Jan Blokker jr. en Graa Boomsma publiceerden allebei noodkreten over de stand van het onderwijs. ‘Het vak moet in ere hersteld, er moet weer stevig worden gestudeerd: kennis, kennis, kennis en didactiek.’

‘Het is natuurlijk een beetje een flauwe grap,’ zegt Jan Blokker jr. (1952), maar dat op zijn website staat ‘Van huis uit en van geboorte ben ik leraar geschiedenis,’ is niet helemaal onzin. ‘Er werd thuis altijd over geschiedenis gepraat, om te beginnen over de oorlog die mijn ouders zeer bewust hadden meegemaakt, mijn moeder in Indië, waar ze in een kamp had gezeten. Aan de eettafel was het conflict: wie is, zoals mijn vader dat noemde, “kampioen leed”? Dat tekent je, opgroeien met het besef dat geschiedenis overal aanwezig is.
Mijn overgrootvader was “Hoofd ener school” in de Jordaan. Zijn leerling Theo Thijssen beschreef hem in De ochtend van het leven nog als een goede bovenmeester. Mijn oudoom was dominee, mijn grootvader gaf les aan de zondagsschool, mijn vader was journalist… Allemaal hetzelfde!’ Ze hadden de drang om te vertellen. ‘En geen publiek mooier dan een publiek van kinderen.’ Na zijn studie Geschiedenis zat Blokker tot 2006 ruim 25 jaar in het onderwijs als docent, conrector aan het Vossius Gymnasium en locatiedirecteur van de OSG Westfriesland.
Graa Boomsma (1953) volgde voor hij ging studeren aan de vu weliswaar de lerarenopleiding Nederlands en Engels, hij is ‘van oorsprong schrijver’. Dat wilde hij op zijn achtste worden, en naast artikelen over Amerikaanse literatuur en geschiedenis publiceerde hij inderdaad verhalen, essays, toneelstukken en romans. Acht jaar geleden ging hij daarnaast aan de slag als leraar Nederlands op een Bollenstreekschool. ‘Een negatieve keuze, zou je kunnen zeggen.’ Mede ingegeven door het faillissement van de schrijversvakschool waar hij werkte. ‘Maar blijkbaar had ik het in me om een zendeling te worden. Want zo voelt het. Ik wil via de literatuur vertellen over cultuur, geschiedenis. Waar komen we vandaan? Waar zijn we nu aanbeland? Belangrijke vragen waar je aan een gehoor van rumoerige pubers heel wat over kwijt kunt. Hoe? Boomsma: ‘Je moet als leraar ook een soort acteur zijn.’
Blokker: ‘Je bent een standwerker, een cabaretier…’

Piketpaaltjes
Twee bevlogen docenten in een Amsterdams café. En beiden publiceerden ze een noodkreet. Blokker het pamflet Bedrog & onbenul over de rampzalige besluitvorming in het middelbaar onderwijs in de afgelopen drie decennia, Boomsma Uit de school, een bundeling columns, deels verschenen in De Groene Amsterdammer, waarin hij met aanstekelijke verbijstering verslag doet van de dagelijkse onderwijspraktijk.
‘Ik ben me doodgeschrokken. Van het niveau van de docenten. Het feit dat men als vanzelfsprekend aannam dat er onbevoegde leraren voor de klas stonden. Dat iedereen wist: daar en daar zit het verkeerd, maar niemand er iets over zei.’
Dus begon hij te schrijven. Over het nijpende tekort aan vakbekwame docenten, de taal(on)vaardigheid van havoleerlingen of de desastreuze gevolgen van ‘de terreur van het competentiegerichte leren’. De invoering van dat laatste is in Blokkers pamflet een voorbeeld van de ‘ingrijpende besluiten die buiten het onderwijs om zijn genomen’. Blokker: ‘Sinds de schaalvergroting zijn schoolleiders steeds meer losgezongen van het metier. Het was tenslotte veel belangrijker dat ze verstand hadden van management.’ Maar zij namen wel de beslissingen, samen met beleidsmakers die nog verder van het vak af stonden. ‘En als ze dan ergens daarboven iets hadden bedacht, werd nooit gevraagd wat mensen die er wel verstand van hebben, de leraren, ervan vonden. “Het besluit is genomen. Nu mogen jullie zeggen hoe we het gaan implementeren.”’
‘O jee,’ lacht Boomsma om het eerste bestuursjargon.
Blokker: ‘Of “uitrollen over het veld”.’
Boomsma: ‘Maar dan moet je wel piketpaaltjes slaan, hoor.’
Blokker: ‘Uiteraard. En op de juiste plek.’ ‘Kritiek en tegenargumenten gleden van ze af als regen van een oliejas. Ook in de campagne, in de jaren negentig, om kennis af te schaffen. Het Studiehuis, zelfstandig werken en zelfstandig leren, dat was het walhalla. En het gaat me er niet eens zozeer om waarom dat fout was, maar: waarom hebben we die apekool geslikt? Er is enorme druk uitgeoefend, op het intimiderende af.’

Stuurgroep
‘Het was 1991,’ herinnert hij zich. ‘De vs stonden op het punt Koeweit binnen te vallen, en er ging een gerucht door de gangen dat er een school was in Hilversum, het Roland Holst College, waar ze een onderwijsvernieuwing hadden doorgevoerd. Daar moesten we maar eens gaan kijken, want dat gooide hoge ogen in de politiek. Ze hadden studiewijzers, waarin alle stof voor het jaar vastlag. Er was een decreet uitgevaardigd dat iedere docent vijf minuten mocht “introduceren”, en daarna gingen de kinderen aan het werk. Er liep een docent rond die wat vragen beantwoordde. Een gezellige, arbeidzame sfeer. Maar toen vroeg ik: wat doe je nou als er oorlog ontstaat tussen Amerika en Irak? Nou, zei die leraar, misschien kunnen we daar nog wel een paar minuten aan besteden. Ik had er net al mijn lessen aan gewijd! Dat is een deel van je taak: als er iets in de actualiteit gebeurt, moet je die kinderen leren wat eraan ten grondslag ligt. Ik ging onthutst weg, dacht: ze hebben hier het onderwijs afgeschaft!’ Maar de directrice van die school, mevrouw Visser ’t Hooft, werd inderdaad omarmd door de politiek en aangesteld als secretaris van de Stuurgroep Profiel Tweede Fase VO. Met alle gevolgen van dien.
‘Ik kwam in het onderwijs toen competentiegericht leren op zijn toppunt was,’ vertelt Boomsma. ‘Er kwam iemand langs van het aps, ik ben even vergeten...’
Blokker: ‘Algemeen Pedagogisch Studiecentrum.’
Boomsma: ‘… die kwam uitleggen hoe hersens in elkaar steken – heel simpel, met schemaatje – en hoe je dus moest leren en kinderen zelfstandig aan het werk krijgen. Een paar foefjes, meer was het niet. En het maakte ook niet uit of je Nederlands, geschiedenis of aardrijkskunde gaf: iedereen kon voor elke vak voor de klas staan. Het ging tenslotte om de “vaardigheden”. Ik dacht: dit is een grap! En wat ik, met mijn kennishoofd, nog het schrikbarendst vond: veel docenten, zeker de talentloze, gingen erin mee. Ze bloeiden zelfs op! Een soort hersenspoeling, geholpen door de hiërarchie. Daarin ben je eerst docent, dan word je mentor, afdelingsleider... Bij elke “promotie” een stapje weg van het klaslokaal.’

Vernieuwingsvirus
Blokker glimlacht. ‘Ik heb zelf een beetje de carrière gemaakt die je met een zeker dedain beschrijft. Maar we stelden wel de eis: iedereen in de schoolleiding móet lesgeven. Je moet weten wat het is om te rennen voor een bel, in de pauze een stapel kopieën te maken, naar de wc te moeten en ook nog een kop koffie te willen drinken. En naar huis met een pak nakijkwerk.’
Maar door die verschillende functies heeft hij wel begrip voor de verlokkingen van het vernieuwingsvirus.
‘Het was niet allemaal onzin wat ze zeiden, dat is het verneukeratieve.
Mevrouw Ginjaar-Maas herhaalde telkens: als ik een klas binnenkom, zie ik maar één iemand werken, de leraar, terwijl de kinderen onderuitgezakt in hun banken zitten. Klopt! Vraag is of het erg is. En of ze een goede of slechte leraar trof. Maar op zichzelf was het geen slechte constatering…’
‘Daar kwam bij dat er werd gezegd: “iedereen doet het.” En: “modern wetenschappelijk on-derzoek wijst uit…” Inmiddels weet ik dat als ze dat zeggen, zonder een bron te noemen, dat onderzoek nooit heeft bestaan. Maar je moet sterk in je schoenen staan, wil je meteen roepen: onzin! Eerst dacht je: gelul, die kinderen gaan niet uit zichzelf aan het werk. Maar geleidelijk sloop erin: misschien kunnen we de goede dingen eruit pikken, de slechte weglaten. Een beetje het verschijnsel dat je in oorlogstijd had: als het hierbij blijft, kunnen we er misschien nog mee leven. Misschien hebben we er zelfs voordeel van: leven in de brouwerij. Want er zaten veel mensen vastgeroest in die school die je met geen mogelijkheid in beweging kreeg.’
Het brengt het gesprek op disfunctionerende docenten.
Blokker: ‘Er zijn een heleboel luie leraren. Dat is vloeken in de kerk, maar ze zijn er. Maar omdat mensen op een school soms veertig jaar in een beperkte ruimte met elkaar omgaan, wordt dat nauwelijks aangepakt.’
Boomsma: ‘Als je een vaste baan hebt, moet je je ongeveer aan jongetjes vergrijpen om ontslagen te worden. Functioneringsgesprekken zijn er nauwelijks. Ik heb er zelf in acht jaar twee gehad, en die stelden niets voor.’
Blokker: ‘Een school lijkt wel een bedrijf, maar het is ook een familie. En die teamvorming is heel belangrijk voor het enthousiasme, het gevoel dat je een gemeenschappelijk doel nastreeft.’
Lastig blijft het, die cultuur van problemen toedekken, merkte Boomsma toen zijn eerste column verscheen. ‘Ik dacht zelf dat ik de dingen heel voorzichtig formuleerde, maar mensen bleken totaal niet gewend om te gaan met rechtstreekse kritiek. Collega’s weigerden ze nadien te lezen, anderen volgden het met argusogen. Maar als we de kool en geit sparen, gebeurt er niets.'

Kennisoverdracht
Heikele punten passeren de revue. De rudimenten van de oude middenschool. (‘De doorsnee wordt gepamperd, talenten worden op halve kracht gezet en probleemkinderen genegeerd.’) Hbo’ers en zij-instromers die, niet gehinderd door vakkennis, denken dat lesgeven een fluitje van een cent is. Het leerplein, waar meer gefacebookt wordt dan geleerd. Of de gatenkaaspakketten, waardoor je voor je boeken uit het interbellum behandelt, eerst moet uitleggen wat het interbellum is. ‘Geen geschiedenis gehad, meneer.’ ‘Het is zwemmen in een woestijn van verschrikkingen,’ verzucht Boomsma op zeker moment.
Maar er verschijnen oases. ‘De eerste zin in ons nieuwe schoolplan luidt: “De primaire taak van deze school is kennisoverdracht.” Dat is een revolutionaire zin, op dit ogenblik.’ En, weten ze beiden, het moet komen van de individuele leraar die durft, initiatief neemt. Los van studieplanners, pakweg, een speciaal project opstart rond mythologie, en vijf of tien leerlingen ‘helemaal verslaafd’ laat worden aan die vertellingen. Desnoods onzinbladzijden uit lesboeken scheurt en ze aanvult met zijn eigen kennis.
Ja, er zijn ervaren leraren afgeknapt, gelaten en cynische geworden van alle vernieuwingen en terugdraaiingen.
‘Maar,’ zegt Blokker, ‘er zijn er ook die bleven, dachten: het gaat wel weer over. En er zijn jonge talenten die misschien slecht zijn opgeleid maar zelf bijleren.’
Boomsma: ‘Mensen van eind twintig van wie je meteen ziet: die hebben het.’
Blokker: ‘Die keihard werken, terwijl ze geen fluit verdienen.’
Boomsma: ‘Wat natuurlijk schandelijk is.’

Rekenen en taal
Bij de lerarenopleidingen ziet Blokker een voorzichtige kentering. ‘Mijn dochter is er net begonnen, en tot mijn grote genoegen moest ze voor ze werd toegelaten tentamens rekenen en taal doen. Idioot misschien dat dat een noviteit is, maar je moet je zegeningen tellen. De afbraak gaat heel snel, de wederopbouw duurt lang.’
Te lang, vindt Boomsma, die pleit voor een ‘deltaplan’. ‘Er moeten senior teachers ingeschakeld en denktanks gevormd. Het vak moet in ere hersteld en er moet weer stevig worden gestudeerd: kennis, kennis, kennis en didactiek. Maar zo’n plan kost geld. En er wordt in de politiek genoeg lippendienst bewezen aan de kwaliteit van het onderwijs, maar de beurzen blijven gesloten.’
Blokker: ‘Bovendien zeggen ze bij zo’n deltaplan algauw: dat moet een adviesbureau opstellen. Dan krijg je te maken met diezelfde types die, hoewel ze sinds het rapport Dijsselbloem in de hoek zitten waar de klappen vallen, iedere keer op de proppen komen met dezelfde huiveringwekkende opvattingen.’
Boomsma: ‘Met als een van de laatste stupide stenen in de vijver dat we volgens Van Bijsterveldt terug moeten naar alfa en bèta en aan bepaalde vakken – Engels, Nederlands, wiskunde, scheikunde – meer uren moeten besteden, om bij “de toptien van de kenniseconomieën” te horen. Maar de consequentie is versmalling. Het gaat ten koste van de andere talen en de gammavakken.’
Blokker zucht. ‘Ik ben best bereid aan te nemen dat het rendabeler kan in het onderwijs. Je kunt snijden in management, schoolgebouwen, onzinnige regelgeving. Maar het mag nooit ten koste gaan van bréde kennisoverdracht.’
‘We moeten terug naar de kerntaken,’ vat Boomsma samen. ‘En vooral kijken wat de behoeften zijn in het klaslokaal. De discussie moet vanuit de school naar buiten worden gevoerd, niet andersom.’