In een vuistdikke ‘non-fictie detective’ reconstrueerde Kate Summerscale een brute kindermoord die Victoriaans Engeland jaren in de ban hield.

Vier maanden nadat De vermoedens van Mr. Whicher of De moord in Road Hill House in Engeland was verschenen, kreeg Kate Summerscale een brief. Een lezer had een foto ontdekt van Jonathan Whicher, de held van haar boek, aan wie ze ettelijke jaren van haar leven had gewijd, maar van wie ze nooit een portret had gezien.
‘Ik was heel nerveus toen ik die foto ging bekijken,’ vertelt Summerscale, ‘maar gelukkig leek hij erg op het beeld dat ik van hem had. Hooguit leek hij iets meer gevoel voor humor te hebben dan ik me had voorgesteld, maar het stelde me gerust dat hij niet te veel afweek van mijn eigen Mr. Whicher.’
Jonathan – roepnaam Jack – Whicher behoorde tot de eerste acht rechercheurs van het in 1842 opgerichte nationale recherchekorps en had al tal van zaken opgelost toen hij op zondag 15 juli 1860 vanuit Londen de trein naar Trowbridge nam. Daar was veertien dagen eerder een gruwelijke moord gepleegd. Een driejarig jongetje was ’s nachts uit zijn bed gehaald en met doorgesneden keel teruggevonden in een put vol drek onder het privaat. Dat het hier ging om een kind uit een vooraanstaande upper middle class familie, droeg ertoe bij dat de zaak nationale aandacht trok.
De vader, Samuel Kent, was na de dood van zijn eerste vrouw hertrouwd met het kindermeisje dat tot dan toe had gezorgd voor de kinderen uit zijn eerste huwelijk. Toen de tweede mevrouw Kent zelf kinderen kreeg, namen die de belangrijkste plaats in het gezin in. Al gauw werd duidelijk dat de kleine Saville alleen vermoord kon zijn door iemand die tot de huishouding behoorde. Dat kon een bediende zijn of een familielid. Over de toedracht deden de wildste speculaties de ronde. Vader Samuel zou door zijn zoontje betrapt zijn met het nieuwe kindermeisje en zou het kind in paniek om het leven hebben gebracht. Het kindermeisje, dat bij de jongen op de kamer sliep, werd verdacht, maar ook Saville’s halfzus Constance, die het meest gebukt leek te gaan onder de nieuwe verhoudingen binnen het gezin. Jack Whicher, die pas twee weken na de moord werd ingeschakeld, mocht proberen te achterhalen wat er precies gebeurd was.

Politiearchief
In De vermoedens van Mr. Whicher reconstrueerde Kate Summerscale minutieus het onderzoek naar deze zaak, die Engeland jarenlang bezighield. Ze stuitte op de Road Hill House-moord toen ze een boek las over Victoriaanse misdaad. ‘Ik wilde eigenlijk schrijven over gekte in die tijd en las boeken over misdaad omdat ik dacht dat extreme psychologische gevallen daarin waarschijnlijk het best gedocumenteerd zouden zijn. Dit verhaal sprong er meteen uit. Het was een zo dramatisch verhaal, dat ook nog eens opvallend veel overeenkomsten vertoonde met hedendaagse zaken als de verdwijning van Madeleine McCann.’ Summerscale, die tot dan toe als literair redacteur bij The Daily Telegraph werkte, wilde meer weten over de zaak en trof in het nationale archief een onverwacht grote schat aan informatie.
 ‘De Victorianen hielden obsessief allerlei gegevens bij, ze schreven echt alles op. Ik had het geluk dat het politiearchief er nog was. Veel materiaal uit die tijd is vernietigd, maar een paar beroemde zaken zijn bewaard gebleven, waaronder deze. In het dossier vond ik alle rapporten die Whicher over de zaak schreef, in zijn eigen handschrift, maar ook zijn declaraties, zijn urenregistratie, zijn aantekeningen, alles tot aan de kleinste krabbels toe. In hetzelfde dossier zaten brieven van gewone mensen met hun theoriëen over de toedracht van de zaak. Ik vond ook Whichers ontslagpapieren. Ik kon zelfs terugvinden hoeveel hij verdiende en welke bonussen hij kreeg. Alles is te vinden als je maar lang genoeg doorzoekt.’
Dat dat waar is, bewijst alleen al het eerste hoofdstuk van het boek, waarin Summerscale achteloos toont hoe grondig haar research geweest moet zijn. Ze weet dat Whicher op 15 juli 1860 een huurrijtuig naar Paddington Station nam, dat zijn treinkaartje zeven shilling en tien pence kostte, dat het die dag in Londen ruim twintig graden was, dat zijn trein om 14.00 uur vertrok en dat het rijtuig in chocoladebruin en roomwit was uitgevoerd. Haar boek, dat bijna vierhonderd pagina’s telt, wemelt van dit soort details, die tezamen een levendig beeld oproepen van het Engeland van 1860.

Ondergoed en nachthemden
‘Mijn research grensde soms aan waanzin,’ geeft Summerscale toe, ‘op een gegeven moment zat ik te lezen in een boek over de vogels in North Wiltshire – het graafschap waar de moord gepleegd werd – in 1850. Toen dacht ik: wat ben ik eigenlijk aan het doen? Ik heb heel veel research gedaan die ik niet heb gebruikt en soms was het ronduit belachelijk. Een heel boek lezen om te weten of er wolfabrieken waren in Trowbridge in 1860. Maar ik had een deadline dus op een gegeven moment moest ik wel beginnen met het structureren van mijn materiaal. Uiteindelijk besloot ik me te concentreren op het onderzoek dat Whicher deed naar de moord. Ik wilde dat de lezer niet meteen zou weten wie de dader was. Je moet het gevoel krijgen dat je erbij bent, daar, in die tijd, zonder dat je de afloop kent. De lezer weet net zoveel als die politieman. Ook al is het non-fictie, je moet het lezen als een detective.’
Het is dat genre dat juist in de tijd waarin Jack Whicher opereerde, begon aan een onstuitbare opmars. Schrijvers als Charles Dickens en Wilkie Collins volgden de verrichtingen van Whicher en zijn collega’s met grote belangstelling en bewondering en modelleerden personages in hun boeken naar hen. Jack Whicher, zoon van een tuinman, was ongeschoold arbeider toen hij bij de politie solliciteerde. Hij klom op tot rechercheur dankzij zijn intelligentie, maar het was niet vanzelfsprekend dat een man zonder enige opleiding zomaar kon rondneuzen in het landhuis van een notabele als Samuel Kent. ‘Alle politiemensen kwamen in die tijd uit de arbeidersklasse. Dat is logisch, want het meeste politiewerk speelde zich af in dat milieu. Om die wereld te kennen, moest je hem begrijpen. Deze moord was heel uniek omdat het ging om een vooraanstaande familie. Voor de eerste keer sinds de oprichting van Scotland Yard moest er een misdaad worden opgelost in zo’n huishouden. Het is veelzeggend dat de eerste agenten die ter plaatse waren geen vragen durfden te stellen of iets durfden te onderzoeken. Ze waren sociaal ondergeschikt aan Samuel Kent en iedereen accepteerde dat als vanzelfsprekend. Totdat Whicher ten tonele verscheen. Die trok zich niets van die gezagsverhoudingen aan en begon iedereen vragen te stellen. Zelfs de schoolvriendjes van de kinderen. Hij stelde ook vragen over ondergoed en nachthemden. Dat vond men shockerend en ongepast. Maar juist omdat anderen dat soort vragen niet hadden durven stellen, was het cruciale bewijs verdwenen. Hij kwam pas twee weken na de moord, er was dus genoeg tijd geweest om bewijsmateriaal te vernietigen en verklaringen op elkaar af te stemmen.’

Eerbetoon
Het boek dat Summerscale uiteindelijk schreef is een detective en sociale geschiedenis ineen. Maar het is vooral ook een eerbetoon aan Mr. Whicher op wie de schrijfster zeer gesteld is geraakt.
 ‘Hij is soort archetype van de hedendaagse detective. Iemand als Columbo of Morse. Hij zag er niet opmerkelijk uit, maar was heel intelligent en vooruitstrevend in zijn manier van denken en redeneren. Dickens, die veel over hem geschreven heeft, beschreef hem als een heel geestige man, makkelijk in de omgang ook. Natuurlijk blijven er mysteries over die ik niet heb kunnen oplossen, maar ik heb wel het gevoel dat ik heel dichtbij hem ben gekomen.’  

Kate Summerscale: De vermoedens van Mr. Whicher of De moord in Road Hill House (oorspr.: The Suspicions of Mr Whicher or The Murder at Road Hill House, vertaling Marion Op den Camp, uitgever Nieuw Amsterdam)