquez.‘Geen Colombiaanse schrijver die na de publicatie van, pakweg, "Honderd jaar eenzaamheid" is geboren, kan om de vraag heen: hoe kun je nog schrijven na Márquez? Maar voor het overbrengen van mijn wereldbeeld en het verwerken van dit materiaal had ik helemaal niets aan het magisch realisme. Ik kwam telkens uit bij de Amerikaanse traditie, die heel rijk is in het omgaan met zijn eigen historie en tekortkomingen en het laten zien hoe de grote geschiedenis zijn weerslag heeft op onze eigen, kleine levensverhalen.’

Grafschrift
De romans van Roth en Saul Bellow, daar is hij ‘mee in gesprek’. ‘En ik heb ook heel veel geleerd van John Banville. Vooral van zijn The Untouchable en hoe hij daarin schrijft over het geheugen en hoe persoonlijke fouten uit het verleden een publiek effect in het heden kunnen hebben.’
‘In mijn ogen is De informanten trouwens meer nog dan een historische roman, een roman over het geheugen en het onvermogen het verleden écht te kennen,’ zegt de schrijver peinzend.‘Want hoewel we vaak anders denken: het verleden verandert voortdurend. Brieven en foto’s die veilig in een archief liggen kunnen met elk stukje nieuwe informatie waar je op stuit een totaal andere betekenis krijgen.’
Wat niet betekent dat je niet, net als Santoro jr., alles moet doen om die nieuwe informatie te vinden. Zelfs als je daar direct betrokkenen pijn mee doet: ‘Die genadeloosheid bewonder in ook in romanschrijvers: als je goed materiaal tegenkomt, zet je al je scrupules opzij. Ik las bijvoorbeeld ooit dat Dostojevski het grafschrift dat hij in De idioot gaf aan zijn hoofdpersoon, de idiote Vorst Mysjkin, heeft overgenomen van het graf van zijn eigen moeder! Verschrikkelijk dat je zoiets doet, maar als schrijver begrijp ik het volkomen. Je laat je niet weerhouden door het idee dat je misschien iemand kwetst.’
Hoewel. Hij was wel een beetje nerveus over de reactie van die vrouw die met haar levensverhaal de kiem voor zijn boek legde, en die hij als Sara Gutterman portretteerde. ‘Voor mij is ze het enige echt fatsoenlijke personage in de hele roman, de morele ruggengraat. Maar ik wist ook dat niemand het ooit eens is met een geschreven versie van zijn eigen leven. Gelukkig vertelde ze, en daar ben ik erg trots op, dat door de publicatie van "De informanten" en de recensies en interviews die daarna verschenen, haar kinderen en kleinkinderen haar eindelijk vragen begonnen te stellen. Ze had altijd geprobeerd erover te praten, maar óf ze vond de woorden niet, óf het interesseerde hen niet. Het is allemaal zo lang geleden, zeiden ze dan, wat moeten wij daarmee. Het klinkt pretentieus, maar nu kon ze mijn woorden gebruiken om haar leven uit te leggen en het familietaboe te doorbreken.’
Of de rest van het land nu ook meer over die zwarte bladzijde uit de eigen geschiedenis praat? Hij maakt zich weinig illusies: ‘Het gebrek aan interesse in Colombia in het eigen recente verleden is verbijsterend. Alsof de huidige politieke situatie zoveel aandacht vreet dat mensen geen energie meer hebben om zich met fouten van vijftig of zestig jaar geleden bezig te houden.’
Begrijpelijk, maar ook funest. ‘In de tijd waarin mijn roman uitkwam had de regering langs de Caribische kust informanten ingezet in de strijd tegen de linkse guerilla. Er werd een professor aan een kleine universiteit aangewezen als collaborateur, en vervolgens meteen vermoord door extreemrechts. Die man was uiteraard volkomen onschuldig. Maar ja, hij stond op de verdachtenlijst…’