Claude Lanzmann wordt altijd direct geassocieerd met zijn monumentale documentaire 'Shoah', maar in zijn autobiografie 'De Patagonische haas' passeert nog veel meer de revue.

‘Voortbestaan en verminking van plaatsen ritmeren de tijd die ons is toegemeten.’ Op bladzijde 173 van De Patagonische haas noteert Claude Lanzmann met deze perfecte zin de onvervreemdbare waarheid over de mens in zijn omgeving en herinnering. Die waarheid, opgeschreven in het kader van voortbestaan én verdwijning van concentratiekamplocaties in Polen, is niets anders dan tragiek. Want hoe zeer ook de behoefte bestaat om de tastbare spookruimten van een oorlogsinferno, een schrikbewind, een massamoord uit te wissen – het is tezelfdertijd een ontkenning, een verordonneerd geheugenverlies.
In de Holocaust verdween een volledige wereld van Joodse en andere als niet-Arisch bestempelde cultuur – door mensenhand, al is het begrip mens hier nog nauwelijks van toepassing. De in 1925 in Parijs geboren Lanzmann maakte, in de zeven levens die hem zijn toegemeten, gewag van die vernietiging. Hij deed dat in het meer dan negen uur durende Shoah (1985), de wellicht belangrijkste documentaire van de twintigste eeuw. Middels eerstehands getuigenissen volgde de bezeten journalist het spoor terug. Naar de tijd van vóór de verminking en vernietiging van plaatsen waar ooit Joodse levens bloeiden. Naar plekken waar deze levens door de nazi’s werden gedoofd. Er is geen tweede film zoals Shoah en dat hoeft misschien ook niet: in dit Yad Vashem van celluloid is alles over de ‘Endlösung’ gezegd en getoond. Behalve dat ene, het onvoorstelbare: het moment waarop in de gaskamers Zyklon B een einde maakte aan alle leven.

Woede
Bijna zeventig jaar na dato gaat het in hedendaagse nonfictie, discussies en lesmateriaal met als onderwerp de naziterreur meer en meer over ‘het gezicht van het kwaad’. Het vorsen naar denkprocessen en mechaniek achter deze schandvlek op de Europese be schaving dringt soms de gruwel zelf naar de achtergrond, abstraheert deze. In het laatste deel van De Patagonische haas zijn het juist Lanzmanns onverminderde woede en ontzetting over de absurditeit van die laatste levensmomenten die de abstracties en statistieken van de Holocaust confronterend concreet maken. Want de meeste van de vermoorde Joden beseften pas daadwerkelijk wat hun overkwam toen zij in de gaskamers stierven. Sommige passages herinneren dan ook aan het eindshot van Joseph Loseys briljante wo II-drama Monsieur Klein (1976). Daarin kijkt de Parijse antiekhandelaar uit de titel (Alain Delon) in een stampvolle trein uit het raam – hij, die met ‘dat alles’ toch niets te maken heeft, bevindt zich op transport naar een wisse dood.
Zelf ontkwam Lanzmann, met broer Jacques en zus Évelyne, aan het concentratiekamp dankzij hun waakzame vader die zijn kinderen drillde om zich bij het minste onraad onzichtbaar te maken. Er is in de voorbije decennia veel geschreven over het schuldgevoel van overlevenden. Ook bij Claude Lanzmann zit iets daarvan in het onderbewustzijn verankerd: waarom ik niet en al die miljoenen anderen wel? Niet voor niets noemde Jean Daniel, indertijd hoofdredacteur van het opinietijdschrift Le Nouvel Observateur, Shoah voor maker Lanzmann ‘de rechtvaardiging van een leven.’
De dood, zo lezen we in de 567 pagina’s van de Lanzmann-memoires, is overal en altijd. Altijd meedogenloos en zo vaak onbegrijpelijk (zus Évelyne pleegde in 1966 zelfmoord). Daarom alleen al dient het leven te worden omarmd, uitgelepeld en verorberd, geriskeerd en gefêteerd, ten volle doorleefd. Om een oude kraker uit Johnny Hallydays beste rockdagen te citeren: ‘Il faut boire la vie à la source.’ En dat leven drinken aan de bron, dat heeft Claude Lanzmann nu bijna 90 jaar lang gedaan. De levenshonger vonkt door deze autobiografie, die bol staat van portretten en anekdotes, van impressies van nu historisch tumult, zoals mei 1968 in Parijs. Regelmatig lezen deze herinneringen als een jongensboek waarin gevaar en vrouwen belangrijke rollen vervullen. Over zijn relatie met Simone ‘Castor’ de Beauvoir is hij frank en vrij, zelfs teder. De aan haar (en aan Jean-Paul Sartre, met wie Évelyne enige tijd een liaison had) gerelateerde hoofdstukken en passages schetsen niet alleen een grote liefde. Ze roepen het nog niet door toeristencommercie verminkte Saint-Germain-des-Prés van de jaren vijftig en zestig op.

Slingerzinnen
Als achttienjarige zat Lanzmann al bij de communistische maquis, waar hij, niet voor het laatst, in het actieve verzet tegen de nazibezetter en de Pétain-milities meerdere keren aan de dood ontsnapte. Niet zelden is zijn politieke engagement verbonden met de hang naar leven op het scherp van de snede. Over spannende en niet zelden ontroerende episodes, zoals zijn contacten met Algerijnse onafhankelijkheidsstrijders en een onmogelijke liefde in het hermetisch gesloten Noord-Korea, doet de ‘Draufgänger’ der Frans-Joodse intellectuelen een fascinerend boekje open. Daarbij is zijn stijl, mooi geconserveerd in Marianne Kaas’ vertaling, ontegenzeglijk Frans. Lange slingerzinnen, veel uitweiding en verwijzing, ontelbare, in bijzinnetjes genoteerde details. Hier wordt zonder gêne een intellectuele virtuositeit geëtaleerd. Met esprit en zelfkennis beschrijft de hoogbejaarde dat hij zich er terdege van bewust is, een ‘epische pen’ te hebben. Zwiertaal en eruditie tekenen deze Patagonische haas. Bij alle buitelingen door taal, de wereld en het verleden is de afgestudeerde filosoof Lanzmann nooit ver weg. Zijn belevenissen hebben dankzij het van jongs af aan getrainde intellect en observatievermogen een diepte waarvan vele anderen slechts dromen. Handig is het niettemin om als lezer enigszins ingevoerd te zijn in de Franse politieke en culturele historie van de twintigste eeuw. Er komt een stoet namen, begrippen, citaten en gebeurtenissen voorbij die, ondanks dat de auteur deze in een kader plaatst, intimiderend kan werken. Heel soms kantelt de tekst naar een hoog voor-intimi-gehalte, maar daarop volgt direct een episode die weer wegleest als een avonturenroman.
Hoewel Claude Lanzmann bij het thema Israel begrijpelijkerwijs een harde verdedigingslijn voert en niet al zijn theses en opinies controversevrij zijn, is De Patagonische haas een van de mooiste autobiografieën met de waanzinnige twintigste eeuw als decor. Daarom tot slot dit aloude advies: niet op een werkdag in de late avond aan dit boek beginnen, want dan kijkt u pas weer van de bladzijden op wanneer het dageraad is.