'Het verborgene' is de meesterlijke vierde roman van Tobias Hill. Een academicus uit Oxford raakt in Griekenland betrokken bij opgravingen op de locatie van het Spartaanse rijk. Zijn medegravers lijken een geheim te delen.

Nee, dat is niet waar,’ zegt Tobias Hill (1970) als hij net halverwege de openingszin van zijn eerste antwoord is. Take twee. ‘Toen ik nog op de middelbare school zat, deden ik en een vriendje als eerste jongens ooit een examen op de plaatselijke meisjesschool, Camden School for Girls. En de Camden Girl was en is een legendarische figuur. Sassy, sophisticated en sexy, alles waar je als tienerjongen van droomt. De meisjes waren alles wat we ons van hen hadden voorgesteld,’ glimlacht hij, ‘maar het onderwerp waar we daar les over kregen, de geschiedenis van de Griekse Oudheid, was dat helemaal niet.
Vooraf dachten we dat het oude Griekenland op de een of andere manier bijna comfortabel zou zijn. Beschaafd, Brideshead Revisited-achtig. Maar we hadden een fantastische leraar die ons liet zien dat de realiteit volkomen anders was: de klassieke oudheid had beangstigende kanten. En het meest angstaanjagend van alles was Sparta. Athene was vertrouwd en begrijpelijk. Het was de voorloper van Amerika of Groot-Britannië als kapitalistische democratie en imperialistische staat. En als je naar buiten liep, zag je de sporen ervan om je heen in de architectuur van Londen.’
Sparta was de duistere keerzijde. Een extreme cultuur, gebaseerd op ontberingen en geweld, afgesloten van de buitenwereld. Waar bezit onbelangrijk werd gevonden en het geschreven woord gewantrouwd.
‘Je voelde de echo’s ervan in Sovjet- Rusland en in Nazi-Duitsland,’ zegt de schrijver. ‘Akelige echo’s. Maar op een bepaalde manier vond ik die rauwe samenleving die bijna niets had nagelaten tegelijkertijd aantrekkelijker. Athene voelde altijd corrupt. Politieke, manipulatief en hypocriet ook. Je zag geweldige figuren opkomen, zoals Socrates, die vervolgens ter dood werd veroordeeld omdat hij het bestaan van de goden in twijfel trok... Daartegenover leek Sparta heroïsch en puur.’
Er waren, pakweg twintig jaar later, talloze andere overwegingen om zijn vierde roman, Het verborgene, te willen schrijven. Maar daar begon het mee: ‘met die vreemde mengeling van uitdagende, sexy meisjes en de walgelijke aantrekkingskracht die die geheimzinnige, militaristische wereld op me uitoefende.’

Geheim
Uiteindelijk leidde die mix, jaren van plannen, een maand of twaalf aan intensieve research en vier jaar schrijven tot het meesterlijk gecomponeerde verhaal van Ben Mercer. Een academicus in Oxford die, als zijn vrouw en dochter hem verlaten hebben, naar Griekenland vlucht. Die door een toevallige ontmoeting met een collega betrokken raakt bij een archeologische opgraving in Lakedaimonië, de locatie van het Spartaanse rijk, en bij een bont maar hecht groepje medegravers. De vijf komen uit alle windstreken – van Engeland en het Oostblok tot Japan – en allerlei milieus.
Het personage Jason baseerde Hill bijvoorbeeld op de wereld van de Londense marktkooplui.
‘Mensen met zijn achtergrond komen relatief weinig op universiteiten terecht. Dat is een probleem waar we in Engeland mee worstelen. Maar het aardige van archeologie is dat je gewoon mensen nodig hebt om te graven. Daardoor zie je bij een opgraving inderdaad types uit de arbeidersklasse naast upperclass academici en ingehuurde krachten uit de lokale bevolking.’
Hoe dan ook, Ben wil al gauw wanhopig graag bij dat mysterieuze clubje horen. Vanwege de schoonheid van de vrouwen erin, Natsuko en Eleschen. (Een internationaal soort Camden girls, zou je kunnen zeggen). Vanwege het charisma en de onverzettelijkheid van de mannen, Jason, Eberhard en Max. En misschien wel vooral vanwege het geheim dat ze lijken te delen.
‘Ben is totaal anders dan mijn eerdere vertellers,’ zegt Hill, ‘die waren ieder op hun eigen manier geïsoleerd en kregen nooit echt contact met andere mensen. People didn’t get under their skin. Bijna alsof het superhelden waren. Ben is in het begin ook geïsoleerd, maar hij komt in een groep terecht die wel degelijk onder zijn huid kruipt. Zijn “zwakte” is sowieso al dat hij anderen nodig heeft, en omdat hij net een huwelijk achter de rug heeft dat door hem mislukt is, is die behoefte aan emotioneel contact des te groter.’ Kortom: ‘He’s ripe for the picking.’

Bewijsstukken
Waar hij precies rijp voor is? Laten we het erop houden dat Ben langzaam wordt neergelaten in een, eh, daad van extremisme.
‘Zoals veel mensen die dat gebeurt niet omdat hij zo politiek geëngageerd is, maar gedreven door veel persoonlijker behoeften en omstandigheden. Ik wilde dat het verhaal als het ware een oude auto bovenaan een heuvel was. Hij begint heel langzaam te rollen, en tegen de tijd dat je je realiseert dat hij onderaan die heuvel ergens tegenaan gaat knallen, is het te laat. Gaat het allemaal te snel. Daarom heb ik de aanloop ook opzettelijk traag gemaakt. Maar als je het boek voor een tweede keer leest, zie je dat het onheil en de dreiging van geweld er vanaf het begin in zit.’
Het werkt uitstekend. Net als de quasiacademische ‘Aantekeningen voor een proefschrift in wording’ die door de roman versneden zijn, waarin hij Ben laat schrijven over thematisch relevante flarden uit de geschiedenis van het Spartaanse volk en de terreur waarop ze hun bestaan baseerden. ‘Ik leg daarin de bewijsstukken over Sparta aan de lezer voor, en laat ze dan zelf hun conclusies trekken.’ Over de overeenkomsten en spiegelingen met die groep archeologen of de recentere Griekse extremisten die in Het verborgene een rol spelen. ‘Die waren vaak erg links, met communistische cellen en dergelijke, maar hadden ook een uitgesproken anarchistische inslag – wat een rare combinatie is – en waren bovendien zeer nationalistisch en tegen buitenlandse inmenging.’
Hill vertelt hoe Amerika ooit Agent Orange op de Griekse communisten gooide om te voorkomen dat het land zich bij het Oostblok aansloot. Over de studentenopstand in Athene die op 17 november 1973 bloedig werd neergeslagen. (‘Die wordt er herdacht als die tanks op het Plein van de Hemelse Vrede. Die gebeurtenissen zullen nooit vergeten worden.’) De lijnen tussen toen en nu.
En ja, zo’n lijn is er, hoewel nooit expliciet gemaakt, ook tussen de Spartanen, het verborgene van die zes archeologen en islamterrorisme ‘Dat is een voorbeeld van hoe de wereld zijn weerslag kan hebben op een kunstwerk. Ik ben ergens in het jaar 2000 begonnen over deze roman na te denken, voor “9/11” dus. Die gebeurtenis veranderde alles. Het boek dat ik wilde schrijven over een extremistische gemeenschap werd onontkoombaar ook een boek over die daad. Wat dat betreft beviel het me wel dat je het in het Griekenland van nu hebt over extremisme in een chrístelijke samenleving. En het Spartaanse extremisme wordt vaak in verband gebracht met extreemrechts of extreemlinks maar zelden met religie. Terwijl als je er goed naar gaat kijken, dat er ook al in zat. Ze namen toen al de vreemdste beslissingen op basis van de geboden van hún goden.’