Het uitzicht op de benedenstad vanaf zijn appartement in de bovenstad van Brussel – nabij het fraaie Hoogte Honderd Plein – is even weids als prachtig. Lang zullen we er deze regenachtige middag, medio april, niet van kunnen genieten, want de huisbaas heeft onlangs plotselinge renovatiebezigheden verordonneerd en de mannen zijn nog druk bezig. Luuk van Middelaar excuseert zich, hij vertoefde buitenlands en had hier even niet aan gedacht. Maar geen nood, hij heeft ook nog een aparte werkruimte tot zijn beschikking, op slechts zeven minuten gaans.
Zo dalen we af naar de benedenstad en arriveren in een ruime, witgepleisterde, atelierachtige ruimte waar het licht vooral van boven naar binnen komt.
In de boekenkasten aan de lange rechte muur een zee van met name buitenlandse historische, filosofische en politieke werken. Maar, om eens wat te noemen, de verzamelde werken van Ter Braak en Huizinga ontbreken niet. De lange werktafel aan de korte muur is bezaaid met boeken, tijdschriften, aantekeningen en paperassen. Pronkstuk is het bureau plus bijbehorende stoel, die eigenlijk nodig moet worden bekleed. Hoewel, is het niet wijs om het bejaarde meubelstuk toch maar in de oude staat laten? Bureau en stoel, zo onthult Van Middelaar, hebben immers ooit toebehoord aan Alexandre Kojève. ‘Een vriend van me zag het vijf jaar geleden toevallig aangeboden en belde me onmiddellijk op. Kojève heeft het zelf in Londen laten ontwerpen. Ja, dit is wat je noemt een pièce unique.’ Kojève? Wie Van Middelaars eerste boek heeft gelezen veert terstond op. In diens Politicide – De moord op de politiek in de Franse filosofie speelt de Russische émigré-filosofiehoogleraar (1902-1968) een centrale rol. Hij was het die in de jaren ’30 adembenemende, onweerstaanbare colleges over Hegel ten beste gaf en zou daarmee ‘de Franse filosofie beslissend beïnvloeden’. Al was het maar omdat zich onder zijn gehoor enkele van de grootsten van een nieuwe generatie Franse intellectuelen bevonden, die zich, op een uitzondering na, verregaand door hun leermeester zouden laten beïnvloeden. Zoals Maurice Merleau-Ponty, Raymond Aron, Georges Bataille, Jacques Lacan, Raymond Queneau en André Breton. Van Middelaar publiceerde dit glasheldere en soepel geschreven boek (oorspronkelijk als gezamenlijke scriptie geschreven voor zijn studies geschiedenis en filosofie aan de Rijksuniversiteit van Groningen) in 1999, op 26- jarige leeftijd. Het betekende een kleine sensatie. Wat een greep op de stof! En wat kon de jeugdige auteur en passant mooi kritisch en subtiel-venijnig uit de hoek komen! Bijvoorbeeld over Sartre. En over de zogeheten ‘Nieuwe Filosofen’, aangevoerd door de ‘witgebloesde denker’ Bernard-Henri Lévy.
Nee, de televisieserie 'In Europa' heeft Luuk van Middelaar niet gezien. ‘Dat kwam er gewoon niet van.’ Wel schreef hij een boek over de wording van ‘Europa’.
Nieuwe krachttoer
Tien jaar later heeft Van Middelaar een nieuwe krachttoer voltooid. Op 13 mei promoveert hij op De passage naar Europa – Geschiedenis van een begin. Nadat hij van 2002 tot 2004 in Brussel in de ondersteunende club van Eurocommissaris Frits Bolkestein had gewerkt en na een assistentschap bij de toenmalige VVD-fractievoorzitter Jozias van Aartsen, kon Van Middelaar zich dankzij financiële steun van het Duitsland Instituut in Amsterdam (dat veel aan Europa doet) twee jaar vrijmaken voor het schrijven van zijn 530 pagina’s omvattende dissertatie. ‘Ik heb het hier, in deze ruimte, geschreven.’ Ja, het was wel aanpoten, erkent Van Middelaar, die kennelijk altijd al wel van een beetje doorzetten hield. In zijn jeugd fietste hij dagelijks van zijn ouderlijk huis in Wageningen naar het Stedelijk Gymnasium in de Arnhemse Statenlaan. ‘Dat ging in een uurtje.’ Van Middelaar begon zijn imposante project ‘vanuit een sterk gevoelde intuïtie dat de bestaande verhalen over Europa niet klopten,’ schrijft hij in het woord vooraf. Het ging er om ‘een ander verhaal te vertellen over de geboorte van het politieke Europa’. Een ander verhaal dan het ‘opgeblazen Brusselse zelfbeeld’ wil doen geloven.
Van Middelaar: ‘Dan doel ik op het stichtingsverhaal, de dragende mythe van Brussel. Het begon op een mooie dag in 1950 toen de Franse minister Schuman een plan voor Europa presenteerde, dat aanvankelijk resulteerde in de Europese Kolen- en Staalgemeenschap. En vandaaruit is men stap voor stap verder gegaan met het bouwen van een nieuwe wereld. Via nieuwe verdragen en allerlei wetsartikelen zijn we steeds meer gaan samenwerken en hebben we het geweld tussen de staten zoveel mogelijk ingetoomd. Voor een deel klopt dit verhaal ook wel, maar in het beeld dat zo geschapen is gebeurt alles als het ware buiten de geschiedenis om. En dat is natuurlijk niet zo. Ja, als het over de visquota gaat, de BTW-tarieven en de landbouwpolitiek, is er niks aan de hand. Maar het verhaal werkt niet als het om de grote buitenlandse politiek gaat, als er op ontwikkelingen in de wereld moet worden gereageerd. Kijk maar naar de kredietcrisis. Er gebeurt opeens iets wat niemand had voorzien en dan moet er worden gereageerd. Politiek is vaak heel responsief. Balkenende en Obama weten ’s ochtend echt niet precies wat ze die dag allemaal voor de kiezen krijgen. Wat ik wil laten zien is dat Europa al zoekende langzamerhand manieren ontwikkelt om als Europa (met alle landen samen) op die gebeurtenissen te reageren. Maar in Brussel vinden ze het vreselijk als de regeringsleiders van de verschillende landen optreden als Europa. De pretenties van de Brusselse “binnenwereld” zijn veel te hoog.’
Macchiavelli
In zijn boek schetst Van Middelaar uitgebreid de keren dat Brussel probeerde om meer op de voorgrond te treden. ‘Bijvoorbeeld in 1965 met Hallstein, de toenmalige commissievoorzitter. Die sneuvelde omdat hij te veel praatjes had. Hij ging een keer op bezoek in Washington en zei daar plompverloren dat hij een soort “Prime Minister for Europe” was. Ja, toen zei De Gaulle: “Wie denkt hij wel dat hij is? Is hij gek geworden?”. Later had je Delors, die na de val van de Muur dacht dat zijn moment was gekomen en voorzag dat Europa binnen tien jaar een politieke federatie zou zijn. Die Brusselse binnenwereld doet soms alsof de geschiedenis logisch is. Maar dat is onzin. Geschiedenis is niet logisch. Je moet steeds per situatie bekijken hoe te handelen.’
Het is dan ook niet voor niets dat in zijn boek Macchiavelli – met name via passages uit diens Discorsi – met enige regelmaat om de hoek komt kijken. Van Middelaar: ‘Machiavelli is zeer belangrijk. Hij wordt ten onrechte doorgaans alleen maar geïdentificeerd met De heerser, maar hij was ook op zoek naar een manier om greep te krijgen op de stroom van gebeurtenissen in zijn tijd. Zeer actueel nog steeds. Dan lees ik weer eens een paar bladzijden en denk ik: ach, wat zit ik ook te klooien. Hahaha.’
Luuk van Middelaar: De passage naar Europa – Geschiedenis van een begin (Historische Uitgeverij)