‘Ik kan maar het beste schrijven, dat is goed voor mijn humeur. Het allerfijnst is als er een versie af is, en dan met de prints in de trein of op een terras gaan zitten krassen en bijschaven. Als ik verdrink in alle informatie, weet ik inmiddels: even de tijd nemen om opnieuw door alle aantekeningen en ordners heen te gaan, om het overzicht te hervinden. Het is een soort rijstebrijberg: gewoon dooreten en niet in paniek raken.’
Moed
‘Mijn stevige mening heb ik zeker niet altijd gehad. Ik ben heel lang heel braaf geweest. Ik ben ook braaf op mijn achttiende lid geworden van de communistische partij, zoals ik meende dat van huis uit van mij werd verwacht. In de cpn was ik bang om het niet goed te doen. Van dat geloof af raken heeft me inspanning gekost, maar ook bevrijding opgeleverd.
Het is niet zo dat ik van alles vond en het niet zei. Je moet ook dingen durven te denken. Als CPN-meisje probeerde ik vooral te bedenken wat de juiste mening was volgens de marxistische theorie. Daarom ben ik volgens mij ook zo kribbig over religie. Dan denk ik: denk zelf, er is geen waar geloof waar je mening vandaan moet komen. Zo zag ik dat toen wel. Alsof er ergens een dik boek lag waarin stond hoe de wereld echt in elkaar zat. En dat het heel erg was als je iets bedacht of zei wat niet klopte.
Ik voel me niet speciaal moedig in wat ik schrijf. Het loslaten van het communisme en mijn proefschrift, over de naoorlogse communistische cultuur, vereiste wel moed. Het was een grote stap. Bij mijn promotie wilde ik niet dat de communistische vrouwen die ik had geïnterviewd op de eerste rij zouden zitten. Ik dacht: als zij daar zitten, durf ik geen woord te zeggen. Terwijl ik toen het hele boek al geschreven had! Ik heb het zo geregeld dat de anderen vooraan zaten.’
Angst
‘Ik kreeg psychische problemen: angstaanvallen, op partijvergaderingen. En dat bestond niet. Het probleem van psychische klachten bestond in Nederland überhaupt nog nauwelijks, dat kun je je nu bijna niet meer voorstellen. In mijn opvoeding en in het marxisme was het idee: als je maar de juiste overtuiging hebt en politiek actief bent, ben je een gelukkig mens. Ik werd zo nogal hardhandig geconfronteerd met dat óf ik niet deugde, óf het geloof niet deugde. En eerst deugde ik natuurlijk niet, maar gelukkig ben ik daar vanaf gekomen. Dat waren stevige confrontaties: je zit met een wereldbeeld dat niet klopt met je ervaringen.
Ik zal niet gauw ’s avonds in mijn eentje door het bos rijden. En ik ben nog steeds verlegen: ik kan geen praatje op een verjaardag houden. Dan komt er geen woord uit.
Het heeft een tijd geduurd hoor, tot ik wat durfde. Ik ben met columns begonnen toen ik een jaar of veertig was. Vroeger was ik vooral een held achter de computer en kon ik op schrift veel steviger uithalen dan in het echte leven. Dan was ik weleens verbaasd over hoe mensen die mij niet kenden, tegen mij aankeken.
Wat ik schrijf, ook in opiniërende stukken, heeft meestal met mijn vak te maken, en daar voel ik me vrij stevig in. Ik controleer altijd wat ik doe, ik vind het erg als ik op fouten word betrapt. Mijn kracht ligt er naar mijn idee in dat ik alles heb uitgezocht, en als ik iets beweer is dat dus niet zomaar een opinie.’
Bewondering
'Pim Boellaard, waar ik een boek over heb geschreven, dát is nou een held. Held is een nogal onwetenschappelijke categorie, maar ik dacht: ik noem hem toch zo. Een beetje bewondering mag wel, ook al is het wetenschap. Toen ik voor het eerst met de term “held” kwam, deed men op het niod spottend; als moderne wetenschappers waren we toch vooral bezig helden te ontmaskeren. Maar die man is echt bewonderenswaardig. Hij was dapper en heeft veel medegevangenen in de concentratiekampen Dachau en Natzweiler er doorheen gesleept. Die bewondering hoef je niet weg te houden.
Ik denk in moeilijke situaties wel eens: wat zou Boellaard nu hebben gedaan? Zijn psychologisch denken was strategisch; wat is het effect van mijn handelen? Hij had ook onuitstaanbare eigenschappen. Hij was ijdel en voor zijn gezinsleden niet altijd een prettige man, een patriarch. Maar voor zijn kampgenoten was hij goed en sterk. En ik heb duidelijk beschreven waarom ik hem bewonder. De lezer kan het ook niet met me eens zijn. Het is moeilijk om van jezelf te zeggen of je je goed kunt inleven in anderen. Ik vind het wel mijn opdracht als biograaf. Bij Juliana is dat ook echt een opgave, want zij is niet iemand die ik bij uitstek bewonder. Maar ik wil als biograaf aan de kant van de gebiografeerde staan. Ik ben geen ontmaskeraar. Ik vind het belangrijk dat er een boek over haar komt. Ze is 32 jaar ons staatshoofd geweest, maar een serieus boek ontbreekt. Alleen maar geroddel en mierzoete clichés. In de wetenschap moet je altijd kritisch zijn op je eigen reacties, of je niet iets concludeert dat eigenlijk helemaal uit jezelf komt. Voor een deel is een biografie schrijven ook het overwinnen van je eigen vooroordelen. Boellaard wilde alsmaar aan het hof zijn en ging graag met prins Bernard om. Dat viel me een beetje van hem tegen. Dus dat dwingt je nog beter te onderzoeken hoe je held in elkaar zit.’
Leed
‘Ik vind het aanstellerig om te doen of het onderwerp oorlog een last is. De concentratiekampen waren natuurlijk gruwelijk, maar het gaat wel ergens over. Er zijn ook sociologen die zich bezighouden met hoe veel tijd mensen in de file staan. Het zou me meer moeite kosten om daar mijn energie aan te besteden. Ik kan er goed mee omgaan, denk ik, omdat ik er iets mee doe. Ik probeer conclusies te trekken, erachter te komen waarom sommige mensen het redden. Toen ik voor het eerst hoorde van de verkrachtingen in Ravensbrück, daar was ik echt beroerd van: hartkloppingen, misselijk. Maar je kunt altijd even ophouden. Ik zit daar niet, hè.
Ik ben een keer op reis gegaan, omdat ik vond dat ik het ook gezien moest hebben. Toen heb ik Auschwitz laten schieten, dat wel. Ik was in Dachau, Buchenwald, Natzweiler en Ravensbrück geweest, en toen vond ik het wel mooi geweest.
Ik vind het ook ongepast om je het leed van anderen toe te eigenen. Ik ben me er zeer van bewust wat een bofferds wij zijn dat we geen oorlog hebben meegemaakt. Dat voel ik sterker dan dat ik eronder gebukt ga. Ik heb mensen geïnterviewd over hoe ze het hebben volgehouden. En dan besef je: wat kunnen sommige mensen veel aan, wat zijn ze sterk. Ik zou het in zo’n kamp nog geen halve dag volhouden. Ik zou er helemaal in ten onder gaan: oh wat zielig ben ik. Een overlevende vertelde me dat ze zelfs in de ergste situaties het belachelijke en bizarre bleef zien. Dat vond ik leerzaam. Kampoverlevende, schrijver en politicus Jorge Semprún zei dat hij veel te danken had aan zijn nieuwsgierigheid. Door te blijven observeren neem je een beetje afstand van je eigen ellende. Ik vind het mooi om daar achter te komen, daar heb je in het alledaagse leven ook nog iets aan.’
Zomergasten >> zondag, nederland 2, 20.20-23.25 uur
Socioloog Jolande Withuis baseert haar meningen altijd op gedegen wetenschappelijk onderzoek. ‘Als ik iets beweer is dat niet zomaar een opinie.’ A.s. zondag is Withuis te gast in Zomergasten.