Verstoken van internet liep ik vorig jaar door mijn buurt, op zoek naar een internetwinkel. Ik ken die buurt als mijn broekzak, maar een internetwinkel – geen idee. Er bleek er een te zijn, sterker nog: toen ik er langs liep, realiseerde ik me dat ik dagelijks met mijn hond door deze straat loop.
Bijna alle computers bleken bezet.
Door Arabieren, Turken, een paar Marokkanen, Afrikanen. In een van de telefoonhokjes schreeuwde een man in een taal die ik niet kon thuisbrengen. Ik had een foto moeten maken van deze internetters die in een helder verlichte ruimte in Amsterdam contact hadden met hun werelden van herkomst. Want dat dacht ik direct: ze mailen met thuis, waar dat ook mag zijn.
Wie waren ze?
Ik dacht aan de Engelse schrijver John Berger die ik ooit uitvoerig interviewde voor een radiodocumentaire, toen hij werkte aan zijn trilogie Into Their Labours. Hij legde me uit dat de twintigste eeuw de eeuw was waarin het platteland naar de stad trok. We spraken elkaar in Parijs. ‘Kijk om je heen,’ zei hij ‘zie dat de straatveger een immigrant is, de vrouw die je kamer schoonmaakt, de vrouw die het ontbijt serveert: immigranten die vaak pas enkele jaren in deze stad wonen. Soms vertrokken hun ouders en zijn zij hier geboren. Maar immigranten blijven ze.’
‘Met immigratie,’ zei Berger, ‘ben je niet zomaar klaar.’
Jongleren
Toen Dominique Strauss‑Kahn zich vorig jaar vergreep aan een kamermeisje, las ik een column op hoge poten waarin er schande van werd gesproken dat de vrouw een immigrante was die over haar herkomst had gelogen. Strauss‑Kahn deugde niet, maar zij ook niet. Over het verzinnen van een nieuwe identiteit stond een leerzaam verhaal in The New Yorker, geschreven door Seku Mehta. Over een Afrikaanse vrouw die illegaal naar New York kwam. Mehta legde uit hoe ze met identiteiten goochelde, zoals veel immigranten. Ze was een Afrikaanse vrouw die droomde van Amerika, ze was de vrouw die de identiteitspapieren van een ander tegen betaling gebruikte om te kunnen werken en ze was de vrouw die een verhaal had verzonnen. Ze had bedacht dat ze het slachtoffer was van geweld in haar geboorteland dat geteisterd werd door strijd, ze was meerdere keren verkracht. Ze hoopte de immigratiedienst met dit verzonnen en goed gerepeteerde verhaal te overtuigen, zodat ze een verblijfsvergunning zou krijgen. Mehta veroordeelde de vrouw niet omdat ze loog. In zijn verhaal niet de toon van verontwaardiging die Nederlandse verhalen zou hebben gekenmerkt. Nee, hij probeerde duidelijk te maken hoe een Afrikaanse vrouw de armoede ontvlucht en in het land van haar dromen probeert vaste grond onder de voeten te krijgen. En hoe dat soms betekende dat je moest jongleren met identiteiten.
De vrouw kreeg haar verblijfsvergunning, woont tegenwoordig in Chicago en is getrouwd met een dominee.
Verhalen
Door het verhaal van Mehta besloot ik een idee in te dienen voor een serie over immigranten, over nieuwkomers. Opeens wist ik naar welke verhalen ik op zoek wilde. Naar hoogstpersoonlijke. Ik wilde dat de bezoekers van de Amsterdamse internetwinkel tegen mij zouden praten, zodat ik hun deel van de wereld beter zou begrijpen maar ook hun aanwezigheid in dit land. Ik wilde de taal snappen van de man die in die cel stond te schreeuwen. Als vanzelf was er toen een boek dat me over de streep trok. Open City van Teju Cole, die overigens John Berger als een van zijn leermeesters beschouwt. Hij woonde tot en met zijn zeventiende in Nigeria, vertrok toen naar New York om te studeren. Hij werd kunsthistoricus en kan uit de losse pols college geven over bijvoorbeeld Breughel. In Open City stond een fragment dat mij bekend voorkwam. De hoofdpersoon spreekt in een Brusselse internetwinkel met een Marokkaanse man die de zaak in de gaten houdt. Ook in deze winkel: mensen die contact wilden met de wereld die ze achterlieten, die verhalen vertelden over de wereld waarin ze nu leefden. De Marokkaan bleek een kenner van het werk van Walter Benjamin, de Duitse schrijver die het flaneren door steden onder meer tot onderwerp koos. Hij vertelde dat hij eens een gesprek had over Benjamin met een universitaire docent. Een geanimeerd gesprek van kenners onder elkaar. Die elkaar zomaar troffen, een klein wonder dat zich in elke grote stad kan voltrekken. Hij was de docent daarna nog eens tegengekomen toen hij een collegezaal aan het schoonmaken was. Hij begon weer over Benjamin, maar de docent herkende hem niet. Laat staan dat hij naar de schoonmaker luisterde.
Romans
Toen was het idee voor Nieuwkomers er definitief. Samen met regisseur David Kleijwegt bedacht ik het volgende. We zouden beginnen in Amsterdam, dan naar Antwerpen gaan, dan naar Berlijn, Luton/Londen, en eindigen in de immigratiestad bij uitstek, New York. Want dat wisten we aan het begin: Cole, die voor mij de zoektocht had geopend, zou onze gids worden in de laatste aflevering. Zes romans hebben we gekozen, van schrijvers die van elders kwamen: Asis Aynan (Marokko), Chika Unigwe (Nigeria), Sherko Fatah (Irak), Jean Kwok (Hong Kong), Teju Cole (Nigeria). Stephen Kelman is de enige die werd geboren in de Engelse achterstandsbuurt waarover hij schreef. Maar hij heeft zich zo ingeleefd in de lotgevallen van een Ghanese jongen dat ook hij een nieuwkomer mag heten.
Zes romans. Over een Irakese jongen die in Berlijn niet goed kan aarden en de verlokkingen van het fundamentalisme voelt, het fundamentalisme waarvoor hij nu juist op de vlucht is geslagen. Maar eenzaamheid kent zo zijn sluipwegen.
Over Nigeriaanse prostituees in Antwerpen. Een Ghanese jongen in Luton/Londen die hoopt ooit te ontsnappen uit zijn gevaarlijke buurt. Over een Chinees meisje uit Hongkong dat in New York terechtkomt.
Twee maanden hebben we bijna onafgebroken gereisd en vragen gesteld. Vooral de meest eenvoudige, om te voorkomen dat we al direct in algemeenheden over immigratie zouden praten. Daar hebben wij tegenwoordig ons parlement al voor.
Televisiealbums
Neem Jean Kwok, die tegenwoordig in Voorschoten woont: ze groeide op in een door kakkerlakken geteisterd, onverwarmd appartement in Brooklyn. Ze sliepen op matrassen, er was een oven die werd opengezet voor de warmte. Een verleden dat ze altijd heeft verborgen, zeker toen bleek dat ze zo slim was dat ze mocht studeren. Haar medestudenten wisten niet hoe arm ze was en waar ze precies woonde. Toen we in haar oude buurt in New York rondliepen vroeg ik me af wie het contact met de buitenwereld onderhield. ‘Ik,’ zei ze, ‘want dat is immigratie ook: je verliest je ouders. De mijne spraken geen Engels, ik moest namens hen het woord voeren’. Waarna ze uitlegde hoe ze vervolgens door te studeren aan de wereld van de ouders begon te ontsnappen. En zoals ze vroeger haar verleden verborgen hield voor medestudenten, vertelde ze nu niet aan haar ouders wat ze deed. Dat ze danste bij voorbeeld. Met jongens. ‘Ik werd een slechte Chinees,’ zei ze. Ook dat is immigratie.
Neem Chika Unigwe. Ze komt uit Nigeria en woont in Vlaanderen. Haar werk is in de Angelsaksische wereld jubelend ontvangen. Ze schrijft bovendien regelmatig voor The Guardian. Nog niet zo lang geleden deed zich het idiote feit voor dat een Vlaamse journalist een artikel van haar over Nigeria uit The Guardian liet vertalen terwijl hij haar ook direct had kunnen benaderen voor een nieuw stuk: ze woonde om de hoek, in Turnhout. Met haar hebben we de wereld van de Nigeriaanse prostitutie in Antwerpen verkend.
Want dat had David Kleijwegt van tevoren duidelijk bepaald: we zouden van plek naar plek reizen, van locatie naar locatie, om van de boeken televisiealbums te maken. Kwam er in het boek van Sherko Fatah een asielzoekerscentrum voor, dan zouden wij in Berlijn naar dat centrum gaan. Schrijft Chika over een meisje dat is verkocht, wij zouden zo’n Nigeriaanse opsporen en met haar praten. En zo bezochten we ook een Ghanese kerkdienst in Luton onder de rook van Londen, gingen we met Jean Kwok naar een tempel in New York waar we leerden dat een Chinees die zijn rug naar de Boeddha keert niet eens meer een slechte Chinees is, hij is helemaal niks meer.
Verbitterd
Chika Unigwe groeide niet op in een arm gezin. Haar vader was lid van het Nigeriaanse parlement, ze werd door een bediende naar school gereden. Het enige dat ze met Jean gemeen heeft is dat ze verliefd werd op een man uit Europa. Pas in Vlaanderen ontdekte zij een Nigeriaanse wereld waarmee ze thuis nooit in aanraking kwam. En werd zij op straat regelmatig naar haar papieren gevraagd, omdat de politie dacht dat ze een prostituee was.
Halverwege de serie stelden David en ik tot onze vreugde vast dat de verhalen inderdaad niet onder één noemer waren samen te vatten. En ik lieg ook niet dat onze slotconlusie, die ik aan het einde van de reeks in New York uitspreek, ter plekke – op dat moment – ontstond. Een slotconclusie die dan wel weer bindend is.
Maar zover waren we nog niet toen we begin januari in alle vroegte op de visafslag in IJmuiden stonden met Asis Aynan die samen met Hassan Bahara een mooi boek schreef over de eerste generatie Marokkaanse immigranten. Mannen die dromend van een nieuwe toekomst naar Nederland kwamen, fleurige overhemden droegen, een biertje dronken, en toen – om verschillende redenen – verbitterd raakten.
Problemen die hun zonen en dochters zullen moeten oplossen. ‘Ik denk,’ zei Asis, ‘dat de immigratie in het geval van Marokkanen pas bij ons, de tweede generatie, is begonnen’. En ook dat is immigratie.
Vanaf zondag bij de VPRO: Nieuwkomers, een literaire reeks over immigratie en identiteit, gemaakt door VPRO’s boekenman Wim Brands en regisseur David Kleijwegt. Brands las romans van immigranten en dacht: wie zijn deze schrijvers? Wat weet ik van hun wereld? Samen met Kleijwegt reisde hij vervolgens af naar Europese steden, stak de oceaan over naar New York. Sprak met de schrijvers en bezocht de belangrijke plekken uit hun romans. Wim Brands legt uit waarom hij Nieuwkomers wilde maken.
Nieuwkomers. Vanaf 8 april wekelijks op de zondagavond, om 19.50 uur op Nederland 2.
Aflevering 1: Asis Aynan – Ik, Driss (IJmuiden/Amsterdam)
Aflevering 2: Chika Unigwe – Fata Morgana (Antwerpen)
Aflevering 3: Sherko Fatah – We gaan als het donker wordt (Berlijn)
Aflevering 4: Stephen Kelman – Pigeon English (Londen)
Aflevering 5: Jean Kwok – Bijna thuis (New York)
Aflevering 6: Teju Cole – Open stad (New York/Brussel)
Foto's: Jacques Laureys