Evert Harskamp zit op de tribune bij Roda JC te kijken hoe Ajax probeert een 1-0 achterstand ongedaan te maken, als de speaker omroept dat hij zich dient te melden bij de persruimte naast de ingang van vak K. Wanneer hij zich uiteindelijk met tegenzin meldt, treft hij daar twee gitzwarte Afrikanen in een dierenhuid die zich voorstellen als zijn voorouders: ‘Evert probeert zijn irritatie te verbergen. Ergens boven hem wordt gevoetbald en hij zit hier tegenover twee giechelende negers.’ ‘Voorouders’ is een van de verhalen uit Vogels met zwarte poten kun je niet vreten, de debuutbundel van A.H.J. Dautzenberg. Absurd, grof, hilarisch, bevreemdend, de verhalen van deze intrigerende debutant zijn in elk geval volstrekt origineel en gespeend van ieder gevoel voor fatsoen. Hij laat zijn verteller fantaseren over de gewelddadige ontmaagding van een negentigjarige heilsoldate die bevriend was met wijlen Herman Brood. Hij laat een veertiger onbekommerde seks hebben met een dertienjarig meisje. Hij laat een toerist verslag doen van een steniging in Somalië alsof het een toeristische attractie is. En hij laat een geslaagde zakenvrouw die een groepje managers toespreekt tijdens een plaspauze ontvoerd worden door een stel Eskimo’s.
Sommige verhalen doen je ongemakkelijk draaien op je stoel, andere doen je hinniken van het lachen, maar hoe ontregelend ook, deze bundel stemt ook tot nadenken. En tot nieuwsgierigheid. Wie is deze A.H.J. Dautzenberg, die zijn debuut opdroeg aan Theo Sontrop en die achterin zowel Albert Camus, Roman Polanski, W.F. Hermans, Roland Topor, J. van Oudshoorn, E.T.A. Hoffmann, Tip Marugg, Bret Easton Ellis, Roy Andersson, Flann O’Brien als Katja Ebstein noemt als inspiratoren?
Econoom A.H.J. Dautzenberg debuteert met absurde, hilarische en ongemakkelijke verhalen, volstrekt origineel en gespeend van ieder gevoel voor fatsoen.
200 gedichten
A.H.J. (‘Anton’) Dautzenberg is opgegroeid in Landgraaf, maar woont al jaren in Tilburg waar hij economie studeerde. Omdat hij als afgestudeerd econoom toch niet echt gelukkig was, ging hij taal- en letterkunde studeren. En hij ging schrijven. Heel veel schrijven. Hij heeft nog tientallen verhalen liggen die deze bundel niet haalden. In het voorjaar komt er een roman, die volledig uit dialoog zal bestaan, en dan liggen er ook nog 200 gedichten. ‘Maar korte verhalen, daar ligt mijn liefde. Als lezer kun je veel meer projecteren op een kort verhaal dan op een roman, die vaak veel explicieter is. Een verhaal vind ik vaak prikkelender en spannender. Bovendien kun je als schrijver iedere keer met een nieuw idee beginnen.’ Die ideeën dienen zich continu aan. Hoe hij eraan komt, snapt hij zelf vaak ook niet. We noemen het verhaal waarin Ramon met Kerstmis een doos met twee vechtende negers krijgt. Een krankzinnig verhaal. ‘Ik zie gewoon voor me dat een jongetje met Kerstmis twee vechtende negers cadeau krijgt. Dat vind ik zo’n sterk idee, dat ik er een verhaal van heb gemaakt. Zo gaat het eigenlijk constant.’
Financial Times
Dat zijn verhalen soms op het randje balanceren, weet hij, maar hij voelt dat niet zo.
‘Er wordt gezegd dat ik grenzen overschrijd, maar ik voel die grenzen niet. Ik exploreer ze. Ik speel met het cliché dat de werkelijkheid altijd gruwelijker is dan je kunt bedenken. Als ik in de krant lees dat een dertienjarig Somalisch meisje wordt gestenigd nadat ze door haar oom verkracht is, probeer ik een ooggetuigenverslag te schrijven waarin ik de amusementswaarde hekel die wij daaraan toekennen. Lichamelijkheid is een van de motieven die ik gebruik om mijn thema’s te duiden. Op het moment dat je expliciet over seks schrijft, gaan mensen steigeren. Ik vind lichamelijkheid een interessant motief waar ik goed mee uit de voeten kan. De ene keer is het leuk, de andere keer doet het pijn. Maar het is een motief dat veel onvermogen en miscommunicatie met zich meebrengt.’
A.H.J. leeft een gespleten leven. Als econoom schrijft hij artikelen voor de Financial Times. Maar in zijn vrije tijd schrijft hij verhalen en gedichten.
‘Ik ben een snelle schrijver en ik heb veel discipline. Ik probeer het ook te relativeren door mezelf niet teveel te verliezen in het kunstenaarschap. Natuurlijk schuren die beide werelden waarin ik sta bij tijd en wijle enorm, maar er schuurt altijd wel iets in het leven.’