‘Met mijn eigen nerdyness leefde ik al een tijdje,’ lacht Joshua Foer (1983) als we er voorzichtig naar vragen. De bebrilde jongeman die een treffende gelijkenis vertoont met zijn oudere broer, romancier Jonathan Safran Foer, was op de middelbare school niet voor niets aanvoerder van het quizteam en de trotse bezitter van een rekenmachinehorloge. ‘En als journalist heb ik wel vaker de neiging om iets te diep in een onderwerp te duiken. Maar dit keer liep het wel erg uit de hand…’
Ergens in 2006 zat hij in de kelder van zijn ouderlijk huis. Met op zijn oren, ter concentratie, het soort gehoorbeschermers dat bouwvakkers dragen als ze een drilboor hanteren. En voor zich stapels geschudde kaartspelen, lijsten met woord- en getalreeksen en gedichten die hij als een bezetene uit zijn hoofd leerde. ‘Geobsedeerd was wel het woord, ja.’ Maar die training voor het us Memory Championship leverde hem wel mede het materiaal op voor zijn fantastische boek Moonwalking with Einstein, onlangs vertaald als Het geheugenpaleis. En, tot zijn eigen verbijstering, de Amerikaanse titel in de geheugensport.
Een jaar eerder bezocht Foer het kampioenschap, gehouden in een achterafzaaltje vlakbij Union Square in New York, voor het eerst, als journalist voor internettijdschrift Slate. ‘Ik dacht dat ik gewoon een kort artikeltje zou schrijven over een fenomeen dat nogal vreemd en curieus klonk. Ik verwachtte een verzameling vreemde types aan te treffen: idiots savants, mensen met een fotografisch geheugen en andere freaks of nature. Maar de deelnemers beweerden allemaal dat ze heel normale mensen met een doorsnee geheugen waren, die zichzelf hadden aangeleerd dingen te onthouden. En dat de technieken die ze daarvoor gebruikten eeuwenoud waren en iedereen ze kon leren.’
Badkuip vol melk
‘Vooral dat element fascineerde me: het idee dat dat geïsoleerde subcultuurtje van geheugensporters in direct verband stond met een deel van de culturele historie waar ik niets van wist. Dat ze teruggrepen op kennis en vaardigheden die ooit algemeen bekend waren en werden toegepast, maar door verschuivingen in de geschiedenis grotendeels waren vergeten.’
En, bleek, de ‘mentale atleten’ deelden graag hun tips en trucs. Zo werd Ed Cooke, toen Foer eenmaal besloten had de iedereen-kanhet- handschoen op te pakken, zijn coach annex (zen)leermeester. Een excentrieke Brit die cum laude afstudeerde in psychologie en filosofie aan Oxford, fantasievolle onderzoeken in de cognitiewetenschap opzette en met zijn krullenbos en wandelstok als een onweerstaanbare morsige dandy door het leven stapte.
Ed wijdde hem onder meer in in de geheimen van het inrichten van geheugenpaleizen. Die techniek, in de vijfde eeuw voor Christus ontwikkeld door de Griekse dichter Simones, gaat uit van twee simpele principes: dat de mens, om evolutionaire redenen, een uitstekend geheugen heeft voor ruimtes (je ziet bijvoorbeeld moeiteloos je complete ouderlijk huis voor je) en beelden, het liefst rare, grappige of seksueel getinte beelden.
Wil je zonder boodschappenlijstje naar de supermarkt? Dan beeld je je zo’n gebouw in, en zet, pakweg, in de hal een badkuip vol melk waarin je Angelina Jolie laat baden; op de schouw twee ruziemakende flessen wijn… etc. Het raarste beeld dat hij ooit gebruikte? ‘Dat zal ik maar niet beschrijven,’ lacht Foer. ‘It gets pretty dirty.’ Wat hij de Amerikaans komiek Dom DeLuise in zijn verbeelding met een meloen liet doen om de harten drie te onthouden (lang verhaal), zou zelfs na middernacht nooit het televisiescherm halen. En zijn oma bande hij na al te verontrustende fantasiescènes maar helemaal uit zijn geheugenpaleizen.
Paniekverhalen
‘Zelf had ik er daar een stuk of twintig van. Maar mensen die dit écht serieus nemen, hebben er honderden. Ed Cooke heeft alleen al om een groot deel van Paradise Lost op te slaan tientallen gebouwen verspreid over heel Noord-Londen in gebruik. Je hebt zelfs mensen, en dat wordt het bijna Borgesiaans, die in hun hoofd volkomen verzonnen bouwwerken creëren, louter om hun herinneringen te huisvesten. Architecten van de fantasie die huizen ontwerpen die zo memorabel mogelijk moeten zijn.’
Foers vaak geestige verslag van zijn trainingsarbeid en deelname aan het geheugenkampioenschap werd na zijn winst de onvermijdelijke ruggengraat van zijn boek. En de praktische geheugentips die hij doorgeeft zijn aardig en verrassend effectief. Maar de cultuurhistorische, wetenschappelijke en filosofische zijpadden die hij bewandelt bij het exploreren van het onderwerp zijn zeker zo interessant. Zo laat hij je middels Oliver Sacksachtige case studies kennismaken met de beroemde savant Kim ‘Rain Man’ Peek én EP, de man met de ernstigste vorm van amnesie ter wereld. Hij laat zien dat ‘mensen in de klassieke oudheid concepten uit de cognitieve wetenschappen doorgrondden die pas in de laboratoria van de twintigste eeuw met behulp van mri-scans werden herontdekt’. En hij schrijft over het uitbesteden van onze herinneringen aan ‘externe geheugens’ als boeken, foto’s en, uiteraard, internet.
‘Een paar maanden geleden stond er een lang artikel in de Journal of Science over het effect van Google op ons geheugen. Ze hadden een paar heel slimme experimenten gedaan waarmee werd aangetoond dat als mensen weten dat bepaalde informatie ergens op internet te vinden is, ze er minder tijd en energie in zullen steken om het zelf te onthouden. Dan kun je roepen: “Zie je wel, Google maakt ons vergeetachtig!” Maar dat soort paniekverhalen gaat terug tot de eerste grottekeningen. En Socrates dacht al dat het schrift een ramp voor het menselijk brein zou zijn... Wat er nu gebeurt, is dat er een nieuwe relatie tussen het interne en het externe geheugen aan het ontstaan is. De oprichters zeiden tien jaar geleden dat het hun lange termijndoel was dat Google zou functioneren als een soort augmented brain: op het moment dat je aan iets dacht waar je meer van wilde weten, zou Google de informatie regelrecht je hersens in pompen. Zover is het nog niet, maar als ik met mijn vrienden ergens over zit te praten, en we weten iets niet, grijpen we wel meteen naar onze smartphone.’
Diepere lessen
Die vervagende grenzen tussen eigen en collectieve kennis wordt volgens Foer ‘het grote verhaal van de komende vijftig jaar’. ‘Dat zal ons veranderen, en deels ongetwijfeld ten goede. Maar dat we minder waarden hechten aan rijkelijk met kennis beklede hoofden, a well furnished mind, zal ook negatieve consequenties hebben, die minder makkelijk te overzien zijn.’ Wat het zal doen met ons zelfbeeld of onze creativiteit, het vermogen bestaande ideeën en feiten op een nieuwe manier te combineren? Het zal allemaal moeten blijken.
Voor nu biedt Het geheugenpaleis een paar zonniger revelaties. Te beginnen met het feit, door de schrijver zelf overtuigend bewezen, dat onze hersens nog steeds verbijsterend snel en veel kunnen opslaan en reproduceren. ‘Die potentie is niet weg, we zijn alleen onze interesse erin kwijtgeraakt.’
Niets vergetende meesters van ons brein zullen we nooit worden. En goeroeachtige types die beweren dat we 98 procent van onze hersens niet gebruiken, kletsen maar wat. ‘Dat blijft het lastige: we weten nog maar zo weinig van het brein, dat je mensen makkelijk dingen kunt laten geloven die intuïtief lijken te kloppen. Dat de hersenen een spier zijn, bijvoorbeeld, die je als een spier kunt trainen.’ Onzin, grotendeels. ‘Maar je kunt je geheugen wel degelijk verbeteren, zelfs zonder er al te veel moeite voor te doen. Als je maar de juiste benadering kiest.’
Eén van de psychologische vuistregels daarvan, die Foer opdeed in een studie over experts op tal van gebieden, is de zogenaamde ‘deliberate practise’. ‘Mensen willen door de bank genomen slagen in waar ze mee bezig zijn. Maar het kenmerk van mensen die ergens echt goed in worden is juist dat ze eerst een tijdlang onsuccesvol zijn. Ze oefenen buiten hun comfort zone, zoeken de grenzen van hun normale vermogens op en staan zichzelf toe te falen, om die grenzen op de langere termijn te verleggen. Dat soort, eh, diepere lessen vond ik veel waardevoller dan trucjes waarmee je makkelijk je creditcardnummer kunt onthouden.’
Lunch
Nog zo’n les: als je het gevoel wilt hebben dat je langer leeft, moet je ernaar streven een memorabel leven te leiden. ‘Nieuwe dingen doen, nieuwe dingen ervaren en zo aandachtig mogelijk om je heen kijken. Er is namelijk een reden voor dat we ons meestal niet herinneren wat we gisteren bij de lunch aten. “Lunch” is in ons hoofd een containerbegrip, iets dat zich eindeloos herhaalt, en je direct weer kwijt bent. Je wilt geen leven leiden, waarin alles “lunch” is.’
Tot slot hebben we het nog even over de praktische toepassingen van de tips en trucs in zijn boek. Want dat zijn er (in potentie) veel: ‘Ik gebruik ze zelf bij namen onthouden, soms als ik boodschappen doe en als ik toespraken moet houden.’
Maar de meest voor de hand liggende practicumplek is toch wel het schoollokaal. ‘Ik dacht al heel gauw: op de middelbare school zou dit een uitkomst zijn geweest! Je kunt leerlingen in een uur vertellen: dit zijn de dingen die je geheugen interessant vindt en eerder op zal slaan, zo en zo kun je informatie die je vast wilt houden op een effectieve manier verpakken. Klaar.’
Zijn oude mentor Ed Cooke, die inmiddels in Amerika woont en een goede vriend bleef, is met iets dergelijks bezig. ‘Hij heeft net een bedrijfje opgericht dat draait om een website met behulp waarvan je vocabulaires van vreemde talen kunt leren. Als je die geheugentechnieken gebruikt om de 2000 meest gebruikte woorden in, pakweg, het Chinees uit je hoofd te leren, spreek je nog geen Chinees, maar misschien kun je je er wel mee redden in de straten van Shanghai… Of het gaat werken op de schaal die hij in gedachten heeft, is afwachten, maar het klinkt veelbelovend.’
De Avonden >> maandag 26 september 2011, Radio 6, 21.02-23.00
Joshua Foer: Het geheugenpaleis
(oorspr. Moonwalking with Einstein: The Art and Science of Remembering Everything, vertaling Janneke Zwart, uitgever De Bezige Bij)
Joshua Foer trainde voor het US Memory Championship, wat leidde tot zijn boek 'Het geheugenpaleis'. ‘Je kunt je geheugen wel degelijk verbeteren, zelfs zonder er al te veel moeite voor te doen.’