De Zuid-Afrikaanse dichteres en schrijfster Antjie Krog trekt in februari met een aantal Nederlandse schrijvers en dichters langs Nederlandse theaters.

Antjie Krog (1952) is een graag geziene gast in Nederland sinds haar eerste optreden op Poetry International in juni 1992. Inmiddels is ze niet meer weg te denken uit de Nederlandse literaire scene en uit de media. Pas nog was ze op televisie. Haar boeken beleven herdruk op herdruk. Begin januari verscheen bij uitgeverij Podium een bloemlezing uit haar gedichten: Hoe zeg je dat. In mei komt bij uitgeverij Contact Niets liever dan zwart uit, haar nieuwe boek over het complexe Zuid-Afrika, en in de Volkskrant schrijft ze wekelijks een column over het WK voetbal dat op 11 juni in Zuid-Afrika losbarst. En of het niet op kan: in februari trekt ze met een aantal Nederlandse schrijvers en dichters, onder wie Remco Campert en Ramsey Nasr, in het literaire programma Saint Amour langs Nederlandse theaters. Als ik haar spreek, heeft ze in Den Haag net de Winternachtenlezing achter de rug, een vlammend betoog tegen de westerse norm en vooral: een pleidooi voor verdraagzaamheid.
Krog: ‘De eerste wereld legt vanouds de regels op en dwingt ons in de derde wereld nog steeds in een ondergeschikte rol. Dat roept de meest rebelse driften in ons naar boven. Omdat regels typisch iets zijn voor de eerste wereld, kan de derde wereld alleen maar voorzichtig iets opperen, want naar ons wordt zelden geluisterd. De derde wereld steekt timide zijn vinger op, of staat in brandt, vindt het zelfs fijn om te branden, want de eerste wereld heeft slechts een oor voor vuur.’

Transformatie
In twee eerdere boeken, De kleur van je hart en Een andere tongval, waren de onderwerpen ‘bloed’ (de hartverscheurende getuigenissen voor de Zuid-Afrikaanse Commissie van Waarheid en Verzoening) en ‘transformatie’: beschikten de blanken over het vermogen zich aan te passen aan de veranderende situatie in Zuid- Afrika na de verkiezingen van 1994.
‘De eerste twee boeken móest ik schrijven, dit boek [Niets liever dan zwart] ook, maar hier was het nog gecompliceerder. In dit boek maak ik gebruik van allerlei literaire middelen: biografie, dagboek, poëzie, vraaggesprekken, brieven aan mijn moeder. Ik heb het geschreven in Berlijn, waar ik een jaar lang in het Wissenschaftskolleg zu Berlin zat, een prachtige plek. Ik kwam er in de herfst, maakte er de winter mee. Ik voelde me uitstekend, beter dan ik me in lange tijd had gevoeld. In Berlijn was ik volkomen veilig. Ik werd er van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat verzorgd. Spottend schreef ik aan mijn moeder dat ik mijn haar niet meer verfde. In Zuid-Afrika betekent grijs worden dat je overbodig bent en een gemakkelijk doelwit voor straatrovers. In Berlijn zag ik krasse oudjes; hier in Europa betekent grijs worden dat je niet kapot te krijgen bent en je niet laat kisten. Ik ondertekende met: “Uw grijzende dochter”.’
Krog denkt na over transformatie, aanpassing, omdat ze midden in een multiculturele samenleving staat, met maar liefst elf officiële talen en nog meer religies.
‘Er is in Zuid-Afrika geen eensluidende norm. Je moet toch al altijd vraagtekens plaatsen bij wat de norm is of lijkt te zijn. Als je de norm niet voortdurend bijstelt, ga je dood. Wij mensen moeten steeds nieuwe samenlevingsvormen uitvinden om te kunnen overleven. Twijfel aan de norm biedt ruimte voor positieve verandering. En pogingen om gelijk te worden aan de norm leiden altijd tot verstikking en achteruitgang.’
Uitgerekend de buitenstaander, of dat nu de vluchteling, de vreemdeling of de Ander is, zet ons aan tot denken, aldus Krog.
‘Willen we onszelf blijven vernieuwen, dan moeten we ons juist tot de buitenstaander, de vreemdeling, wenden. Er is altijd een buitenstaander die het bestaan van het collectief in twijfel trekt en het is bij uitstek de taak van de intellectueel om op te komen voor die vreemdeling. De “vreemdeling”, die zogenaamd de stabiliteit van de samenleving bedreigt, biedt tenslotte ook de mogelijkheid om haar te herstellen, van nieuwe impulsen, nieuw voedsel te voorzien.’

Obstructie
Krog schreef in een oud gedicht, van vlak voor 1990, al over transformatie en vreemdelingschap. In dit gedicht, ‘Transparant van de tong’, leert ze haar kinderen dat ze zich moeten aanpassen, zoals de tong zich aanpast aan de bodem. In het verlengde van die aanpassing ligt verdraagzaamheid: ‘We moeten de strijd met de onverdraagzaamheid aangaan. We moeten de woorden vinden, de beeldspraak en de middelen om onverdraagzaamheid met wortel en tak uit te roeien. Die wortel is bijna altijd armoede, hand in hand met godsdienst, en wapens, nationalisme en het patriarchaat als middelen om uit de armoede te komen, of je vast te klampen aan wat je hebt. We moeten een einde maken aan onverdraagzaamheid, zonder zelf onverdraagzaam te worden.’ Dat heeft een beetje weg van adapt or die (aanpassen of sterven), de strategie van P.W. Botha, de Zuid-Afrikaanse president die de laatste apartheidsregering leidde. Krog lacht.
‘Ja, maar de situatie is drastisch veranderd en onvergelijkbaar. Hoe je het ook wendt of keert, ook in Zuid-Afrika kom je in botsing met de westerse, Europese norm. Ik voelde me moreel verplicht om daar tegenin te schrijven. Vandaar nu dit derde boek. Poëzie schrijven is een gewaagde onderneming, maar dit boek heeft echt alles van me gevergd. Het was een sprong in het diepe. Het is een pleidooi om te kijken naar de rijke zwarte traditie, die het waard is om onder lagen stof vandaan gehaald te worden. De zwarte bevolking, en dat is dus iedereen die niet blank is, heeft het een beetje gehad met die blanke norm. De mensen zeggen: “whites complicate things”. Met andere woorden, ze plegen obstructie. Ze klampen zich vast aan hun rijkdom. Ze kunnen zich niet voorstellen dat de zwarte slachtoffers van apartheid, de slachtoffers van marteling, als eerste de vergevende hand toestaken, bereid waren de daders nog voor ze hun getuigenis hadden afgelegd, te vergeven. Maar als je je verdiept in die zwarte traditie, die eeuwen teruggaat, dan kom je in een vrijwel onontgonnen wereld zo rijk aan mogelijkheden voor een vreedzamer, welvarender en vooral verdraagzamer wereld, dan besef je: hier heb ik altijd naar gezocht.’