‘Ik schrijf altijd over wat ik ken,’ zegt Hanna Bervoets (1984). Bètapakket met veertien vakken op het Barlaeus Gymnasium. Hippe jonge Volkskrant Magazine-columniste. Uitgaansdeskundige. Beste vriendinnen met Renske de Greef en Anna Drijver. Debuteerde in 2009 met Of hoe waarom. Was een van de deelnemers aan de jongste editie van Wie is de mol? In juni vloog Bervoets voor Wie is de mol? naar El Salvador. Anderhalve week later zat ze als eerste afvaller weer in het vliegtuig naar huis. Omdat niemand mocht weten dat zij een van de deelnemers was en ze dus iedereen had wijsgemaakt dat ze een maand door Azië ging trekken, was dit het uitgelezen moment om aan een nieuw boek te beginnen.
‘Ik kwam zaterdag terug, zondag heb ik de keukenkastjes afgestoft en maandag ben ik begonnen. Op vrijdag had ik het eerste hoofdstuk. Dat heb ik naar mijn redacteur gestuurd en gezegd: dit gaat het worden, gaan we hier mee verder? Want het wordt een heel raar boek.’
Dat boek is er nu: Lieve Céline, waarin Brooke, een laagbegaafd meisje uit Amsterdam-Noord, in de ban raakt van Céline Dion. Een even spannende als ontroerende tragikomedie over mensen die de hele dag soaps kijken, in invalidenautootjes naar de Lidl rijden en bier met cola drinken. Hoezo schrijven over wat je kent?
Hanna Bervoets schreef een ontroerende tragikomedie over een laagbegaafd meisje uit Amsterdam-Noord dat in de ban raakt van Céline Dion.
Vip-spotter
De wereld van Brooke en die van Hanna hebben zo op het oog weinig raakvlakken. Maar dat valt mee, zo blijkt al gauw. Amsterdam-Noord? Daar woont ze zelf. Johan en Sue? Dat zijn haar buren. Die school van Brooke? Is haar eigen basisschool, compleet met juf Maevis. Want zo heette ze echt. En ja, er zat ook een meisje in haar klas dat Anoeradha heette en een dikke, geoliede vlecht had.
In november 2009 maakte Bervoets voor Volkskrant Magazine een verhaal over een meisje dat vipspotter was. Negen uur lang postte ze samen met haar voor de studio’s van Endemol in Aalsmeer. ‘Dat meisje kon ik niet uit mijn hoofd zetten. Ik dacht: zij is gewoon een boek. Zij is literatuur. Ze was zo gelaagd. Pas halverwege de dag kwam ik erachter dat ze laagbegaafd was. Ze woonde onder begeleiding in een woongroep en dat vond ze helemaal niet leuk. Dat meisje werd Brooke.’
De Céline Dion-inval volgde daarna. ‘Op de basisschool had ik een vriendinnetje. Later voegde zij me toe op Hyves en zo ontdekte ik dat ze in het team zat van het Céline Dion-informatieplatfom. Ze spaarde het hele jaar om naar die show in Las Vegas te reizen. Toen heb ik van Brooke een Céline Dion-fan gemaakt en haar verplaatst naar Noord, want daar woon ik zelf. De zus van Brooke, Sue, en haar vriend Johan, zijn mijn buren. Ik ken ze helemaal niet, maar ik heb ze erop gebaseerd. Hij heet ook echt Johan, hoe zij heet weet ik niet. Onze huizen hebben heel dunne muren, je hoort mensen tandenpoetsen aan de andere kant. Als ik een slechte week heb, word ik gek van irritatie, anders vind ik het grappig. Ik hoor hele dialogen, alle ruzies kan ik volgen. Soms hoor ik ze bellen in de tuin, over elkaars stoornissen. Dan lijkt het net alsof ze weten dat ik meeluister. Precies zoals in soaps zeggen ze dan met wie ze aan het bellen zijn. Zij zegt tegen haar moeder dat hij haar slaat, maar hij vertelt zijn vader dat zij waanbeelden heeft.’
Frikandellen
Zelf is Bervoets de hele dag thuis, net als de meeste mensen uit de straat. Bijna niemand werkt. Behalve de schrijfster dan, maar dat weten haar buren niet. Het bevalt haar uitstekend in deze Vogelaarwijk. Ze heeft een huis met twee verdiepingen, dus ze hoeft niet te werken in dezelfde kamer als waar ze eet en slaapt. Zo kan ze lekker zonder makeup, in joggingbroek, op badslippers naar de supermarkt, want niemand kent haar hier. Het leven van haar buurtbewoners volgt ze als ware het een soap.
Ze groeide op op Kattenburg, waar ze naar een zwarte school ging, al heette dat begin jaren negentig nog niet zo. Het type milieu dat ze nu zo raak beschrijft leerde ze daar van dichtbij kennen.
‘In mijn klas zaten nog twee andere Nederlandse kinderen. De rest was allochtoon. Maar die Nederlandse kinderen hadden ouders zoals de moeder van Brooke. Daar at je frikandellen en je keek de hele dag soaps, dat deed iedereen. Mijn moeder was antropologe, maar ik ben zelf ook opgegroeid met de televisie. Ik keek vijf, zes uur per dag. Ook tijdens het eten. Ze zei weleens: wat zonde dat je de hele zaterdag voor de televisie zit. Maar ik mocht alles kijken wat ik wilde. Ik ben helemaal niet beschermd opgevoed.’
Nog steeds put ze meer inspiratie uit films en series dan uit boeken. Ze leest niet zoveel, althans, geen boeken. Wel kranten en tijdschriften. Dat kost al ruim twee uur per dag. ’s Avonds kijkt ze televisie.
‘Beide boeken heb ik geschreven terwijl ik bezig was met een serie op dvd. Bij Of hoe waarom keek ik naar Six Feet Under, en bij Lieve Céline naar Mad Men. Elke avond. Omdat je zo bezig bent met dat boek ga je onbewust kijken hoe zo’n aflevering is opgebouwd. Mad Men is ook literatuur. Het gaat om wat er niet gezegd wordt, in plaats van wat wel wordt gezegd. Dat geldt ook voor mijn boek. Het lijken misschien nietszeggende gesprekjes, maar het gaat om de pijnlijke, onderliggende dingen die niet worden uitgesproken.’