Slavernij was in Amerika doodgewoon. Vanaf 1680 werd ze ook racistisch, en toen waren zwarten pas goed de klos, vertelt Toni Morrison. ‘Een blanke mocht daarna elke zwarte doden of verminken, om wat voor reden dan ook.’

Verweesdheid. Dat, zegt Toni Morrison (1931) met een fluwelig fluisterende stem, was een van de centrale begrippen bij het schrijven van A Mercy (vertaald als Een daad van barmhartigheid), haar indrukwekkende roman over de zestienjarige Florens die in het Amerika van de late 17de eeuw door haar moeder, een zwarte slavin, wordt afgestaan aan de Brits-Nederlandse boer Jacob Vaark teneinde haar een zwaar(der) bestaan op een Portugese plantage te besparen.

Maar meer nog dan om die doorgesneden familiebanden ging het Morrison om de verweesdheid van de geschiedenis, die volgens haar in het hart van de Amerikaanse ziel te vinden is: ‘Als je in de pionierstijd in Amerika kwam, legde je je Europese verleden af. Dit was een nieuw land, waar al het oude er niet meer toe deed, slecht was zelfs. De sporen van die houding zie je tot op de dag van vandaag terug. Kinderen van Poolse immigranten spreken thuis misschien nog Pools met hun ouders, maar in het openbaar mag dat absolúút niet. Amerikanen kennen geen andere talen en wíllen ook geen andere talen kennen. We wissen onze geschiedenissen voortdurend uit, hebben het er niet over. There’s just no memory there.’

Het punt is dat slavernij doodgewoon was. Die bestond al eeuwen. Het vreemde, exotische en gruwelijke element is het racisme dat er sluipenderwijs mee werd verbonden, bewust en om heel specifieke redenen: macht en geld.

Dat nationale geheugen opfrissen of eigenhandig scheppen is precies wat ze bijna vier decennia na haar debuut met The Bluest Eye nog steeds als haar voornaamste opdracht beschouwt. De Afro-Amerikaanse herinnering met name. In haar meesterlijke roman Jazz (1992) herschiep ze bijvoorbeeld de rauwe werkelijkheid van de roaring twenties in Harlem. En in wat volgens velen haar magnum opus is, Beloved (1987), richtte ze een schrijnend monument op voor de ‘zestig miljoen of meer’ die in de 19de eeuw stierven onder het juk van de slavernij. ‘Als er in Amerika zoiets als een Schrijver des Vaderlands zou bestaan,’ concludeerde The New York Times ooit over de Nobelprijswinnares van 1993, ‘dan zou dat zonder twijfel Toni Morrison zijn.’ Ze lijkt er in de bibliotheek van haar Amsterdamse hotel de vrouw niet naar om dat soort eretitels naar haar hoofd te laten stijgen. Maar zelfbewust is ze zeker, niet bang voor grote thema’s en onontgonnen gebied.

Want eigenlijk wist ze maar heel weinig van de 17de eeuw toen ze aan de research voor haar roman begon. ‘Ik wist dat er in fictie bijna niets over die periode geschreven was. Je had Hawthorne, die er honderd jaar later over schreef en James Filmore Cooper met zijn overdreven romantische blik op native Americans... En de conventionele geschiedschrijving versterkte vooral de mythe van The Great Frontier. Heroïsche verhalen die moesten zorgen dat we brave, trotste staatsburgers bleven.’

Zij zocht iets anders. Het fatale moment namelijk dat slavernij en racisme voor het eerst met elkaar verstrengeld raakten. ‘In Amerika wordt altijd aangenomen dat alle slaven zwart waren, maar dat is helemaal niet zo. Blanke slaven werden alleen anders genoemd, “bedienden onder contract”. En het beeld dat die een paar jaar werkten om hun schulden af te lossen en daarna weer vrij waren, klopt ook niet. In de praktijk kon hun contract eindeloos worden verlengd. Vanwege dronkenschap, vechtpartijen of wat dan ook. Met als gevolg dat ze vaak tot hun dood onbetaalde arbeid moesten verrichten, en hun schuld vervolgens meestal zelfs door hun kinderen werd overgenomen.’

Een zwaar lot. ‘Maar het punt is dat slavernij doodgewoon was. Die bestond al eeuwen. Het vreemde, exotische en gruwelijke element is het racisme dat er sluipenderwijs mee werd verbonden, bewust en om heel specifieke redenen: macht en geld.’

Opstand

Een beslissend moment daarin was Bacon’s Rebellion in 1676, een gezamenlijke opstand van zwarten, indianen, blanken en halfbloeden, vrijgemaakte slaven en schuldslaven tegen de plaatselijke grootgrondbezitters van Carolina. ‘Toen die rond 1680 was neergeslagen, werden nieuwe wetten uitgevaardigd om blanke en zwarte slaven van elkaar te scheiden. Een blanke mocht daarna elke zwarte doden of verminken, om wat voor reden dan ook. En geen enkele zwarte mocht een wapen dragen of leren lezen.’ Het verhaal van A Mercy moest kort daarna beginnen, toen het gif van die tweespalt nog niet volledig in het systeem was doorgedrongen. Dan kon ze die twee begrippen scheiden én proberen te voelen hoe het was een slavin te zijn als je huidskleur en (nog) niet toe deed.

‘Ik begon eerst boeken van historische antropologen en, eh, archeologische botanisten te lezen. Changes in the land bijvoorbeeld, een fascinerend boek waarin, aan de hand van de zaden in verschillende aardlagen wordt gereconstrueerd welke planten en bomen er waren, hoe het landschap eruitzag. Vervolgens wilde ik weten wie die mensen waren die daarin terechtkwamen? Niet de geestelijken, de handelaren en zeevaarders van de Nederlandse Oost-Indische Compagnie of de Portugese slavendrijvers, maar de gewone mensen. Waar vluchtten die voor? Dat begreep ik niet. Tot ik las hoe ze bijvoorbeeld in Engeland met hen omgingen. Het was afschuwelijk,’ lacht ze. ‘Mensen werden verbrand, aan stukken gehakt, katholieken werden neergeschoten…’

Als het vijfhonderd pagina’s had geduurd, was het wel een héél langzame kogel geweest.

En dan heeft ze het nog niet eens over de stank en de armoede. ‘Geen wonder dat ze hun levens in de waagschaal stelden om op kleine scheepjes naar het Nieuwe Land te komen!’ Toen Morrison voldoende greep had op al dat materiaal en meer, kon ze zich verplaatsen in de zestienjarige Florens en de kwetsbare idylle waarin zij terechtkomt. Want zo kun je de boerderij van Jacob Vaark rustig noemen; een plek waar blank en zwart in harmonie samenwonen en werken. Rebekka, zijn Engelse vrouw, die een helse boottocht uit Londen heeft doorstaan om te trouwen met een man van wie ze alleen de naam kende.

Lima, een indiaanse dienstmeid die zich over Florens ontfermt. En Sorrow, een mysterieus meisje dat als enige een pestuitbraak op het schip van haar vader overleefde. ‘Jacob Vaark is a véry decent white man,’ beaamt de schrijfster. ‘Hij wil Florens, die hem wordt aangeboden als betaling van een schuld, eerst niet eens aannemen, omdat hij handel in mensenvlees walgelijk vindt. Maar ik vond hem ook geloofwaardig. Hij is een loner die als kind in de steek is gelaten door zijn ouders en op straat heeft gezworven. Dat hij zich het lot van Florens en Sorrow aantrekt is dus verklaarbaar. Bovendien is hij wel degelijk gemankeerd en dus menselijk. Op een bepaald moment realiseert hij zich dat hij een heleboel geld kan verdienen met de handel in rum, en die kans pakt hij. Dat rum geproduceerd wordt met slavenarbeid is niet zo erg, want dat gebeurt ver weg…’

Alle boerderijbewoners krijgen in de ruim tweehonderd mozaïekachtige pagina’s van de roman hun hoofdstukken. Ruimte voor hun achtergrond en perspectief. Maar Florens is degene die rechtstreeks en dwingend tegen je praat, haar verhaal opschrijft als ‘een eigenhandige psychoanalyse’. ‘Met die kinderlijke stem,’ zegt Morrison vertederd. ‘Ze is weggegooid door haar moeder, denkt ze, en daardoor ontzettend needy. Als je ook maar iets aardigs tegen haar zegt, bloeit ze helemaal op. Ze wil zó graag behagen. Heeft de glimlach van andere mensen nodig. Daarom gaat ze ook helemaal op in een minnaar. Zegt ze: ik ben van jou!’ Het is maar goed dat ze gaandeweg wijzer wordt, lacht Morrison om die dramatische uitroep, anders zou je gék van haar worden.

Florens wórdt wijzer als ze op zoek gaat naar juist die minnaar. Als Vaark is bezweken aan de pokken en zijn weduwe ook ziek wordt, krijgt ze namelijk de opdracht hem, een vrije zwarte smid die aan het hek van Vaarks landhuis heeft gewerkt, terug te halen, omdat hij genezende krachten zou hebben.
Het idee van een vrouw op zo’n zoektocht sprak Morrison aan. ‘Want de meeste verhalen over slavernij worden door mannen verteld. Het stramien is: de vrouwen blijven thuis en mannen trekken er op uit. Dat wilde ik omdraaien. En er moest snelheid in zitten, een beweging als een kogel uit een pistool.’ Daarom heeft ze de smeekbede van haar redacteur om Een daad van barmhartigheid langer en epischer te maken, naast zich neergelegd. ‘Als het vijfhonderd pagina’s had geduurd, was het wel een héél langzame kogel geweest.’

Onderweg wordt Florens uiteraard aan de nodige gevaren blootgesteld. Gevaren van een landschap waarin wilde beesten je aan stukken kunnen scheuren. Maar ook van een groep religieuze fanatici die vanwege haar huidskleur een duivelskind in haar zien. ‘Die scène is het eerste moment waarop ze zich er niet alleen bewust van is dat ze zwart is, maar ook van het feit dat zwart als slecht gezien kan worden.’ En dat religie daarin een rol speelt, is geen toeval. ‘Religie is de oorlog van die dagen,’ zegt Morrison. ‘Veel mensen waren uit Europa verdreven om hun geloof. Maryland was een waar toevluchtsoord voor katholieken. En als ze hier eenmaal waren, bestreden ze elkaar weer heftig, om de onbenulligste theologische details.’

Salem Witch Trials

De christelijke splintergroeperingen die zo ontstonden vormden een beschermende cocon in een beangstigende wereld, maar die angst nam ook hysterische vormen aan. ‘In alle preken die ik heb gelezen, werd de duivel altijd “de Zwarte Man” genoemd. En je moet niet vergeten dat twee jaar na Florens’ reis de Salem Witch Trials begonnen, waarbij talloze vrouwen als heks werden vermoord.’

We praten over de belangrijke rol die moederschap in de roman speelt. Over de overeenkomsten tussen het offer van Florens’ moeder en de gevluchte slavin Sethe uit Beloved, die haar kind doodde om het uit de handen van slavendrijvers te houden. En over de symbolische rol van de naamloze smid in A Mercy. ‘Ik wilde dat hij geváárlijk was,’ zegt ze bijna wellustig. ‘Hij is nooit slaaf geweest, heeft een ambacht en een talent, kan zich laten betalen voor zijn werk en gaan en staan waar hij wil. Alle andere personages hebben hem, ieder op z’n eigen manier, nodig. En bovendien weet hij wat het betekent om vrij te zijn, niet “vrijgelaten” maar vrij, ook in zijn hoofd.’ Een zwarte man die dat gevoel kent.  ‘Now that’s really scary!’

Die smid en de vrijwel pre-racistische wereld die ze beschreef, maken de omslag na Bacon’s Rebbelion alleen maar gruwelijker, beaamt ze, weer ernstig. ‘Zwarten werden bewust als inferieur bestempeld, zodat witte slaven zich boven hen verheven konden voelen. De machtigen verdeelden en heersten, construeerden een religie van racisme bijna, die onder arme blanken nog steeds bestaat.’

Wanneer die zal verdwijnen?
Ze glimlacht als we aarzelend de naam Barack Obama laten vallen. Want, liet ze aan het begin van het gesprek doorschemeren, dat sinds ze zijn kandidatuur voor het presidentschap begin vorig jaar officieel ondersteunde, elke interviewer eindeloos over hem lijkt te willen praten, is wel eens vermoeiend. Niettemin: ‘Op het moment wordt de harde kern van racisten in het electoraat van de Republikeinse Partij harder en gewelddadiger, maar ook steeds kleiner. Dat is hoopgevend. En Obama is een ideale figuur om een brug te slaan, omdat hij zwarte én blanke wortels heeft en dus niet het aangeboren wantrouwen kent dat elke zwarte man jegens elke blanke heeft. Hij is opgevoed en gekoesterd door blanken. Hij begrijpt ze.’

‘Maar het slimste van de democraten onder Obama is dat ze een heel nieuwe generatie hebben bereikt, die voorheen niet stemde. En die generatie heeft totáál geen interesse in racisme, ziet in hoe stompzinnig en destructief het is. Wat zei mijn zoon laatst ook weer… O ja: “Racisme is zó analoog!” Kijk, daaraan zie je dat er écht hoop is dat het land verandert.’

Een daad van barmhartigheid (oorspronkelijke titel: A Mercy) verscheen in de vertaling van Nicolette Hoekmeijer bij De Bezige Bij