In de Volkskrant oordeelde Daniëlle Serdijn: ‘Wij intensiveert de waarneming, verruimt de blik en biedt het beste wat je van literatuur mag verwachten.’ Ze bekroonde het boek met het maximale aantal van vijf sterren. Het zelfde boek werd in HP/De Tijd door Jan Zandbergen afgedaan als ranzige porno en kwam niet verder dan één ster. Wij verdeelt de lezer, zoveel moge duidelijk zijn. De uitgever voorzag het omslag van een sticker: ‘waarschuwing: expliciete roman’. Dat is niets teveel gezegd. Wij is een rauw, goor en misselijkmakend boek dat de lezer verward en ontredderd achterlaat.
De roman draait om de lotgevallen van vier jongens en vier meisjes van een jaar of veertien, vijftien ergens in een Vlaams provinciestadje. De een verovert de wereld in MegaTycoon, de ander leest Finkielkraut terwijl hij naar LCD Soundsystem luistert op zijn iPod. Ze komen bijeen in een verlaten schuur. Het is zomer en er wordt onderling geneukt, veel geneukt.
Het gebeurt niet vaak dat een literaire roman bij de lezer fysieke weerzin oproept. Elvis Peeters slaagde erin zo’n roman te schrijven, maar wat beoogt hij er mee?
‘Seks borrelde vanzelf in ons op. We zagen het ook bij anderen. We zagen het bij meisjes, zij zagen het bij ons. Het kostte ons geen moeite. Het kostte meisjes niet meer moeite dan jongens.’
Iedereen doet het met iedereen, zonder schroom en zonder emotie. Experimenteren gebeurt op alle mogelijke manieren. Met de siamese kat van de buurvrouw bijvoorbeeld.
‘Het binnenste van de kat was zacht geweest en nauw, lekker strak rond onze pikken, maar alleen Thomas was klaargekomen. Misschien hadden we een konijn moeten nemen, konijnen zijn hetere beesten.’
Wanneer Ruth en Ena gaan oppassen bij ‘mijnheer en mevrouw Lampe’ maken ze uit verveling wat pornografische foto’s van zichzelf met hun gsm om die tussen even later tussen de familiekiekjes in de computer te plaatsen. Of ze gaan met hun vriendinnen op een viaduct staan en tillen hun rokjes op voor de passerende automobilisten, die zo het volle zicht krijgen op ‘vier pas ontloken, gewassen kutten’. Het dodelijke ongeluk dat hierop volgt, filmen ze met hun mobiele telefoons. Schuldig voelen ze zich niet, immers ‘niemand is verplicht te kijken en te remmen’.
‘We vervelen ons – zo noemden wij het, maar het was geen verveling uit lusteloosheid, het lege, nutteloze afwachten tot de uren voorbij wasren, de ochtend, de middag, de avond of wat dan ook. Het was een verveling die om ideeën vroeg, die een leegte was waaruit een volheid kon groeien. We hielden van het onbestemde gevoel in die onbestemde tijdspanne. We wisten dat de ideeën zouden komen, omdat we hielden van de verveling, maar haar alleen konden volhouden wanneer ze tot iets leidde, een plan, een bezigheid die het nietsdoen omzette in een tijdverdrijf. Zoiets als de steen der wijzen. Goud maken uit ijzer en taal. Volgehouden verveling leidt tot een onvermoede begeestering, wanneer je je eraan weet over te geven. Dat wisten wij.’
Uit de krant
Deze verveling heeft verschrikkelijke daden tot gevolg. Daden die onopgemerkt en onbestraft blijven. Omdat de slachtoffers zich geen slachtoffer voelen, of omdat ze zich niet tegen de groep durven keren. Ze berusten, zijn onderdeel van het wrede spel, voelen zich in zekere zin zelfs uitverkoren. Er is niet één kwade genius, het is de groep die mogelijk maakt dat niemand ingrijpt. Er wordt mishandeld, verkracht, vernederd, uitgebuit en geprostitueerd. Soms zijn de scheidslijnen daartussen flinterdun.
Het is ongelofelijk, maar tegelijkertijd niet ondenkbaar dat de groepsdynamiek zo werkt. Denk aan de bizarre dood van Maja Bradaric, de zestienjarige vwo-scholiere uit Nijmegen die in 2003 door haar eigen vrienden werd gewurgd en in brand gestoken. Van die zaak heeft Elvis Peeters nooit gehoord, maar hij haalde zijn inspiratie voor dit boek wel uit de krant, zo vertelt hij tijdens een interview in de werkkamer van zijn Nederlandse uitgever. Peeters is een aimabele Vlaming die in zijn vaderland eveneens bekendheid geniet als rockzanger. De boeken die onder zijn naam verschijnen, schrijft hij samen met zijn partner, Nicole van Bael, die zelf buiten de publiciteit wil blijven. Peeters formuleert zacht en aarzelend, alsof hij het zelf ook lastig vindt de juiste woorden voor dit boek te vinden.
‘Het idee is toevallig onstaan toen we op vakantie in Italië onder een brug doorreden waarop een aantal jongeren stond. Niet lang daarvoor hadden we op televisie een reportage gezien over het bedrijfsleven. Bedrijven hebben in de negentiende eeuw rechtspersoonlijkheid gekregen. Een bedrijf kan iets kopen of verkopen. Psychologen hadden onderzocht hoe een bedrijf zich gedraagt als persoon en het bleken allemaal psychopaten te zijn. De economie is de drijfveer van onze samenleving en als je ziet volgens welke principes die bedrijven handelen, zijn het dus eigenlijk psychopaten. Wij wilden die mentaliteit nu eens toepassen op onbedorven jongeren aan het begin van de puberteit. Jonge mensen die de wereld van de volwassenen na-apen met hun jeugdige overmoed, waar leidt dat toe? Om dat idee gestalte te geven, hoefden we alleen maar in de kranten en op internet te kijken. Veel dingen in dat boek komen rechtstreeks uit de krant. Bijvoorbeeld de zelfmoord die wordt uitgelokt, dat is een half jaar geleden in Engeland gebeurd. Dat prostitutienetwerk van scholieren bestond in een Italiaanse stad. Al die dingen hebben we samengevoegd en zich laten afspelen in een paar zomers tijd in een provinciestadje. Als je het allemaal zo geconcentreerd krijgt in een boek, komt dat natuurlijk veel harder aan dan wanneer je af en toe eens zo’n artikeltje in de krant leest, maar er is eigenlijk weinig verzonnen.’
Ze kunnen steeds verder gaan, want hun daden worden niet bestraft.
‘Niemand grijpt in. Het is heel besloten. Ze kijken hoe ver ze kunnen gaan. Femke sterft er zelfs aan, maar het was niet echt de bedoeling om een moord te plegen. Dat gebeurt toevallig zo. Hun enige gedachte is: wat kunnen we er voor ons eigen plezier, ons eigen genot uithalen? Zonder daar morele consequenties aan te verbinden of zelfs maar over na te denken. Dat is zo’n beetje de onderstroom in onze samenleving hebben wij de indruk, zeker in België waar allerlei achterpoortjes in de wet worden geïnstalleerd. Alles kan, zolang niemand er iets op zegt, of zolang het in het verborgene blijft. Er zijn totaal geen ethische principes en die jongeren kopiëren het leven van de volwassenen die ze zien. Af en toe wordt daar in het boek ook naar verwezen. Ze zien hoe het gaat in het echte leven en passen dat toe met de mogelijkheden die zij hebben. Zij hebben alleen hun lichaam, maar dat is voldoende om een bedrijfje mee op te richten en al die principes toe te passen.’
De muziek en games zijn erg actueel. Houdt u de jongerencultuur goed bij?
‘Doordat ik zelf rockzanger ben, heb ik een blijvende interesse voor muziek. En ik heb een zoon van zestien. Als die met vrienden bezig is, hoor ik wel welke games zij spelen. De groepen die ik noem, ken ik allemaal. Ik heb ze zelfs zodanig gerangschikt dat het klopt met de tijd. In de eerste zomer luisteren ze naar Queens of the Stone Age of LCD Soundsystem en in de tweede zomer naar de White Stripes. KT Tunstall komt voor Amy MacDonald. Over al die aspecten hebben we goed nagedacht.’
Maakt het feit dat jullie zelf een zoon in deze leeftijd hebben het niet nog moeilijker om zo’n boek te schrijven?
‘We hebben nooit een seconde onze eigen zoon voor ogen gehad, of zijn vrienden. Maar dat zijn natuurlijk wel kinderen van hun tijd. We zien waarover ze praten, welk soort grappen ze maken, wat hun interesses zijn en hoe vluchtig ze over sommige dingen heengaan. Zo krijg je toch een beetje een opstapje naar de mentaliteit die je moet introduceren in het boek. Vorige week vertelde een vriend van me dat zijn dochter van zestien een recensie had gelezen en nu het boek graag wilde lezen. Ik heb gezegd: lees het eerst zelf en kijk of het wat is. Zelf zou ik het niet aan mijn zoon geven en ik zie het zijn vrienden ook niet direct lezen. Je moet wel een beetje geleefd hebben om het te kunnen plaatsen.’
Was u zich ervan bewust welk effect dit boek op de lezer heeft?
‘Toen we het manuscript hier bij de uitgever inleverden, zeiden ze: absoluut doorgaan, maar het is wel heftig. Toen we het zelf helemaal herlazen, hebben we wel gedacht: is dit niet over the top? Het is het eerste boek waarover we niet in onze vriendenkring hebben staan juichen. Toch een beetje bang dat ze zouden denken: wat een pervers koppel is dat! Er is een zekere terughoudendheid. We zijn ons ervan bewust dat het een rauw, hard boek is. Toen ik er onlangs een paar fragmenten uit voorlas in een boekhandel, zag ik mensen opstaan en weglopen. Dat heeft mij er nog eens met de neus opgedrukt dat het toch wel een gortig boek is.’
Wat wilt u dat de lezer overhoudt aan dit boek? Want je leest het niet voor je plezier. Ik was blij dat ik het uit had.
‘Als je weet dat het gros van wat in het boek staat, niet eens verzonnen is, hoop ik dat men er bij stilstaat dat dit een deel van de samenleving is die wij samen hebben gemaakt. Het boek gaat over het al of niet nemen van verantwoordelijkheid, over grenzen stellen. Je moet je grenzen kennen om ze daarna te kunnen overschrijden, maar deze jongeren overschrijden ook de grenzen van anderen, zolang die niet kikken. Ik hoop dat het gemak waarmee je grenzen kunt overschrijden en dingen naast je neer kan leggen, vragen oproept. Bij ons in Vlaanderen worden flitspalen om de haverklap in brand gestoken. Als ik hier honderd wil rijden, terwijl je maar zeventig mag, wie houdt mij dan tegen? Dat extreme individualisme. Er zijn maar weinig impulsen vanuit de samenleving om grenzen te respecteren, om je verantwoordelijkheid te nemen. Daar gaat het boek over. Het zou spijtig zijn als de enige conclusie is dat het toch erg gesteld is met de jeugd.’
Het is een boek waarover je het graag met anderen wilt hebben, maar dat je tegelijkertijd aan niemand durft aan te bevelen.
‘Ja, dat kan ik mij inbeelden, want wij hebben een beetje hetzelfde. Anders geven we nog wel eens een feestje thuis als er een boek af is, maar nu hebben we het een beetje low profile gehouden. We zijn tevreden over het boek, vinden het goede literatuur, maar je moet het terughoudend aanprijzen. Wij zitten in een moeilijke positie, want wij kunnen niet zeggen: je moet het niet lezen. Maar we zijn er van doordrongen dat het een ongemakkelijk boek is en als iemand zegt: ik ga het niet lezen, begrijpen we dat ook.’
Elvis Peeters - Wij (Podium)