Literatuur en vormgeving zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Bij ieder boek dat wordt uitgegeven moeten bepaalde keuzes worden gemaakt. Zo moet er besloten worden welke afmetingen het boek krijgt, hoe de omslag eruit gaat zien en welk lettertype in het boek zal worden gebruikt. Voor zowel de auteur als voor de uitgever is het van belang dat het boek prettig leesbaar is en er aantrekkelijk uitziet voor (potentiële) lezers. Zij willen immers dat het boek zoveel mogelijk wordt gekocht en gelezen. Gelukkig hoeft niet over alles lang te worden nagedacht: bij de vormgeving van proza gelden namelijk veel conventies. Zo worden de zinnen over het algemeen achter elkaar geplaatst, behalve op plaatsen waar nieuwe alinea’s of hoofdstukken beginnen. Ook zullen de letters in het boek meestal allemaal even groot afgedrukt worden, behalve wanneer het om kopjes of voetnoten gaat.
Boekomslagen werken idealiter als een magneet op de lezer, en dus is het voor uitgevers belangrijk aandacht te besteden aan de vormgeving ervan. Ook de binnenkanten van boeken worden vaak door vormgevers onder handen genomen. Hoe verloopt dit proces bij poëziebundels?
Bijzonderheden van poëzie
De conventies die voor proza gelden, gelden niet vanzelfsprekend ook voor poëzie. Poëzie is grotendeels afhankelijk van de juiste indeling van de bladspiegel: zinnen moeten op de juiste plaats worden afgebroken, witregels moeten op de juiste plaats worden ingevoegd en de vormgeving van een gedicht hangt nauw samen met de inhoud ervan. Met andere woorden: poëzie draait grotendeels om een creatieve en betekenisvolle invulling van pagina’s.
Van Ostaijen en de Vijftigers
Paul Van Ostaijen (1896-1928) is een duidelijk voorbeeld van een dichter die veel aandacht besteedde aan de vormgeving van zijn werk. Hij liet hierbij de klassieke typografie helemaal los, wat onder meer te zien is in zijn bekende bundel Bezette stad. Cursief gedrukte woorden, uitvergrote letters, grote lege ruimten in de tekst, dwars over de pagina geplaatste woorden en handgeschreven teksten; Van Ostaijen zette het allemaal in ten gunste van zijn onconventionele poëzie. Zijn werk kent dan ook veel raakvlakken met het expressionisme en het dadaïsme. De vooruitstrevende aanpak van Van Ostaijen werd meer dan twintig jaar na zijn dood in grote lijnen voortgezet door de Vijftigers. Dichters als Lucebert, Gerrit Kouwenaar en Paul Rodenko lieten net als Van Ostaijen interpunctie en grammatica los en werkten niet langer met vaste versvormen. Deze manier van schrijven had uiteraard consequenties voor de vormgeving van hun poëtisch werk: korte en lange regels wisselen elkaar af, en vaak is het onmogelijk om na te gaan waar de ene zin ophoudt en de andere begint.
Hedendaagse poëzie
Het spel met interpunctie, hoofdlettergebruik, grammatica en paginaopmaak dat onder meer door Van Ostaijen en de Vijftigers werd toegepast, is niet meer weg te denken uit de hedendaagse poëzie. Maar hoe worden deze ideeën van dichters omgezet naar gedrukte poëziebundels? Jaap Blansjaar van uitgeverij Van Oorschot, met in het fonds dichters als Judith Herzberg en Rutger Kopland, is bekend met de typografische problemen die bij het uitgeven van poëzie kunnen optreden. ‘In de nieuwe bundel van Willem Jan Otten, die binnenkort uitkomt, staat bijvoorbeeld een gedicht dat uit erg lange regels bestaat. We hebben er daarom voor gekozen het gedicht diagonaal op de pagina te plaatsen’, aldus Blansjaar. Deze beslissing werd genomen zonder tussenkomst van een vormgever: de uitgever en auteur kwamen samen tot deze oplossing. Dit typeert de werkwijze van Van Oorschot, want ook andere beslissingen op het gebied van vormgeving worden in samenspraak met de betreffende dichter genomen. ‘Het is immers niet prettig als een auteur ontevreden is over de vormgeving van zijn boek’, geeft Blansjaar aan. Hieraan voegt hij toe: ‘Het is wel steeds zoeken naar de juiste balans, want zoals Gerrit Noordzij altijd zegt: de invloed van een auteur op de vormgeving van zijn boek is vrijwel altijd slecht.’
Gerrit Noordzij en de bundels van Van Oorschot
Graficus Gerrit Noordzij is de vaste vormgever van Van Oorschot. Hij gaf in het verleden meerdere keren aan dat schrijvers zich zouden moeten richten op waar ze het beste in zijn: schrijven. Het vormgeven van boeken zouden ze aan experts moeten overlaten. Zelf doet Noordzij dit al jarenlang met verve. Hij verzorgde onder meer de vormgeving van de dichtbundels uit het fonds van Van Oorschot. Dankzij hun rustige, typografische omslagen zijn deze boeken onmiddellijk herkenbaar. Dat betekent overigens niet dat er binnen Van Oorschot niet wordt nagedacht over verdere ontwikkelingen. Blansjaar geeft aan dat de omslag van Lieke Marsmans debuutbundel Wat ik mijzelf graag voorhoud niet door Gerrit Noordzij, maar door een andere graficus werd ontworpen: door diens zoon Christoph Noordzij. Marsmans bundel is duidelijk herkenbaar als een Van Oorschot-boek, maar de vormgeving wekt een jongere en speelsere indruk dan de andere dichtbundels uit het fonds. Het is volgens Blansjaar dan ook belangrijk om je als uitgever niet aan één bepaalde manier van vormgeven vast te houden: ‘Lieke Marsman is jong - twintig jaar - en daar hoort ook een jonge doelgroep bij. Het is belangrijk dat de vormgeving bij die doelgroep aansluit’. Toch houdt Van Oorschot vast aan het gebruik van typografische omslagen voor poëziebundels. Blansjaar: ‘De boekwinkel ligt tegenwoordig vol met vierkleurige omslagen met foto’s van jonge vrouwen. Als je daar een typografische omslag tussen legt, valt die op’. Blijkbaar is de vormgeving van poëziebundels nog altijd een vak apart.