Ergens aan het begin van wat je misschien nog het best het verslag van een vrolijke obsessie kunt noemen, beschrijft Peter Toohey een ‘verontrustende ansichtkaart’. Op de voorkant was een sprookjesachtig strandtafereel te zien, lees je, waarna je het hagelwitte zand en de onvermijdelijke palmboom vanzelf invult. Maar wat er op de achterkant geschreven stond, daar gaat het hem om: Had een fantastische vakantie. De hele tijd regen. Hoefde niet één keer met de kinderen naar het strand. Heb bergen werk verzet.
Toohey veinst nog verbazing, maar een collega aan wie hij de tekst laat lezen, herkent het meteen: Vakanties zijn zo ontzettend saai.
Het lijkt misschien niet direct ideale lectuur voor straks, aan het zwembad van die familiecamping – de kleintjes moeten het ook leuk vinden, tenslotte – of tijdens die eindeloze uren in de speeltuin bij dat huisje in de Dordogne, het Loiredal of de Betuwe. De titel helpt niet echt: Verveling. (Waarom zou je willen lezen over wat je, eh, realtime meemaakt, tenslotte?) En op het eerste gezicht heeft die ondertitel, ‘Een boeiende geschiedenis’, ook iets tamelijk wanhopigs. ‘We weten hoe het klinkt, maar écht: het valt mee!’ Allemaal waar. En toch verdient deze bizarre, associatieve en adhd-achtig overvolle studie van een schijnbaar slaapverwekkend onderwerp een plekje in elke koffer. Als meeslepend babbelende metgezel en verrassend troostrijke overlevingsgids.
Samenraapsel
Toohey, in het dagelijks leven professor klassieke talen aan de Universiteit van Calgary, blijkt in het voorwoord al een man met een missie. Verveling wordt vaak afgedaan als iets triviaals waar alleen kinderen last van horen te hebben, terwijl, betoogt de Australiër, ‘het een van de meest voorkomende menselijke emoties’ is. Volgens een nogal schimmig onlineonderzoek uit 2009 (door het commerciële www.triviala.com) verveelt de gemiddelde Brit zich zes uur per week, en zelf overkomt het hem ook ‘vaak langdurig’ en ‘gewoontegetrouw’. Geen fenomeen dat je zomaar kunt negeren of bagatelliseren, dus.
Dat het, zoals vaak wordt beweerd, een ‘uitvinding’ uit de achttiende eeuw is, toen de mensheid door toenemende welvaart en vrije tijd überhaupt de gelegenheid had zich te vervelen, is volstrekte onzin.
En, daar komt de troost: verveling is núttig. Wat heet: een zegen!
Hier is kortom iemand aan het woord die een verschijnsel wil rehabiliteren en zelfs vieren. Dat wil zeggen: wat hij ‘alledaagse verveling’ noemt. Want in 200 pagina’s komt het chique neefje daarvan, ‘existentiële verveling’ (ook wel bekend als melancholie, Weltschmerz, ennui etc.) weliswaar ruimschoots aan bod, uiteindelijk vindt hij dat maar een vaag containerbegrip. Een samenraapsel van depressiviteit, lusteloosheid en lethargie waar meer romantisch over wordt gefilosofeerd dan dat het ervaren wordt. Het verschil tussen hooggestemde Verveling in Franse films en doordeweekse verveling tijdens de Franse les op school, zeg maar.
Eerlijk gezegd zijn de conclusies die Toohey trekt niet wereldschokkend. Dat we hier te maken hebben met een ‘adaptieve emotie in darwinistische zin’ die zorgt dat je je aan saaie omstandigheden onttrekt voor je knettergek wordt? Het zal. Dat-ie creativiteit en het ontstaan van nieuwe ideeën stimuleert? Ongetwijfeld.
Gaaphonger
Wat zijn boek vooral zo onweerstaanbaar maakt is de ontstuitbare geestdrift en nieuwsgierigheid waarmee de schrijver zich op zijn onderwerp stortte. Hij speurt zo’n beetje de complete kunstgeschiedenis af, op zoek naar verveeld ogende apostelen of, op een schilderij van René Magritte, leeuwen… Hij sleept er voorbeelden uit de literatuur bij, van Hedda Gabler en Madame Bovary tot de koning van de gaaphonger Oblomov. Hij gaat te rade bij sociologen en neurologen, die hem onder meer leren dat dingen saai vinden verband houdt met slecht functionerende dopaminereceptoren.
En ondertussen stapelen de (historische) anekdotes zich op. Verrukt is-ie als hij een staaltje ‘Latijnse graffiti’ in Pompeji kan citeren: ‘“Muur! Het verbaast me dat je nog niet ingestort bent, jij die alle saaiheid van je scribenten moet ondersteunen.”’ (Zo lang gaat zijn object-vanpassie dus al mee!)
Of neem het verhaal van nazi-kopstuk Albert Speer, die de geestdodende eentonigheid van zijn gevangenisleven na de oorlog met een fantasievol soort Gründlichkeit poogde te bestrijden. Met behulp van landkaarten, reisgidsen en atlassen zette hij routes uit van, pakweg, Berlijn naar Peking. Vervolgens berekende hij de exacte afstanden, en liep die vervolgens op de binnenplaats van de bajes. De dagelijkse rondjes luchten werden etappes van een denkbeeldige voetreis!
Haarlemmerolie
Erg wetenschappelijk verantwoord is Tooheys benadering niet. Hij rommelt met statistieken, haalt soms behoorlijk twijfelachtige bronnen aan en ziet voorbeelden van verveling waar die er domweg niet zijn - zoals op dat schilderij dat niet voor niets de titel Heimwee draagt, om maar wat te noemen.
Maar een aanstekelijke weetjesgrabbelton levert zijn verslag wel op.
En, voor wie een praktische toepassing zoekt geeft hij onderweg nog wat do’s en don’ts voor de vervelingontvluchter. Veelgebruikte methodes als seks, roesmiddelen en – sorry – reizen werken volgens hem niet. Wel heilzaam: luisteren naar muziek (vooral Mozart bleek haarlemmerolie voor verveelde olifanten in de dierentuin van Belfast) en, wonderlijk genoeg, aerobics.
Geen zin om die zweetbandjes uit de jaren tachtig tevoorschijn te halen? Dan is over je (camping)kwaal lezen een prima alternatief.
Peter Toohey: Verveling. Een boeiende geschiedenis (oorspr. Boredom: A Lively History, vertaling Peter Diderich, uitgeverij Atlas Contact)
Het gevreesde (vakantie)fenomeen verveling is niet zinledig, maar juist nuttig. Dat betoogt professor Peter Toohey in een bizarre, associatieve en adhd-achtig overvolle studie van een schijnbaar slaapverwekkend onderwerp.