Het vuur van de idealistische arts is in Abraham Verghese bij lange na niet gedoofd. Hij schreef een epische roman over twee medische werelden: 'De heelmeesters'.

Het komt zelden voor, glimlacht Abraham Verghese (1947), maar áls andere schrijvers hem om advies vragen, antwoordt hij altijd hetzelfde: ‘Get a good day job.’ Het is een gouden regel waar hij zelf een nogal intimiderend voorbeeld van is. Want debuteerde hij onlangs als romanschrijver met het vuistdikke epos De heelmeesters, hij is op de allereerste plaats professor aan de medische faculteit van Stanford University. Schrijven doet hij daar, twee dagen per week, in een geheim kantoortje. ‘Mijn identiteit is volledig die van een arts. Alles wat ik schrijf, komt voort uit mijn liefde voor dat vak.’
Dat begon eind jaren tachtig, toen hij in het kleine stadje Johnston City in Tennessee werkte met honderden aidspatiënten. ‘Die mensen kwamen van heinde en verre naar ons toe, omdat ze wisten dat ik ze wilde behandelen en ze daar op het platteland anoniem konden zijn. Na verloop van tijd kreeg ik sterk de behoefte het verhaal te vertellen van de vreemde, tragische reis die die jonge mannen maakten.’ Verghese had maar een paar korte verhalen geschreven voor hij in 1990 besloot de sprong te wagen: hij diende een aanvraag in om de befaamde studie creative writing aan de universiteit van Iowa te mogen volgen. ‘Toen ik werd aangenomen, inde ik mijn pensioengeld, zegde mijn baan aan de universiteit op en ging. Onder protest van mijn vrouw en kinderen, trouwens. Een heel belangrijk moment, want het dwong me mezelf serieus te nemen als schrijver. Ik kon niet meer zeggen dat ik maar wat aan hobbyde, want ik had mezelf en mijn gezin tot aan de rand van de financiële afgrond gebracht om die droom te volgen.’
Als je alles opgeeft om te schrijven, dan kun je er maar beter werk van maken. En dat deed hij ook.

Missieziekenhuis
Verghese publiceerde sindsdien verhalen en artikelen in onder meer Granta en The New Yorker, twee non-fictieboeken – My Own Country (1995), het verslag van zijn tijd in Tennessee, en The Tennis Partner (1998) over zijn vriendschap met een aan drugs verslaafde collega – en nu dus De heelmeesters. Het verhaal van de tweeling Marion en Shiva, die in 1954 wordt geboren in een missieziekenhuis in Addis Abeba als zonen van een Indiase non, Mary Joseph Praise, en, vermoedelijk, de Britse chirurg Thomas Stone. Stone verdwijnt, als zijn geliefde in het kraambed is gestorven, spoorloos, waarna de twee worden opgevangen door het artsenpaar Ghosh en Hema en ieder op hun eigen manier in de ban raken van dezelfde vrouw en van de chirurgie. Marion komt uiteindelijk terecht in een ziekenhuis in Brooklyn. De zwijgzame idiot savant Shiva groeit uit tot een internationale held op het gebied van de vaginale fistelinfectie. In dik zeshonderd pagina’s komt er veel meer aan de orde. Van de tumultueuze politieke geschiedenis van Ethiopië – de val van keizer Haile Selassie, de opkomst van het militaire regime – en liefde en verraad tussen broers tot het lot van immigranten in Amerika. Verghese schrijft met liefde en oog voor detail over het landschap en de mensen van twee continenten, puttend uit wat hij, zelf ook in Addis Abeba geboren en na een tussenstop in Madras naar de Verenigde Staten gekomen, zijn ‘persoonlijke geografie’ noemt. ‘Ik heb altijd een grote, epische roman willen schrijven,’ zegt hij. ‘Ik hou van boeken die je het gevoel geven dat je een andere wereld in bent gestapt, vele generaties hebt geleefd, de wijsheid van verschillende mensenlevens hebt vergaard.’
Maar De heelmeester moest vooral een médisch epos worden. ‘Ik heb altijd het gevoel gehad dat medicijnen studeren een heel romantische onderneming is. Het is een roeping. En veel artsen, van mijn leeftijd en ouder, noemen vaak een bepaald boek als het gaat over wat hen tot het vak heeft gebracht. In mijn geval was dat Of Human Bondage van Somerset Maughan. De medische passages daarin lijken vrij triviaal, maar iets in de beschrijving ervan betoverde me. Zo’n boek wilde ik ook schrijven. Een boeiend, levendig verhaal dat bepaalde lezers – zeker lezers die nog moesten besluiten wat ze met hun leven gingen doen – zou laten denken: dit is een beroep voor mij.’

iPatient
Wervingsfolderachtig is het resultaat gelukkig geen moment. Maar doortrokken van de magie van de medische wetenschap is het zeker. ‘Het gevaar, als je in die wereld werkt, is dat je dat gevoel verliest. Ik zie voortdurend jonge studenten om mee heen die vol passie op de universiteit aankomen. Klaar om de wereld te redden. Maar vervolgens zie je ze onder je ogen cynisch worden. Afstompen.’
Bij Verghese is het oude vuur niet gedoofd. Hij beschrijft soms in minutieus detail operaties en legt veel nadruk op de menselijke kant van de behandelpraktijk. Een stokpaardje, beaamt hij. ‘Het is heel makkelijk om mensen te gaan zien als ziektebeelden met een hartslag. Ik heb ooit een interview gelezen waarin William Carlos Williams, die arts werd toen hij al een beroemd dichter was en tot zijn negentigste een praktijk had, zei: de arts aan de frontlinie heeft niet te maken met een hart, een lever of een nier. Je hebt te maken met een guy or gal die met zijn eigen unieke probleem naar je toekomt. En het belangrijkste waar je op terug kunt vallen is niet je medische kennis, maar je sense of self.’
‘Het ritueel van het onderzoek en het noteren van de ziektegeschiedenis is een heel belangrijk onderdeel van de zorg. Een tijdloos ritueel, waarin een mens je soms zijn diepste geheime vertelt en je daarna het voorrecht geeft hem aan te mogen raken. Vooral in Amerika wordt de patiënt in bed soms bijna gezien als een symbool voor de “echte patiënt” in de computer. De iPatient noem ik dat. De voortschrijdende technologie heeft ons het gevoel gegeven: mijn hand kan jouw buik nooit zo goed voelen als een cat-scan, dus laten we maar meteen de scanner tevoorschijn halen. Terwijl alleen de hand troost kan bieden. Geen enkel apparaat kan dat.’

Verhaal
Mede daarom stelt hij de technisch briljante maar ‘sociaal achterlijke’ chirurg Stone tegenover Ghosh, die zijn patiënten tegemoet treedt met de geduldige warmte van een dorpsarts. En laat hij het contrast zien tussen de genezingsfabrieken in de vs en dat missieziekenhuis in Ethiopië. Natuurlijk wil hij de beperkte middelen daar niet idealiseren. ‘Maar ik heb daar wel gezien dat een kind daar lag met hersenvliesontsteking. Die gaat niet meer herstellen, wist iedereen. Maar als de moeder nog een paar dagen langer kon blijven, kreeg ze net wat langer drie maaltijden per dag en kon ze beter voor haar andere kinderen zorgen. Dat soort dingen zie je niet in fancy western medicine. Bovendien is de relatie tussen arts en patiënt in zo’n omgeving niet vertroebeld door machines en tests. Jij zit aan de ene kant van de tafel, de patiënt aan de andere kant. Er is een verhaal waar je naar luistert en een conclusie uit trekt, soms door kleine details met elkaar in verband te brengen.’ ‘
“God is in the detail,” zeiden ze tijdens mijn studie medicijnen al. En toen ik in Iowa was, zeiden ze tot mijn stomme verbazing precíes hetzelfde over schrijven.’
Het verband tussen de twee is niet kapot te krijgen. Dus ja, in zijn volgende boek zal de geneeskunde ongetwijfeld weer een rol spelen. Hij heeft al een vaag idee voor die roman, die in het grensgebied van Texas moet spelen. Tot zijn opluchting. Want: ‘Toen ik net klaar was met De heelmeesters, heb ik zeker een jaar gedacht dat ik niets meer zou hebben om over te schrijven. Ik heb mijn hele léven in dit boek gestopt, dacht ik.’
De tekenen lijken nu gunstiger. En anders heb ik altijd nog mijn day job.’

Abraham Verghese: De heelmeesters (oorspr. Cutting for Stone, vertaling Otto Biersma en Paul Bruijn, uitgever De Bezige Bij)