Als kind kwam ik hier vaak,’ zegt hij, ‘en toen al liet dit schilderij me niet los. Het is bijna onmogelijk om er níet naar te kijken.’
Andrew Graham-Dixon (1960) staat in zaal 32 van The National Gallery in Londen, voor Avondmaal bij Emmaus van Michelangelo Merisi da Caravaggio (1571- 1610), en praat gepassioneerd over wat hij ziet. ‘Wat ons nog steeds zo in Caravaggio aanspreekt, is dat hij zei: vergeet alle rituelen en barokke tierelantijnen. Christus en zijn discipelen waren mensen, net als wij. Het tafereel van de apostelen die oog in oog staan met de wederopgestane Jezus speelt zich af in een doodgewone taverne, en het is alsof hij zich heeft afgevraagd: hoe zou zo’n moment eruitzien? Zouden er bliksemschichten uit het plafond schieten en engeltjes rondfladderen? Nee. Waarschijnlijk zou je goed moeten kijken om te weten dát je getuige was van een wonder.
Kijk, die herbergier heeft zijn pet niet afgezet, dus hij weet in elk geval niet dat hij naar de Messias kijkt. Maar zijn hoofd, met dat weinig respectvolle hoofddeksel, werpt wel een schaduw op de muur achter Christus die hem een halo geeft! En door de lichtbundel die op die fruitmand schijnt, ontstaat een visschaduw op tafel, wat uiteraard de Ichthus is, het vroegchristelijke teken van Christus.’
‘Een wonder aangekondigd in de vorm van een subtiel schaduwspel, in de taal van Caravaggio’s menselijke realisme.’
Onderweg naar het museumrestaurant passeren meer details de revue. Dat zijn baardloze heiland sterk lijkt op die in Michelangelo’s Laatste Oordeel in de Sixtijnse kapel, bijvoorbeeld. ‘Tijdgenoten zeiden: hoe kun je, zonder die baard, nou zien dat het Christus is?! Maar dat was juist het hele punt, want in de Bijbel staat dat hij aan zijn discipelen verscheen “in een andere vorm”...’
Het is het soort ontleding van een kunstwerk, enthousiast, toegankelijk en met een scherp oog voor detail waar de bbc-documentairemaker, columnist en schrijver patent op heeft. En waar ook zijn biografie Caravaggio. Een leven tussen licht en duisternis bol van staat.
Tien jaar lang verzamelde Andrew Graham-Dixon alle papieren sporen die Caravaggio naliet. Hij citeert er rijkelijk uit in zijn biografie van de Barokschilder.
Zwaardsteek
Het begon ermee dat hij een documentairedrieluik maakte over Vermeer, Constable en Caravaggio. ‘Kunstenaars waar miljoenen mensen van hielden en over wie recentelijk ontdekkingen waren gedaan, alleen bekend onder specialisten, die onze blik op hen totaal veranderden. Toen ik de nieuwe documenten over Caravaggio las, dacht ik: hoe vaak krijg je nou de kans het grote publiek iets volkomen nieuws te vertellen over een van de belangrijkste figuren uit de cultuurgeschiedenis?’ Dat het een meeslepend verhaal zou worden, maakte die BBC-film, Who Killed Caravaggio? (2002), al duidelijk. Een portret van een man die voortdurend in aanraking kwam met de politie, die in 1606 zelfs Rome moest ontvluchten nadat hij een pooier tijdens een duel had gedood en wiens eigen verscheiden, vier jaar later, eeuwenlang in nevelen gehuld bleef.
Welke biograaf krijgt door een schermer gedemonstreerd hoe een zwaardsteek in het kruis fataal kan zijn? En voor het reconstrueren van hoeveel kunstenaarslevens zijn justitiële archieven de belangrijkste bron? In tien jaar verzamelde Graham-Dixon alle papieren sporen die Caravaggio naliet, plaatste ze in hun historische context en citeerde er rijkelijk uit. ‘Omdat ze niet alleen een verbijs terend levendig beeld van hém gaven, maar ook van de wereld waarin hij leefde.’
Werd de schilder in het verleden neergezet als ‘een karikaturaal rebelse homoheld’ of ‘een opvliegerige gek’, volgens Graham-Dixon was hij vooral ‘a violent man in violent times’. ‘Italië en met name Rome was destijds een samenleving met zijn eigen meedogenloze regels en wetten. Als je hoorde dat iemand achter je rug over je roddelde, dan stak je hem een mes in zijn rug. Had je onenigheid over een vrouw? Dan probeerde je met je zwaard de genitaliën van je rivaal te raken. En als een prostituee niet met je naar bed wilde, dan vernielde je haar deur, die het symbool voor haar vagina was. Een hele cultuur van symbolische beledigingen en geweld.’
Bakkerij
‘Natuurlijk vroeg ik me wel eens af: zullen mensen zeven pagina’s uit een zeventiendeeeuws rechtbankverslag willen lezen? Houden ze dat vol? Maar uiteindelijk hoop ik dat ze net zoveel plezier beleven aan het lezen van die stukken als ik. It’s history in the raw.’
‘Een van mijn favoriete scènes is het moment dat een vriend van Caravaggio diens aartsvijand Giovanni Baglione achtervolgt, omdat hij per se met hem wil vechten. Baglione zegt ergens in een verhoor: ik moest van hem weg zien te komen, dus liep ik een bakkerij in en kocht brood en houtskool. Dat is zo’n geweldig detail! Dat bakkerijen in de kunstenaarswijk de kooltjes uit hun oven verkochten. Die prachtige barokke tekeningen die we nu bewonderen zijn gemaakt met houtskool van de bakker!’
Graham-Dixon schetst Caravaggio’s positie in de contrareformatie als aanhanger van het pauperisme, zijn afkeer van de protserigheid van de Barok. En hij legt soms verrassende verbanden. Zoals de invloed die de zogenaamde Sacri Monti, Noord-Italiaanse bedevaartskapellen met terracotta beeldengroepen, op de schilder gehad moeten hebben. ‘Werken uit een oude traditie van diep, haast primitief realisme. Hoe meer ik ernaar keek, des te meer leken ze door te klinken in zijn doeken. Zijn scènes spelen zich in eenzelfde beperkte theaterdoos af, met een heel eenvoudige mise-en-scène en zonder landschapsschildering. Als je zo’n beeldengroep belicht, heb je een Caravaggio-schilderij!’
Een gewaagder stelling is dat de kunstenaar een bijbaantje als souteneur had, geeft hij toe. ‘Maar onaannemelijk is het niet: hij kende alle hoeren in de stad, vermoordde iemand van wie we wéten dat hij een pooier was en ergens in een rechtbankverslag wordt een prostituee “een Caravaggio-vrouw” genoemd...’
Het zou in elk geval mooi passen in een leven tussen het heilige en profane. Caravaggio als vat vol tegenstrijdigheden. ‘Als hij zijn atelier in ging, wérd hij de armoede en nederigheid die hij schilderde, maar daarbuiten was het een trotse, stekelige man die vocht om aanzien en als een edelman behandeld wilde worden, een ridder. En al vocht hij duels uit en ging hij in kroegen op de vuist, hij was, als je naar het vernuft en de symbolische gelaagdheid van zijn composities kijkt, óók een bedachtzame intellectueel.’
Rillingen
Het maakt hem tot een fascinerend figuur. Van zijn geboorte nabij Milaan, via zijn opkomst in Rome en omzwervingen langs Napels, Malta en Sicilië, tot zijn dood in Porto Ercole in juli 1610.
‘Dat havenplaatsje wil al heel lang bevestigd zien dat hij daar is gestorven, op de kaart van het Caravaggio-toerisme staan. Vorig jaar nog kwam iemand met “zijn botten” op de proppen, volgens mij dezelfde meneer die ooit beweerde dat hij het gezicht van Dante had gereconstrueerd,’ lacht Graham-Dixon.
Maar hij vond wél overtuigend bewijs. In een brief, op 23 juli in Napels door ene Deodate Gentile geschreven aan Scipione Borghese.
‘Binnen vier dagen na zijn dood rapporteerde hij dat Caravaggio onderweg van Napels naar Rome een dag gevangen was gezet in het fort Palo, ontsnapte, de boot achterna reisde naar Porto Ercole, omdat die drie schilderijen van hem aan boord had, en daar was gestorven.’ Alleen: hoe wist Gentile dat? ‘Te paard heen en terug rijden naar Napels kostte minstens zes dagen, dus hij kon onmogelijk ter plaatse zijn geweest... De rillingen liepen over mijn rug toen ik het, met mijn Sherlock Holmespet op, ineens begreep: de schipper van die boot moest het hem verteld hebben! Want diezelfde man bracht de schilderijen uiteindelijk terug naar Napels!’
De biograaf glimlacht om het eurekamoment. En om de ironie van de naam van die boot: Santa Maria di Porto Salvo, De heilige Maria van de Veilige Haven.