Arendsoog, Bram Vingerling, Hielke en Sietse, Henk Riever, Tom Sanders en zijn trouwe Snuf, Tiuri, Pim Pandoer, Bob Evers, Bas Banning en Biggles; helden uit een tijd waarin echte jongens nog boeken lazen. Boeken vol actie, avontuur en onverschrokken helden. Boeken waarin vliegtuigen neerstortten, bommen ontploften, mysteries ontrafeld en woeste paarden bedwongen werden. Boeken met titels als "Het geheim van de goudader" , " Amad de tijgerdoder" , "De Zwijgende Sphinx", "Het zwarte kaperschip", "Jaap onder de Indianen", "Met een motorboot op avontuur", "De zoon van den strooper" en "De radiumbende".
Worden ze nog geschreven? Jazeker. En ook in de 21ste eeuw reizen jongensboekhelden graag af naar exotische oorden alwaar een duister complot dient te worden ontmaskerd. Ouders zijn, zoals in de beste kinderboeken, ofwel dood, ofwel ontvoerd, ofwel ontdekkingsreiziger. De knapzak is verruild voor een iPod en de stevige turftrappers voor vette sneakers, maar de romantiek is er niet minder om. Zes echte jongensboeken voor in de zak of onder de boom.

Het gif van de groene cobra
De lezers die in 2004 hebben gesmuld van Joshua Joshua Tango , het geprezen debuut van Robert Wolfe, voelen zich intussen misschien al bijna weer te oud voor het vervolg: Het gif van de groene cobra. Als je als kinderboekenschrijver een serie boeken voor ogen staat, is het wel zaak een beetje op te schieten met een volgend deel. Maar goed, deel twee is er nu, met dezelfde Marcel Groen in de hoofdrol die in Joshua Joshua Tango de meest wonderlijke avonturen beleefde met de schildpad Joshua. Wolfe doet iets heel merkwaardigs in deze boeken: hij combineert de echte wereld, waarin opgeschoten jongens rondhangen in een treurig winkelcentrum en ruziën over welke sportschoenen het vetst zijn, met een wereld waarin een eenzaam jongetje van gescheiden ouders naar India reist met een Braziliaanse schildpad die ook nog kan praten en vliegen. Marcel zit in de brugklas, zijn moeder verblijft nog steeds in een Indiase sekte en wanneer zijn vader haar daar wil opzoeken, belandt hij in een Indiase gevangenis. Marcel stuit op een geheimzinnig complot en gaat op onderzoek uit. Wolfe propt zoveel mogelijk geheide jongensboekelementen in zijn boeken, maar al die overdaad levert toch een aanstekelijk boek op.

Robert Wolfe: Het gif van de groene cobra (De Harmonie, 10+)

De geestenjager
Thomas is de zevende zoon van een zevende zoon. Daarom ziet hij dingen die voor gewone mensen onzichtbaar blijven. Thomas’ vader is een arme boer, zijn moeder is vroedvrouw. Dus moet Thomas als hij dertien is een vak leren. En omdat er na zes oudere broers voor hem geen andere leermeesters meer over zijn, moet hij in de leer bij een geestenjager: ‘Griezels, huisgeesten en allerlei akelige monsters verslaan zou mijn dagelijks werk zijn. Want dat was de bezigheid van de geestenjager en ik zou zijn leerling worden.’
De Geestenjager van Joseph Delaney heeft al meteen een spannend omslag en als we op de achterfl ap lezen dat de auteur in zijn jeugd in een spookhuis woonde waar hij en zijn broers steeds dezelfde nachtmerrie hadden, wekt dat hoop op een echt spannend boek. En dat is De Geestenjager ook. Heel spannend zelfs. Hoewel er doodgriezelige heksen en onzichtbare boemannen in voorkomen, klinkt Thomas’ verhaal heel geloofwaardig. Delaney schrijft bovendien uitstekend: zijn dialogen zijn sterk en hij mijdt de clichés waar veel van zijn collega’s zo gretig gebruik van maken. Dat alles maakt De Geestenjager tot een volmaakt jongensboek.

Joseph Delaney: De Geestenjager - De laatste leerling (De Fontein, vertaling Bies van Ede, 10+)

De grijze jager
Paarden en zwaarden blijven sterke ingrediënten voor een jongensboek en John Flanagan liet zich voor zijn Grijze Jager-serie behalve door die oeroude ridderromantiek ook inspireren door Tolkien: ‘Morgarath, heerser over de Bergen van Nacht en Ontij, voorheen Baron van Gorlan in het rijk van Araluen, keek uit over zijn vaal en druilerig domein.’ Tolkienhaters dreigen na deze beginzin acuut af te haken, maar wordt geadviseerd nog even door te zetten, want na de nogal moeilijk verteerbare proloog wordt Will geïntroduceerd. Will maakt deel uit van een groepje weeskinderen, ‘opgenomen in de liefdadigheid van baron Arald, de heer van Redmont.’
Als deze kinderen vijftien jaar worden, gaan ze in de leer. De een belandt in de stallen, de ander in de keuken en de sterksten mogen naar de krijgsschool. Will hoopt vurig op het laatste, maar in plaats daarvan krijgt hij Halt als leermeester toegewezen. Halt is een Grijze Jager, een soort spion die zo onzichtbaar mogelijk door het land reist. Flanagan is geen geweldige schrijver: hij laat Will en zijn makkers aan de lopende band grijnzen, zuchten, brommen, jammeren en rillen. Ze ‘sterven van de honger’ of ‘snikken van pijn en angst’. Maar wie niet primair op zoek is naar literair verantwoorde kost, beleeft best aangename uurtjes aan deze serie.

John Flanagan: De Grijze Jager. De ruïnes van Gorlan (deel 1) en De brandende brug (deel 2). (Gottmer, vertaling Laurent Corneille, 10+)

Danger zone
Je wordt al moe als je leest wat De duivels hete adem, het eerste deel van een driedelige avonturenreeks die Danger Zone heet, voor de jonge lezer in petto heeft: ‘meer intriges, verwikkelingen en de dood tartende acties dan een James Bond-fi lm. Een wereld van op hol geslagen buffalo’s, giftige schorpioenen, oude stammen en voorspellingen wacht je.’ Schrijver David Gilman diende in een regiment van parachutisten, was brandweerman, fotograaf en vertegenwoordiger van uitgeverij Penguin in Zuid-Afrika. Al deze kwaliteiten tracht hij te combineren in zijn Danger Zone-serie.
Op de eerste pagina wordt de vijftienjarige Max Gordon bijna vermoord door een sluipschutter die ‘een gewatteerde Timberland-jas’ en ‘waterdichte Rockport-schoenen’ draagt. De toon is gezet. Gilman heeft werkelijk alles uit de kast gehaald voor zijn ultieme moderne jongensboek: een exclusieve Engelse kostschool, een Arabische vriend die tevens computergenie is, een zeventienjarige schoonheid die met haar Cessna 185 een noodlanding maakt in de Afrikaanse woestijn en een vijftienjarige held die zich door geen enkele volwassene iets laat wijsmaken.
Bijna vierhonderd pagina’s vol actie en avontuur, waar het vertelplezier van afspat.

David Gilman: De duivels hete adem (Thomas Rap, vertaling Sophie Brinkman, 12+)

Geheime missie
Alleen al de spectaculaire vormgeving van Geheime missie Jericho Rood en Geheime missie Orkaankust maken deze boeken tot begerenswaardige sinterklaascadeaus. De boeken zijn voorzien van een linnen danwel neplederen kaft en een zwart elastiek. Op de pagina’s wemelt het van de plattegronden (altijd goed), krantenknipsels, foto’s, blauwdrukken, brieven, tekeningen en kadertjes met weetjes als ‘Cordiet: een explosieve stof waarbij nauwelijks rook vrijkomt, gebruikt als stuwstof. Uitzettende gassen stuwen projectielen met grote kracht uit een loop. Cordiet bestaat uit nitroglycerine, kanonkatoen en vaseline.’
Ook de uitklapbare tekening van ‘een Sujing Quantoe-strijder in volledig gevechtstenue in aanvalspositie’ is fraai. Niet voor niets werd Jericho Rood in The Sunday Times een ‘designobject’ genoemd en werd het boek bekroond met een prijs voor innovaties op kinderboekgebied. Maar lost het verhaal de hooggespannen verwachtingen in? Joshua Mowll erft een bijzonder archief dat hem terugvoert naar Shanghai, jaren twintig vorige eeuw. Aan boord van een schip wachten Doug en Becca MacKenzie op nieuws over hun vermiste ouders. Dankzij delen uit Becca’s logboek komen we erachter wat hier aan de hand is. Hun zoektocht wordt voortgezet in deel 2, waarin we in de Celebeszee belanden. Hoewel Becca een meisje is, bevatten deze boeken ieder denkbaar jongensboek-ingrediënt en dat in het kwadraat.

Joshua Mowll: Geheime missie Jericho Rood en Geheime Missie Orkaankust (De Harmonie, vertaling Gerbrand Bakker, 12+)

Egyptologie
Onlangs verscheen er een nieuw deel in de geweldige Ologie-reeks. Na Drakologie, Magistrologie en Piratologie is nu ook Egyptologie vertaald, stuk voor stuk jongensdromen op papier. Alle boeken zijn vormgegeven als teruggevonden documenten uit lang vervlogen tijden: een tovenaarsdagboek, het logboek van een kapitein, brieven naar huis van een ontdekkingsreiziger. Op iedere pagina zijn fl apjes uit te klappen, envelopjes te open en stofjes te bevoelen. In het drakenboek zitten stukjes drakenhuid, in het piratenboek een plastic zakje stofgoud en een werkend kompas. Het Egyptologie-deel eindigt middenin een zin met een noot van de uitgever: ‘Hier eindigt het dagboek plotseling. Op de blanco pagina’s achterin zitten een paar rare (koffie?)vlekken. We hebben besloten om die niet in de facsimile-uitgave op te nemen.’ Je kunt je bij dit soort boeken afvragen wie ze leuker vindt, de kinderen of hun ouders? Want als alle flapjes zijn uitgeklapt en alle plaatjes zijn bekeken, resteert een tekst die behoorlijk serieus is. De bedoeling van maker Dugald A. Steer is heel nadrukkelijk jongens te bewegen tot het inkijken van een boek, een loffelijk streven dat beloond dient te worden met onverwijlde aanschaf van deze schitterendereeks.

Drugald A. Steer: Drakologie, Magistrologie, Piratologie en Egyptologie (Van Goor, vertaling Piet de Bakker, 8+)