In 'De foto & De Mandarijn' belandt stripfiguur Dirkjan in het verleden van zijn schepper Mark Retera. Een gesprek met de auteur over lef, nevenbezigheden en iedere dag taart.

Het Nijmeegse atelier van Mark Retera houdt het midden tussen een onderbemeubelde studentenwoning en de rommelzolder van een jong gezin. Pre-Marktplaats- babyspeelgoed, een kinderwagen, kampeerspullen. Stellingkasten vol ordners, boeken. Meer papier. De tekentafel bij een van de grote vensters lijkt deel van de uitdragerij. Een schildersezel duidt op artistieke nevenactiviteiten, een klimwandje met matras eronder verraadt gedachtenverzetjes. Want, nee, een volvette Dirkjan-grap wordt niet ’s nachts eventjes door de kabouters aangeleverd. Humor is zwoegen. Retera (Eindhoven, 1964) weet er alles van. Sinds jaar en dag is het absurdistische, soms scabreuze en niet zelden plezant politiek incorrecte Dirkjan-universum een succesblok aan zijn been. In 2004 leverde het de sympathieke, naar eigen zeggen ietwat tobberig aangelegde import- Nijmegenaar de Stripschapprijs op. Inmiddels verschenen er van de gagstrip, die onder meer loopt in Veronica Magazine, Algemeen Dagblad en Het Parool, zeventien albums plus allerlei nevenuitgaven zoals scheurkalenders, puzzels en kookboeken.
Met het Dirkjan-tweeluik De foto & De Mandarijn begeeft Mark Retera zich in de reuzenstappers van zijn alter ego op autobiopaden. In eerstgenoemde tragikomedie met dubbele clou poogt onze held als middelbare scholier, kort voor de eindexamens, onbespied zijn stille liefde nog op de gevoelige plaat vast te leggen. Het langere tweede verhaal vertelt hoe, vier jaar later, de zoektocht naar zijn oude vlam de ietwat solitaire student Dirkjan naar Parijs voert. Met een sfeervol in beeld gebracht, melancholiek pareltje als onvermoed en aandoenlijk resultaat.

Tandje terug
Op deze vrieskoude donderdagmiddag kijkt Retera, ontspannen op zijn stoel hangend, allereerst terug op De foto. Eerder verscheen dat als los kort verhaal bij De Plaatjesmaker, de doe-het-zelf-uitgeverij van Sigmund-auteur Peter de Wit en Hanco Kolk, tekenaar van onder andere Gilles de Geus, Meccano en S1ngle. ‘De oorsprong ervan ligt eigenlijk bij Hanco, die veel invloed op mijn leven heeft gehad. Op een dag vertelde ik hem hoe ik op de middelbare school eens een foto had gemaakt van een meisje waar ik verliefd op was. Daar zit een verhaal in, vond hij. De foto heb ik daadwerkelijk zo beleefd. Om het verhaal goed te laten lopen zijn er alleen wat dingen toegevoegd.’
Al lang bestond het idee voor een vervolg, maar dat liet op zich wachten. ‘Het ontbrak me gewoon aan tijd. Als ik een redelijk tempo heb, teken ik drie, vier Dirkjan-stroken per week. Omdat ik m’n eigen uitgever ben, moet ik er ook voor zorgen dat boeken gedrukt, herdrukt en gedistribueerd worden. Af en toe tekende ik dus ’s een plaatje, maar dat schoot natuurlijk niet op. Vervolgens kwam ik erachter, dat ik niet wist hoe het verhaal moest eindigen. Toen dacht ik, misschien is het toch wel iets te hoog gegrepen. [Lacht.] Daarnaast kwamen de kinderen ertussendoor.’
Vaderschap en de promotie van Dirkjan tot dagstrip in een reeks kranten vielen min of meer samen en die jongleeract brak Retera na enige tijd op. Hij moest een tandje terugschakelen, maar hervond mettertijd zijn energie en ritme.

Parijs
‘Toen ik eindelijk met De Mandarijn aan de slag ging, was ik onzeker over het verhaal, omdat er zo weinig in gebeurt. Er wordt niet in geschoten enzo.’
En er komen ook al geen irritante kabouters en onsnuggere Smurfen in voor. ‘Ha, nee. Wel heb ik er veel meer bij verzonnen dan in De foto. Dirkjan is het hoofdpersonage geworden, omdat ik niet het lef had om het helemaal als een autobiostrip te maken.’ Wat enigszins ironisch is omdat Dirkjan, geboren in de studentendagen van Retera, ooit naar de tekenaar zelf was gemodelleerd. ‘Eigenlijk is het ook weer niet écht Dirkjan als je goed kijkt.’
Goed kijken, dus. Dan springt ook in het oog hoe mooi en precies Parijs in luttele inktlijnen is getroffen. Een lunchtafeltje in de Tuilerieën met vallende blaadjes en een vogeltje, het Jeu de Paume-museum. Een lege Seinekade na zonsondergang. Het krakkemikkige rugzakkershotel op Montmartre. Geen van de rake, sobere plaatjes is overbodig, alles werd tot de essentie teruggebracht. Over de omzwerving hangt bovendien iets onbestemds. ‘De wandeling die hij maakt door Parijs is vrij authentiek. Ik zie mezelf nog door de stad lopen met een wandelgids van Philip Freriks in de hand. Bijna alle routes in dat boekje heb ik die dag gedaan, ik had toch verder niks om handen. Toen ik later in mijn goedkope hotel aankwam, had ik geen voeten meer over en eenmaal op m’n kamer bleek er iemand in het bed te liggen. Dat hotel stond pal naast het kerkhof Père Lachaise. Maar dat vond ik een beetje té somber worden.’

Chinees restaurant
Origineel is de plotvondst van de boodschappen die Dirkjan aantreft in de gelukskoekjes van Chinees restaurant De Mandarijn en die hem naar Parijs voeren. Dezelfde Mandarijn, overigens, die schuin beneden Retera’s atelierraam op de hoek van de straat nog enkele uren gesloten is. ‘Dat gelukskoekjesidee is ontstaan, omdat ik zijn speurtocht aanvankelijk te makkelijk vond. Hij moest er meer voor doen, vond ik. Trouwens, tik de code die hij in het tweede koekje vindt maar op internet in.’ En inderdaad: ziedaar De Mandarijn, passend minimalistisch, in cyberspace. Kien accentje. Nu, met het bij het deftige Oog & Blik/De Bezige Bij op charmant klein formaat uitgegeven uitstapje, kan het schooljongensverleden de tekenaar alsnog inhalen. Of heeft hem dat al ingehaald? Retera wrijft over zijn kin. ‘De eerste uitgave van De foto verscheen in zo’n kleine oplage, ik denk niet dat degene over wie het gaat het heeft gezien. Maar nu met dit boek, hm. Ik heb indertijd wel ’s overwogen om een exemplaar op te sturen. Toch niet gedaan. De moraal van De Mandarijn is eigenlijk dat je het verleden misschien beter kunt laten rusten. Maar het gaat vooral over iemand die eindelijk in zijn leven iets durft.’ Ondanks, of wellicht juist door de koddige Dirkjan-figuur zijn het twee verhalen over en van een tot dusver verborgen romanticus. Bij het laatste plaatje hoop je dat de maker er een vervolg aan knoopt. ‘Ik zou zeker wel verder in die middelbareschooltijd willen duiken. Maar misschien dat de vaste Dirkjan-lezers zich bekocht voelen.’ De nieuwbakken autobiograaf lacht ietwat onzeker en bekent, met enige spanning de reacties af te wachten. ‘Wel heb ik geprobeerd om in De Mandarijn iets meer humor te brengen. Maar niet te veel.’ Peinzend kijkt hij, over de tekentafel met zwarte stiften, inktpot en rondslingerende schetsjes heen, naar het grijs buiten. ‘Ik had gehoopt dat het boek in de herfst van 2011 zou verschijnen. Dat had goed bij de sfeer gepast.’ Even verdwijnt de striptekenaar met de uitstraling van de gemoedelijke eeuwige student geheel achter de mijmerende veertigplusser.

Verwend
Buiten de stripkaders debuteerde Dirkjan als gitarist-zanger in de videoclip Rockin’ in the USA (2001). Retera neemt in het zelf gecomponeerde nummer, uiteraard, vocalen en gitaar voor zijn rekening. Voor de animatiefilmpjes Het elixer (2008) en Dirkjan heerst! (2010), zijn Retera’s kompanen Remco Polman en Wilfred Ottenheijm voor een aanzienlijk deel medeverantwoordelijk. Heeft het collectief nooit gedacht aan een animatiereeks? De anarchistische Kabouter Wesleyeenakters van de Vlaming Jonas Geirnaert, bijvoorbeeld, kennen een succes dat je je ook bij Dirkjan en boezemvriend Bert uitstekend kunt voorstellen. ‘Geirnaert doet alles zo ongeveer in zijn eentje. De stemmetjes in Kabouter Wesley zijn misschien zelfs belangrijker dan de animatie. In de twee minuten van Dirkjan heerst!, waarvoor we nog flink subsidie hebben gekregen, zat al verschrikkelijk veel werk. Je hebt echt veel tijd en geld nodig. Daarnaast moet je je afvragen wat animatie aan Dirkjan toevoegt.’
Helder. Ondertussen houden van Dirkjan-de strip de hoge grapkwaliteit en populariteit al jaren hardnekkig aan. Een huzarenstuk, volledig in de traditie van superieur, oer-Hollands stripgeouwehoer als Heinz, Gilles de Geus en, natuurlijk, De Generaal van wijlen Peter de Smet. Aan de roem mankeert, we gooien het maar even in de groep, eigenlijk alleen nog een majesteitelijk lintje. In Retera’s grinnikreactie detecteer je de ondertoon van iemand die enigszins bevreemd kijkt naar zijn eigen prestaties. ‘Soms moet ik mezelf vertellen dat het best goed gaat. Ik word verwend met succes, maar ja, dat is toch een beetje als iedere dag taart eten. Tekenen en grappen verzinnen is ook gewoon werk. Er zijn dagen hier aan de tekentafel dat ik denk, was ik maar in de bergen.’ Om te klimmen, gezien dat wandje met uitstulpsels achter hem? ‘Nee, om te wandelen. In de Dolomieten bijvoorbeeld. Het hoeft niet spectaculair te zijn, je loopt een rondje en overnacht in een hut. Dat vind ik geweldig. Met Dirkjan ben ik dan totaal niet bezig.’

Landschapjes
Andere vrijetijdsbestedingen liggen dan weer – het bloed kruipt, et cetera – op het kunstzinnige vlak. ‘Op donderdagavonden ga ik modeltekenen, nu ik er weer wat tijd voor heb. Dat drukt me dan even met de neus op de feiten. Als striptekenaar lijd je aan beroepsdeformatie. Je denkt, zo’n handje teken ik wel even uit mijn hoofd, maar het is echt iets heel anders. Dat kan frustrerend zijn. Dan zie ik bijvoorbeeld dat wat mijn buurvrouw heeft gemaakt veel mooier is. Strips moet ik daarvoor dus helemaal loslaten. En het schilderen trekt me. Wat precies, welk genre? Ik houd van landschapjes maken.’ Er rolt een gniffel achteraan. ‘Niet echt hip in deze tijden.’
Nee, gelukkig maar. En ook uit deze omzwervingen zou eerdaags zomaar een onverwachte Mark Retera tevoorschijn kunnen komen.