‘Over het algemeen vind ik het niet vervelend als mensen willen weten waar ik vandaan kom. Als gekleurde jongen krijg je dat soort vragen nu eenmaal. Maar ik werd eens uitgenodigd om voor een radio-uitzending zelf de muziek uit te kiezen en te laten horen. Daar zat veel Herman van Veen en Liesbeth List bij, waarmee ik de presentatrice onaangenaam verrastte. Ze vond het sneu voor de vaste schoonmaker van het radiogebouw, die zich zo verheugd had op muziek van een landgenoot... Een klein voorbeeld van vooroordeel en aanname, wat ik karikaturaal heb beschreven in mijn boek Afkomst, maar wèl uit het leven gegrepen. In Afkomst, het Rotterdamse leescadeau 2007, heb ik voor het eerst over mijn eigen familiegeschiedenis geschreven. Hoofdpersoon is de jonge schrijver Nabil el Maroudi, die na publicatie van zijn eerste verhalenbundel in het verleden duikt. En probeert uit te zoeken waarom de relatie met zijn vader, een eerste-generatie-emigrant van Marokkaanse afkomst, zo bar en kaal is. En wat zijn Pools-Duitse overgrootmoeder gevoeld zal hebben toen ze een onderscheiding van het naziregime ontving, omdat ze tien zonen en vier dochters gebaard had. Dat verhaal over mijn overgrootmoeder heeft mijn oma me verteld. Mijn oma was een van de vele Duitse dienstmeisjes die tijdens de recessie in de jaren dertig naar Nederland trokken op zoek naar werk. In 1938 sommeerde Hitler al die meisjes terug naar het vaderland, om kinderen te baren en zo het Dritte Reich groot te maken. Mijn oma wilde niet en trouwde met een Hollander om aan terugkeer te ontsnappen. Later trouwde haar dochter, mijn moeder, eerst met een Surinaamse man, met wie ze een dochter kreeg en daarna met een Marokkaanse man, die mijn vader werd. Je kan dus wel spreken van een tamelijk complexe familiehistorie.’
Nederlandse auteurs vertellen over de totstandkoming van hun nieuwe boek. In zijn roman 'De voorsprong' transformeert Rashid Novaire Obama’s verkiezing naar Nederland, verweven met een complexe familiehistorie.
Puzzelen
‘De roman Afkomst, in 2008 in commerciële editie uitgebracht, beschouw ik als proloog van het grotere boek over hoofdpersoon Nabil waar ik nu mee bezig ben, onder de titel De voorsprong. Maar hoe ik dat allemaal ga inpassen, daar worstel ik nog mee. Want inmiddels ben ik weer een fase verder met schrijven, na gefascineerd te zijn geraakt door Barack Obama’s campagne en verkiezing. Zo’n mooi voorbeeld van het samensmelten van blank en gekleurd, wit en zwart. Dat heb ik voor het nieuwe boek getransformeerd naar Nederland, waar ik Nabil, compleet met corrumperende achtergrond vol multiculti- en nazi-elementen, een politieke carrière laat maken als succesvolle kandidaat voor het minister-presidentschap. In de context van een twee-partijenstelsel, met Wilders aan kop.
Die politieke arena heb ik uitvoerig in talloze scènes uitgewerkt, maar nu ben ik aan het onderzoeken hoe dat familie- achtergrondverhaal daar in past. Mischien moet ik de politieke verwikkelingen toch meer als decor gebruiken. Zó klein maken dat het niet meer dan een paar televisiebeelden worden die een personage in het boek toevallig op zijn toestel ziet.
Zo zit ik dan te puzzelen.Voor mijn gevoel is het net of ik een nieuwe laag vruchtbare kunstmest over de oude laag leg en daar groeit iets uit. Bij dit boek zal er telkens een nieuwe laag kunstmest overheen moeten om opnieuw te kunnen bloeien.
Bij elk boek is het gevoel waarmee je het schrijft anders. Voor mijn eerste verhalenbundel zat ik op mijn droomstoel. Bij mijn tweede boek voelde ik me een koorddanser die op een glibberig koord naar de overkant balanceert. Het schrijven van het derde boek, dat in China speelt, leek op beeldhouwen. Of ik een kop hakte uit graniet, dan weer hier, dan weer daar, zonder chronologie. De eindscene hakte ik het eerst.’
Worsteling
‘Met dit boek heb ik dus het kunstmestgevoel, en de volgende vruchtbare laag diende zich zelfs al aan. Want afgelopen weekend vertelde een vriend me over een probleem na de dood van zijn vader, een naar Nederland gevluchte Koerd, geboren in Irak. Het lichaam ligt hier in een koelcel, omdat de zuster van mijn vriend hun vader volgens gebruik in diens geboortegrond wil begraven. Maar de vader heeft ooit een vals vluchtverhaal opgegeven, met een andere geboorteplaats. Nu klopt de plaatsnaam in het paspoort niet met het Iraakse geboorteregister en mag het lichaam niet uitreizen. De zus van mijn vriend is in alle staten en verwijt de begrafenisondernemer de Koerdische waarden niet te eerbiedigen. Terwijl mijn vriend snapt dat het meer met de bestaande voorschriften op Schiphol te maken heeft. Nu denk ik erover om dit gegeven in mijn boek te gebruiken, mischien biedt het meer mogelijkheden dan mijn eigen afkomstverhaal. Ik ben er keihard mee aan de slag gegaan door zoveel mogelijk kleine scènes te schrijven.
Ik ben heel visueel ingesteld, zie de dingen eerst in mijn hoofd voordat ik ze opschrijf. Eerste prioriteit is de situatie helder te krijgen, daarna ga ik kijken naar de woorden, zinnen, alinea’s. Dit boek belooft nog een behoorlijke worsteling te worden, ik heb het zwaar onderschat. Het is voor mij eenvoudiger om over pure verbeelding te schrijven. Zo gauw ik over persoonlijke zaken schrijf, wordt mijn stijl meer geserreerd. Terwijl de beelden die geschetst worden vaak iets bovenzinnelijks, bijna psychedelisch hebben. Zo wandelt Nabil aan het eind van Afkomst zijn eigen verleden binnen en komt hij bij de antisemitische familie van mijn oma. Wie ben jij, vragen ze. Ik ben Nabil el Maroudi, je achterkleinzoon, antwoordt hij dan, en ik maak deel uit van je familie: “Surinamers, Marokkanen, afwijkingen op seksueel gebied, het zal allemaal worden bijgeschreven in de stamboom. Je zult je eigen familie moeten vergassen als je consequent wilt zijn.” De stijl waarin ik dat neerzet is afstandelijk, als een waarnemer. Grappig, hè, hoe persoonlijker het onderwerp, hoe gereserveerder ik het opschrijf. Die afstand is nodig, want de beelden bij persoonlijke, pijnlijke zaken zijn te heftig om op te schrijven. Denk maar aan de stelling van Hugo Claus: “Schrijven is een staat van koele wanhoop.”’
De voorsprong van Rashid Novaire verschijnt in de loop van 2010 bij uitgeverij De Geus.